ECLI:NL:RBDHA:2013:11433

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2013
Publicatiedatum
4 september 2013
Zaaknummer
09-997166-11
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingfraude en gewoontewitwassen door [X] Juristen B.V. en verdachte

Op 4 september 2013 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die als bestuurder van [X] Juristen B.V. wordt beschuldigd van belastingfraude en gewoontewitwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen opzettelijk onjuiste en onvolledige aangiften vennootschapsbelasting heeft gedaan over de jaren 2004 tot en met 2008. De aangiften waren gebaseerd op een te laag opgegeven belastbare winst, wat resulteerde in een belastingnadeel van € 633.810,00. De rechtbank concludeert dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan deze verboden gedragingen, aangezien hij verantwoordelijk was voor de juistheid van de aangiften en de administratie van [X].

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat er geen kasadministratie werd gevoerd door [X], terwijl er aanzienlijke contante geldstromen waren. Dit leidde tot een tweede beschuldiging van het niet voeren en bewaren van een kasadministratie, wat eveneens resulteerde in een belastingnadeel. De verdachte was zich bewust van deze tekortkomingen en heeft geen maatregelen genomen om dit te verhelpen.

Ten slotte heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen door contante bedragen, die niet konden worden verklaard uit zijn rekening-courant verhouding met [X], op zijn persoonlijke bankrekening te storten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en heeft de verbeurdverklaring van in beslag genomen goederen bevolen. De uitspraak benadrukt de ernst van belastingfraude en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/997166-11
Datum uitspraak: 4 september 2013
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1952 te [geboorteplaats],
[adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 21 augustus 2013.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.C. Vermaseren en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. E. Oversier, advocaat te Hoofddorp, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
[X] Juristen B.V. op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
1 mei 2006 tot en met 19 januari 2010 (telkens) te 's-Gravenhage en/of (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
(een) (digitale) aangifte(n) Vennootschapsbelasting ten name van [X] Juristen B.V. over het/de jaar/jaren 2004 en/of 2005 en/of 2006 en/of 2007 en/of 2008 (D-115),
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, en/of heeft doen doen,
immers hebben/heeft die [X] Juristen B.V. en/of haar mededader(s)
(telkens) opzettelijk op de/het bij/naar de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te 's-Gravenhage en/of Apeldoorn en/of (elders) in Nederland ingeleverde/toegezonden aangiftebiljet(ten)/aangifte(n) vennootschapsbelasting ten name van [X] Juristen B.V. over genoemd(e) ja(a)r(en) (telkens)
een te laag bedrag aan belastbare winst en/of een te laag belastbaar bedrag, althans een te laag bedrag aan belasting,
opgegeven, althans doen opgeven,
terwijl die/dat feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven,
dan wel
aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
[X] Juristen B.V. op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 9 november 2011 (telkens) te 's-Gravenhage en/of Leiden en/of (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) als degene die ingevolge de belastingwet verplicht was tot
(a)
het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen,
(telkens) opzettelijk een zodanige administratie niet heeft gevoerd en/of heeft doen voeren
en/of
(b)
het bewaren van boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers,
(telkens) opzettelijk deze niet (volledig) heeft bewaard en/of heeft doen bewaren,
immers hebben/heeft die [X] Juristen B.V. en/of haar mededader(s) toen en daar (telkens) opzettelijk
(a)
geen, althans een onjuiste en/of onvolledige, kasadministratie gevoerd en/of doen voeren, en/of niet alle contante verkopen en/of ontvangsten opgenomen en/of verwerkt e/of doen opnemen en/of verwerken in de (kas- en/of financiële) administratie
en/of
(b)
de kasadministratie niet (volledig) bewaard en/of doen bewaren,
terwijl die/dat feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven,
dan wel
aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
3.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 30 januari 2004 tot en met 4 mei 2007 (telkens) te 's-Gravenhage en/of (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van Euro 34.130,- of daaromtrent, althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet,
en/of
van een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van Euro 34.130,- of daaromtrent, althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt,
immers hebben/heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen en daar (telkens)
die/dat geldbedrag(en), die/dat (telkens) door [X] Juristen B.V. ontvangen waren/was in het kader van (een) contante verko(o)p(en), althans die/dat geldbedrag(en)/voorwerp(en), onder zich genomen en/of gehouden en/of uitgegeven voor privé-doeleinden en/of gestort op een of meerdere privé bankrekening(en),
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en)/geldbedrag(en) (telkens) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig waren/was uit enig(e) misdrijf/misdrijven,
en/of
van het plegen van witwassen een gewoonte hebben/heeft gemaakt.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
[X] Juristen B.V. (hierna ook: [X]) houdt zich met name bezig met de verkoop van bedrijfsstructuren en de instandhouding hiervan. Deze structuren bestonden veelal uit een Nederlandse Commanditaire Vennootschap (CV) met een stichting als commanditaire vennoot en een Engelse Limited als een beherend vennoot met boven deze Limited een trustvennootschap. Deze Limiteds worden in Engeland opgericht door [Y] (hierna: [Y]). [2]
Verdachte is statutair bestuurder en economisch eigenaar van [X], gevestigd te Den Haag. [3] Medeverdachte [medeverdachte] is eigenaar en bestuurder van [Y] Deze Limited is door [medeverdachte] opgericht en is gevestigd in Engeland.
In de periode van 1 mei 2006 tot en met 19 januari 2010 is door [benadeelde], de belastingadviseur van [X], digitaal aangifte Vennootschapsbelasting gedaan ten name van [X] over de jaren 2004 tot en met 2008. [4] De aangiften Vennootschapsbelasting (hierna ook: de aangiften) zijn door [benadeelde] gedaan op basis van bankafschriften die hem ter beschikking werden gesteld. [5]
De verkoop van bedrijfsstructuren door [X] vindt zowel tegen contante betaling als giraal plaats. Alle verkopen zijn af te leiden uit het verkoopadministratiesysteem Document Center Online (hierna: DCO). Uit een vergelijking van deze informatie met de aangiften volgt dat de contante verkopen bij de aangiften niet als omzet zijn opgegeven. [6]
[medeverdachte] was steeds degene die de contanten - die vanaf februari 2005 in het pand van [X] in een kluis werden bewaard - ophaalde en mee nam. [7]
In de periode van 30 januari 2004 tot en met 4 mei 2007 is op de bankrekening van verdachte in totaal een geldbedrag van € 34.330,00 contant gestort. [8]
Over het bovengenoemde, waarvan onderdelen in de tenlastelegging zijn terug te vinden, bestaat geen discussie. De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging in zoverre wettig en overtuigend kan worden bewezen en grondt dat oordeel op de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen waarnaar in de voetnoten wordt verwezen.
De rechtbank dient ten aanzien van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde de vraag te beantwoorden of de over de jaren 2004 tot en met 2008 ten name van [X] ingediende aangiften onjuist en/of onvolledig zijn. Indien dit het geval is, dient de rechtbank te beslissen of [X] strafbaar is en of verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de strafbare gedraging. Verder ziet de rechtbank zich ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde voor de vraag gesteld of verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het niet voeren en bewaren van een kasadministratie. Ten slotte dient de rechtbank ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde te beslissen of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft de officier van justitie er op gewezen dat over de jaren 2004 tot en met 2008 een omzet van circa € 1,8 miljoen aan contante verkopen niet is verantwoord in de financiële administratie - er werd geen kasadministratie gevoerd - en evenmin in de aangiften. Deze strafbare gedragingen van verdachte kunnen volgens de officier van justitie aan [X] worden toegerekend. Door [X] is opzettelijk onjuist belastingaangifte gedaan, nu door verdachte, met het kennelijke doel om belastingheffing te omzeilen, een rookgordijn is gecreëerd met betrekking tot de juridische en financiële verhouding tussen [X] en [Y]. Ook is opzettelijk geen administratie gevoerd en bewaard. Aan de wijze van boekhouden kleefden namelijk ernstige gebreken, hetgeen bekend was bij [benadeelde] en de verantwoordelijken binnen [X]. Volgens de officier van justitie is verdachte, gelet op zijn leidinggevende rol binnen [X], voor de strafbare feiten aansprakelijk als feitelijk leidinggever.
In reactie op het door de raadsman gevoerde verweer dat slechts een bewezenverklaring kan volgen voor de aangiften over de jaren 2005 en 2006 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat zij onverkort vasthoudt aan de door de Belastingdienst opgemaakte nadeelsberekening. Hetgeen in het fiscale traject plaatsvindt, is volgens de officier van justitie niet leidinggevend voor wat in het strafrechtelijke traject kan worden vastgesteld.
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie erop gewezen dat op de rekening van verdachte een bedrag van € 34.330,00 contant is gestort, hetgeen niet uit de rekening-courant verhouding met [X] kan worden verklaard en evenmin als salaris kan worden aangemerkt. De contante stortingen zijn uit illegale bron afkomstig. Volgens de officier van justitie is, mede gelet op de lange duur, sprake van gewoontewitwassen door omzetten. De officier van justitie heeft verzocht het in de tenlastelegging genoemde bedrag van € 34.130,00 als een kennelijke schrijffout aan te merken.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat de contante betalingen, die niet zijn verantwoord in de aangiften, geen omzet was van [X] zodat deze niet in de aangiften behoefde te worden opgenomen. De aangiften zijn daarom niet onjuist of onvolledig. Dat [benadeelde], naar achteraf blijkt, de contante omzet niet in de aangiften heeft opgenomen, kan verdachte niet worden aangerekend.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat een bewezenverklaring van de onjuiste aangiften uitsluitend mogelijk is voor de jaren 2005 en 2006 nu naar het jaar 2004 geen onderzoek is gedaan en voor de jaren 2007 en 2008 niet ondubbelzinnig vast staat dat deze aangiften onjuist zijn.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat de administratie gedeeltelijk door [benadeelde] werd gevoerd, en verdachte daar niet veel bemoeienis mee had. [benadeelde] heeft uitdraaien ontvangen van het boekhoudkundig systeem waar hij de contante omzet uit had kunnen aflezen.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 3 aangevoerd dat verdachte in dienst was van [X] en derhalve salaris ontving. Verdachte heeft contante geldbedragen van [X] opgenomen en op zijn eigen rekening gestort. De strafbaarstelling van witwassen wordt volgens de raadsman te ver opgerekt indien een dergelijke situatie daaronder wordt geplaatst.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
3.4.1
Feit 1
Ter beantwoording van de vraag of de aangiften over de jaren 2004 tot en met 2008 onjuist en/of onvolledig zijn, dient de rechtbank eveneens de vraag te beantwoorden wat de juridische een financiële verhouding was tussen [X] en [Y]. Vervolgens dient de rechtbank te beslissen of [X] strafbaar is en of verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen.
3.4.1.1 Zijn de aangiften Vennootschapsbelasting onjuist en/of onvolledig?
De verklaringen in het dossier betreffende de verhouding tussen [X] en [Y]
Volgens [medeverdachte] werden de Limiteds in Engeland opgericht door [Y] en vonden de verkopen van de bedrijfsstructuren voor rekening en risico van [Y] plaats. [X] zou daarbij als tussenpersoon hebben gefungeerd. Bij dit standpunt heeft verdachte zich ter terechtzitting bij aangesloten. De prijzen van de bedrijfsstructuren werden volgens verdachte en [medeverdachte] door [Y] bepaald. Op grond van een tussen [X] en [Y] opgemaakte vertegenwoordigingsovereenkomst zou [X] voor de verkopen een provisie ontvangen van [Y] van zeventig procent van de omzet. Voor wat betreft de omzet uit ontvangsten voor de administratieve instandhouding van de structuren, contributies en overige verplichtingen met betrekking tot Companies House (de Engelse Kamer van Koophandel) zou [X] dertig procent van de omzet krijgen van [Y]. In de aantekeningen in de boekhouding is over de jaren 2005 tot en met 2008 een schuld van [X] aan [Y] opgenomen.
Getuige [getuige 1], de bedrijfsleider van [X], heeft verklaard dat de wijze van betalen beslissend was voor de vraag of de klant aan [X] of aan [Y] betaalde. Indien de klant zijn aankoop per bank afrekende, werd er betaald aan [X]. Als contant werd afgerekend kwam dit geld toe aan [Y].
De verklaringen en bevindingen in het dossier betreffende de aangiften
Getuige [getuige 2], die voor de Belastingdienst het boekenonderzoek heeft uitgevoerd, heeft verklaard dat zij heeft bevonden dat er bij [X] over de jaren 2004 tot en met 2008 sprake is van niet aangegeven omzet die ziet op contant ontvangen bedragen. [9]
In de ingediende aangiften Vennootschapsbelasting over de jaren 2004 tot en met 2008 werd de contante omzet, die in het DCO was terug te vinden, niet meegenomen, zo verklaarde [benadeelde]. [10]
Volgens de berekening van de FIOD gaat het over de jaren 2004 tot en met 2008 om een totaalbedrag van € 1.810.579,00 aan omzet dat niet in de aangiften is verantwoord. [11] De kosten die in verband met afdrachten aan [Y] in de aangiften over de jaren 2005 tot en met 2008 zijn opgenomen, en die van invloed zijn op de winst en derhalve op de af te dragen vennootschapsbelasting, bedragen € 433.207,00. [12] Het door de Belastingdienst berekende nadeel over de jaren 2004 tot en met 2008 bedraagt € 633.810,00. [13]
De conclusie van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting allereerst vast dat [Y] in Engeland, behalve het oprichten van Limiteds en het versturen van post, geen feitelijke werkzaamheden verrichtte en geen administratie voerde. Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte] in 2003 tegenover de Engelse Belastingdienst schriftelijk heeft aangegeven dat er binnen [Y] geen handel en geen financiële transacties plaatsvonden en in de toekomst ook niet zullen plaatsvinden. [Y] staat in Engeland derhalve als slapend (‘dormant’) geregistreerd. De rechtbank overweegt dat dit zich niet laat rijmen met de verklaringen van [medeverdachte] dat [Y] via [X] bedrijfsstructuren oprichtte en hij salaris had uit [Y] en de verklaring van verdachte dat er een overeenkomst was tussen [Y] en [X] betreffende de te betalen provisie.
De rechtbank stelt vast dat verdachte en zijn medeverdachte weliswaar stellen dat is afgesproken dat [X] bepaalde provisies zou ontvangen van [Y] maar dat tussen [X] en [Y] nooit daadwerkelijk is afgerekend op basis van de vertegenwoordigingsovereenkomst. [medeverdachte] heeft immers steeds alle contante omzet onder zich genomen en bovendien werden per bank onder vermelding van afdrachten aan [Y] ook bedragen aan hem overgemaakt. Gesteld noch gebleken is dat [medeverdachte] vervolgens weer provisiegelden aan [X] heeft betaald.
Voorts stelt de rechtbank vast dat van de betalingen aan [Y] geen facturen of onderliggende stukken in de administratie van [X] zijn opgenomen (AH-020). Van de contante omzet, die [medeverdachte] steeds mee nam, zijn evenmin onderliggende stukken aangetroffen. Gebleken is dat door [X] bedragen op rekeningen van [Y], [medeverdachte] of derden werden overgemaakt, die door [benadeelde] werden geboekt als afdrachten aan [Y] (AH-020).
Betreffende de schuld van [X] aan [Y] op de balans van [X] stelt de rechtbank vast dat er geen stukken in de boekhouding zijn aangetroffen waaruit blijkt op welke wijze deze schuld is bepaald. Evenmin zijn facturen, specificaties, afrekeningen of andere bescheiden aangetroffen met betrekking tot de op de balans vermelde schuld aan [Y] (AH-017).
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er geen legitieme reden om de omzet aan de hand van de wijze van betalen - contant of giraal - toe te rekenen aan [X] dan wel [Y]. Het is immers van tweeën een: de verkoopopbrengst van de structuren die zijn verkocht moet of volledig als omzet worden beschouwd van [X] of - zoals door verdachte en zijn medeverdachte gesteld - van [Y]. De rechtbank oordeelt echter dat deze omzet volledig moet worden toegerekend aan [X]. Dit volgt uit het feit dat het naar de uiterlijke verschijningsvorm verkopen door [X] betrof, alle girale betalingen ook op een bankrekening van [X] binnenkwamen en [X] deze girale betalingen ook daadwerkelijk als omzet heeft opgegeven. Daarbij is [Y] volgens verdachte zelf slapend, betaalt [Y] ook geen omzetbelasting en is niet gebleken dat [Y] provisie betaalt aan [X].
Dit betekent dat de contante geldstroom, die niet in de aangiften is verwerkt, voor rekening en risico van [X] komt en dat de schuldpositie tussen [X] en [Y] fictief is. Zowel de niet verantwoorde contante omzet als de opgave van fictieve kosten heeft naar het oordeel van de rechtbank geleid tot onjuiste en onvolledige aangiften over de jaren 2004 tot en met 2008.
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de aangiften over de jaren 2004 tot en met 2008 onjuist en onvolledig zijn gedaan doordat een te laag bedrag aan belastbare winst en een te laag belastbaar bedrag in deze aangiften zijn opgenomen. Dat in het controlerapport, dat in het kader van het fiscale traject is opgemaakt en geen deel uitmaakt van het strafdossier, de aangifte over het jaar 2004 niet is meegenomen en er aan [X] voor de jaren 2007 en 2008 geen navorderingsaanslagen zijn opgelegd, doet hier niet aan af, nu door de FIOD ook over deze jaren het fiscale nadeel is berekend en voldoende is onderbouwd.
3.4.1.2 Is [X] Juristen B.V. strafbaar?
Ter beantwoording van deze vraag dient de rechtbank allereerst te beslissen of de rechtspersoon ([X]) geadresseerde is van de in artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelasting (AWR) neergelegde norm. Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de verboden gedragingen - de onjuiste en onvolledige aangiften - aan [X] kunnen worden toegerekend. Ten slotte zal de rechtbank de vraag beantwoorden of sprake is van opzettelijk handelen aan de zijde van [X].
Is [X] geadresseerde van de in artikel 47 AWR neergelegde norm?
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. [X] is een rechtspersoon. Op grond van artikel 1 jo. artikel 2 van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 is een rechtspersoon belastingplichtig voor de Vennootschapsbelasting. Op grond van artikel 6 en volgende en 42 AWR dient de bestuurder van de rechtspersoon, dan wel een persoon die daartoe is aangewezen, de aangifte Vennootschapsbelasting op juiste en volledige wijze te doen. De rechtbank stelt derhalve vast dat [X] geadresseerde is van de in artikel 47 AWR neergelegde norm.
Kan de strafbare gedraging aan [X] worden toegerekend?
De rechtbank overweegt dat het, naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, voor de beantwoording deze vraag van belang is vast te stellen of de gedraging is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Daarvan kan sprake zijn als zich één of meer van de volgende omstandigheden voordoen:
  • het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
  • de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
  • de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het uitgeoefende bedrijf;
  • de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard.
Tegen deze achtergrond overweegt de rechtbank dat de gedraging in kwestie - kort gezegd het doen van aangiften Vennootschapsbelasting - financieel en administratief van aard is en past in de normale bedrijfsvoering van een rechtspersoon. De aangiften zijn in opdracht van en met instemming van verdachte, in zijn hoedanigheid van bestuurder van [X] ingediend. Uit het door de Belastingdienst berekende nadeel over de jaren 2004 tot en met 2008 blijkt dat dit nadeel een bedrag van € 633.810,00 bedraagt. De rechtbank concludeert dat de onjuiste en onvolledige aangiften dienstig zijn geweest aan het bedrijf. Dit leidt tot het oordeel dat de onder 1 laste gelegde gedraging is verricht in de sfeer van de rechtspersoon en in redelijkheid aan [X] is toe te rekenen. [X] kan dan ook worden aangemerkt als dader van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Is sprake van opzettelijk handelen?
Ter beantwoording van deze vraag overweegt de rechtbank dat het verschil tussen de aangiften en de uiteindelijke omzetcijfers over de ten laste gelegde periode meer dan €1.800.000,00 bedroeg. Op een aangegeven omzetbedrag van circa € 1.077.000,00 is dit een dermate groot verschil dat de rechtbank van oordeel is dat de feitelijk bestuurder hiervan volledig op de hoogte is geweest, dan wel moet zijn geweest. Verdachte had steeds inzage in de verkoopcijfers zoals die door DCO werden bijgehouden. Daarnaast blijkt verdachte op de hoogte te zijn geweest van de opnames van cash gelden uit de kluis.
Voorts overweegt de rechtbank dat verdachte op advies van [medeverdachte] [X] heeft opgericht. [14] De naam van de vennootschap is door [medeverdachte] bedacht. [medeverdachte] heeft eveneens [Y] in Engeland opgericht, terwijl [Y] daar als ‘dormant’ staat geregistreerd. [15] [Y] verrichtte feitelijk geen werkzaamheden en voerde geen boekhouding. De vertegenwoordigingsovereenkomst tussen [Y] en [X] is blijkens de aantekeningen van [benadeelde] eenzijdig en achteraf door [medeverdachte] opgesteld [16] en er zijn geen onderliggende stukken aangetroffen betreffende de afrekeningen tussen [Y] en [X] en de schuld van [X] aan [Y]. [17] Voorts staat in de aangetroffen en in beslag genomen aantekeningen van [benadeelde] het volgende: ‘Vragen [naam] 2005. Schuld aan Engeland per 31-12-’05 opnemen want er is veel winst in 2005’. [18] [medeverdachte] heeft verklaard dat hij met [benadeelde] overleg heeft gehad over de schuldpositie tussen [Y] en [X] en het eens was met de schuldpositie die is bepaald. [19] Verdachte verklaarde contactpersoon te zijn voor [benadeelde] [20] en met hem overleg te hebben ten aanzien van de aangiften. [21] Verdachte wist dat er contante omzet was die door [medeverdachte] werd opgehaald. Tevens verklaarde verdachte dat hij de administratie bij [benadeelde] bracht, [22] hetgeen wordt bevestigd door [getuige 1]. [23]
De rechtbank is op grond van voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat het niet opnemen van de contante omzet in de aangiften en de in de aangiften opgenomen kosten in verband met afdrachten aan [Y] ertoe diende geld aan [X] te onttrekken en belastingheffing bij [X] te minimaliseren. Derhalve is naar het oordeel van de rechtbank opzettelijk onjuist en onvolledig aangifte gedaan. Nu verdachte, binnen [X] een leidinggevend persoon was - waar de rechtbank onder 3.4.1.3 nader op in zal gaan - kan dit opzet, voorwaardelijk opzet daaronder begrepen, naar het oordeel van de rechtbank aan de rechtspersoon [X] worden toegerekend.
Gezien dit alles beantwoordt de rechtbank de vraag of de in de tenlastelegging genoemde rechtspersoon opzettelijk onjuiste belastingaangiften heeft gedaan, bevestigend.
3.4.1.3 Is sprake van feitelijk leidinggeven door verdachte?
De rechtbank stelt voorop dat conform vaste jurisprudentie van feitelijk leiding geven sprake kan zijn als verdachte - hoewel hij daartoe bevoegd en redelijkerwijs gehouden was - maatregelen achterwege heeft gelaten ter voorkoming van de verboden gedraging, en hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de verboden gedraging zich zal voordoen, zodat hij die gedraging opzettelijk heeft bevorderd (HR 16-12-1986, NJ 1987, 321/322; Slavenburg).
De bevindingen en verklaringen in het dossier
Verdachte heeft ontkend feitelijk leiding te hebben gegeven aan het indienen van de onjuiste en onvolledige aangiften Vennootschapsbelasting.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de feitelijke rol van verdachte binnen OJ als volgt. Uit het dossier blijkt dat verdachte al vele jaren de bestuurder is van [X]. Het was ook verdachte die met [benadeelde] de aangiften besprak. Voorts staat op de vertegenwoordigingsovereenkomst betreffende de te betalen provisie de handtekening van verdachte. [24] Verdachte verklaarde dat hij bankbetalingen accordeerde en bescheiden van de verkochte vennootschappen naar de klanten van [X] bracht, [25] hetgeen wordt bevestigd door [getuige 1] [26] en [getuige 3]. [27] Verdachte stelde zich dan voor als directeur van [X]. [28] Verdachte gaf tevens zijn goedkeuring betreffende het aannemen van personeel en nam beslissingen ten aanzien van de reparatie van de verwarming, het werken met intakelaptops en het gebruik van pinautomaten. [29] Verdachte beschikte voorts over een bankpas van [X]. [30] Naar zijn zeggen reed verdachte op een motor die op naam stond van [X] en werden de benzinekosten en andere kosten door [X] betaald. [31] Verdachte verklaarde dat hij de leiding had over [X] [32] en de directeur was die de touwtjes in handen had. [33]
[benadeelde] heeft verklaard dat hij, naast het contact dat hij met [medeverdachte] had, ook regelmatig contact had met verdachte. [34] De balans en winst- en verliesrekening werden opgemaakt door [benadeelde] en de behaalde resultaten werden met verdachte besproken. [35] [getuige 3], die van 31 oktober 2005 tot en met 29 maart 2006 bij [X] heeft gewerkt, verklaarde dat verdachte de werkbriefjes tekende. Niet [medeverdachte], maar verdachte tekende volgens [getuige 3] alles. [36] Volgens [getuige 1], die vanaf augustus 2008 werkzaam was voor [X], maakte verdachte zijn salaris over en was het verdachte die zijn voorstel tot salarisverhoging accepteerde. [37] Binnen [X] doet verdachte de zaken naar eigen goeddunken, aldus [getuige 1]. [38]
De conclusie van de rechtbank
De rechtbank is op basis van voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat de feitelijke positie van verdachte dusdanig was dat hij kan worden aangemerkt als feitelijk leidinggevende van [X].
De rechtbank overweegt dat in de verklaringen van onder meer [getuige 4], [getuige 3] en [getuige 2] naar voren komt dat [medeverdachte] feitelijk de touwtjes in handen had bij [X] en verdachte veeleer een stroman voor [medeverdachte] zou zijn. [benadeelde] verklaarde echter dat [medeverdachte] bepalend is binnen [X], maar dat verdachte geen stroman is. [39] Eerder is volgens [benadeelde] sprake van een tussenvorm. Voorts verklaarde [getuige 1] dat tussen verdachte en [medeverdachte] een kennisoverwicht bestaat ten voordele van [medeverdachte], maar dat tussen hen geen gezagsverhouding bestaat. [40] Verdachte verklaarde dat [medeverdachte] zijn persoonlijke adviseur was. [41]
Naar het oordeel van de rechtbank was verdachte geen stroman voor [medeverdachte]. Verdachte kan weliswaar als feitelijk ondergeschikte van [medeverdachte] worden aangemerkt, maar hij had net als [medeverdachte], gelet op zijn formele, zowel als feitelijke rol zoals die uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt, een leidinggevende positie binnen [X].
De rechtbank is voorts van oordeel dat de betrokkenheid van verdachte bij de naar de Belastingdienst toegezonden onjuiste en onvolledige aangiften is aan te merken als feitelijk leidinggeven aan deze verboden gedragingen. Verdachte was immers als bestuurder van [X] verantwoordelijk voor de juistheid van de aangiften en het doen van aangifte viel voorts binnen zijn machtssfeer. Verdachte wist van de contante geldstroom en besprak de aangiften met [benadeelde], terwijl [benadeelde] op zijn beurt ook met [medeverdachte] overleg had. [medeverdachte] heeft naar het oordeel van de rechtbank, met medeweten en hulp van verdachte, de constructie tussen [Y] en [X] uitgedacht en opgericht ten einde belastingheffing te minimaliseren.
De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van feitelijk leidinggeven onder omstandigheden voorwaardelijk opzet voldoende is. Uit de bewijsmiddelen volgt echter dat verdachte willens en wetens feitelijk leiding gaf aan de onjuiste en onvolledige aangiften, zoals die bij de Belastingdienst zijn ingediend.
In dit verband wijst de rechtbank er nogmaals op dat de door de FIOD - op basis van de cijfers uit het DCO - gereconstrueerde omzet over de ten laste gelegde periode ruim € 2.800.000,00 bedraagt. Opgegeven is slechts een omzet van circa € 1.077.000,00 waardoor het verschil tussen de aangiften en de niet aangegeven omzet over de ten laste gelegde periode rond de €1.800.000,00 bedraagt. Het verschil in de genoemde bedragen is dermate groot dat de rechtbank van oordeel is dat het niet anders kan dan dat de feitelijk bestuurder hiervan volledig op de hoogte is geweest. Daar komt bij dat verdachte, middels het DCO, te allen tijde inzage had in de omzetcijfers en op de hoogte was van de structurele opname van grote sommen cash geld door [medeverdachte] hetgeen zich niet verhoudt met de wijze van aangifte.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, gezien het vorenstaande, door zijn handelen niet alleen geen maatregelen genomen ter voorkoming van de verboden gedragingen van de rechtspersoon, maar deze gedragingen ook bevorderd.
De rechtbank acht het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.4.2
Feit 2
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het niet voeren en bewaren van een kasadministratie.
3.4.2.1 Is sprake van een strafbare gedraging?
Uit het dossier blijkt dat het digitale informatiesysteem - DCO - dat binnen [X] ten behoeve van de verkoopadministratie werd gebruikt, bedoeld was om de voor de verkoop noodzakelijke documenten te vervaardigen en de cliëntgegevens te registreren. [benadeelde], wiens kantoor gevestigd is te Leiden, [42] heeft verklaard dat hij vanaf 2004 tot januari 2011 [43] de administratie handmatig en via de methode van enkel boekhouden voerde op basis van de door [X] periodiek aangeleverde bankafschriften en achterliggende bescheiden. [44] De gegevens uit het DCO betrok [benadeelde] niet in de financiële administratie. [45]
[getuige 1], die op 14 november 2011 werd gehoord, heeft verklaard dat binnen [X] geen kasadministratie werd en wordt gevoerd. [46] [getuige 2] verklaarde dat de administratie van [X] rommelig was en beperkt qua inrichting. [47] [getuige 2] verklaarde voorts dat voor de bedrijfsvoering en controle relevante vastleggingen niet zijn gemaakt en de administratie niet op zodanig wijze is gevoerd dat het mogelijk is om inzicht te verkrijgen in de aan de verantwoorde omzet ten grondslag liggende detailgegevens. [48] Voorts is de administratie volgens [getuige 2] niet op zodanige wijze gevoerd dat het mogelijk is om binnen redelijke termijn inzicht te verkrijgen in de detailgegevens die ten grondslag liggen aan de in de aangiften verantwoorde kosten. [49]
Uit het dossier blijkt voorts dat door [X] geen kopieën van uitgeschreven en uitgereikte facturen zijn bewaard. Evenmin zijn kopieën bewaard van brieven waarin afnemers werden uitgenodigd hun jaarbijdragen te voldoen. [50] Ook ontbreken specificaties, facturen of berekeningen ten aanzien van de afdrachten van [X] aan [Y]. [51]
Het door de Belastingdienst berekende nadeel over de jaren 2004 tot en met 2008, wegens het niet voeren van een kasadministratie zodat de contante geldstroom niet werd meegenomen in de aangiften Vennootschapsbelasting, bedraagt € 633.810,00. [52]
De rechtbank is op basis van voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat geen kasadministratie werd gevoerd en deze kasadministratie niet (volledig) werd bewaard, terwijl er wel sprake was van een forse jaarlijkse contante geldstroom. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet het DCO-systeem, dat ten behoeve van de verkoopadministratie werd gebruikt, niet aan de verplichtingen zoals bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
3.4.2.2 Is [X] Juristen B.V. strafbaar?
Ter beantwoording van deze vraag overweegt de rechtbank dat de rechtspersoon op grond van artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen verplicht is een administratie te voeren overeenkomstig de daaraan bij de Belastingwet gestelde eisen, zodat [X] als geadresseerde van deze rechtsnorm is aan te merken.
De rechtbank verwijst voorts voor het toetsingskader inzake de toerekening aan een rechtspersoon naar hetgeen onder 3.4.1.2 is genoemd en overweegt tegen die achtergrond als volgt. De gedraging in kwestie - kort gezegd het voeren en bewaren van een kasadministratie - past in de normale bedrijfsvoering van een rechtspersoon. Verdachte handelde bovendien uit hoofde van of namens [X], waar de rechtbank onder 3.4.2.3 nader op in zal gaan. Uit het door de Belastingdienst berekende nadeel over de jaren 2004 tot en met 2008 blijkt dat een bedrag van ruim € 1.800.000,00 niet als omzet is opgegeven en dat het nadeel hiervan € 633.810,00 bedraagt. De rechtbank concludeert dat het niet voeren en bewaren van een kasadministratie dienstig is geweest aan het bedrijf. Dit leidt tot het oordeel dat de onder 2 laste gelegde gedraging is verricht in de sfeer van de rechtspersoon en in redelijkheid aan [X] is toe te rekenen. [X] kan dan ook worden aangemerkt als dader van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Ter beantwoording van de vraag of sprake is van opzettelijk handelen overweegt de rechtbank dat [benadeelde] heeft verklaard dat hij verdachte heeft gevraagd of er een kasadministratie was, maar dat verdachte antwoordde dat dit niet het geval was. [53] Voorts staat in de schriftelijke aantekeningen van [benadeelde] het volgende: ‘Voor 2005 en 2006 hebben ze wel alle omzetten per bank in de computer. Per kas echter niet. Voorzichtig mee zijn’. [54] En: ‘Van alle contante verkopen waarvan de gelden direct in de kluis gaan, wordt aantekening gehouden. Iemand van [Y] Engeland heeft de sleutel van de kluis, verder niemand. Die leegt regelmatig de kluis en het geld gaat naar Engeland.’ [55] Verdachte wist dat [medeverdachte] de kluis leegde.
De rechtbank is, op basis van voornoemde bewijsmiddelen, van oordeel dat opzettelijk geen kasadministratie werd gevoerd en bewaard, terwijl dit feit er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven. Nu verdachte binnen [X] een leidinggevend persoon was - waar de rechtbank onder 3.4.2.3 nader op in zal gaan - kan dit opzet naar het oordeel van de rechtbank aan de rechtspersoon [X] worden toegerekend.
3.4.2.3 Is sprake van feitelijk leidinggeven door verdachte?
De rechtbank verwijst voor het toetsingskader inzake feitelijk leidinggeven naar hetgeen onder 3.4.1.3 is genoemd en naar hetgeen zij met betrekking tot de feitelijke positie van verdachte reeds heeft vastgesteld. De rechtbank overweegt verder als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat de betrokkenheid van verdachte bij het niet voeren en bewaren van een kasadministratie is aan te merken als feitelijk leidinggeven aan deze verboden gedragingen. Verdachte was er als bestuurder van [X] verantwoordelijk voor dat de administratie overeenkomstig de verplichtingen van de Belastingwet zou worden gevoerd en bewaard en dit viel voorts binnen de machtssfeer van verdachte. Verdachte moet - als bestuurder en ondernemer - hebben geweten welke verplichtingen ingevolge de Belastingwet aan de administratie worden gesteld en voorts dat contante geldstromen in de administratie opgenomen dienden te worden. Verdachte wist dat [medeverdachte] de contante geldstromen, die op geen enkele wijze in de financiële administratie zijn terug te vinden, bij [X] ophaalde.
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte willens en wetens feitelijk leiding gaf aan het niet voeren en bewaren van een kasadministratie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, gezien het vorenstaande, door zijn handelen niet alleen geen maatregelen genomen ter voorkoming van de verboden gedragingen van de rechtspersoon, maar deze gedragingen ook bevorderd.
De rechtbank acht het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.4.3
Feit 3
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen.
De bevindingen en verklaringen in het dossier
Uit de aangiften Vennootschapsbelasting blijkt dat verdachte een rekening-courant verhouding had met [X]. Een beloning arbeid werd jaarlijks in rekening-courant verrekend, zodat verdachte deze arbeidsbeloning niet per bank of per kas ontving. De rekening-courant verhouding tussen 2004 en 2008 bedroeg respectievelijk €18.685,00; € 8.503,00; € 3.683,00; € 7.655,00 en € 12.694,00. [56]
Tevens blijkt dat er in de periode van januari 2004 tot en met mei 2007 maandelijks contante stortingen plaatsvonden op de bankrekening van verdachte, tot een totaalbedrag van € 34.330,00. Deze stortingen vonden plaats in Den Haag. [57] Met ingang van mei 2007 is maandelijks een bedrag van € 1.000,00 door [X] overgemaakt op de rekening van verdachte. Uit onderzoek van de FIOD blijkt dat van de bankrekeningen van verdachte en in rekening-courant geen bedragen zijn opgenomen waaruit deze stortingen en betalingen ten gunste van [X] en zijn eigen bankrekeningen gedaan kunnen zijn. [58] Onder verdachte is voorts tijdens een doorzoeking in zijn woning op 21 november 2011 een bedrag van € 5.300,00 in beslag genomen.
[getuige 2] heeft verklaard dat de door verdachte ontvangen bedragen niet zijn opgenomen in de aangiften inkomstenbelasting dan wel er geen aangiften inkomstenbelasting zijn gedaan. [59] [getuige 2] verklaarde voorts dat zij een in het kader van een ander strafrechtelijk onderzoek gemaakte opname van een afgetapt telefoongesprek heeft beluisterd, waarop door verdachte wordt gezegd dat hij € 1.950,00 per maand zwart ontvangt voor zijn werkzaamheden voor [X]. [60]
De conclusie van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de contante stortingen tot een bedrag van € 34.330,00 niet kunnen worden verklaard uit de rekening-courant verhouding tussen verdachte en [X], nu deze niet overeenkomen met het verloop van de rekening-courant verhouding van verdachte met [X]. Evenmin kunnen de contante stortingen salaris van verdachte betreffen - zoals verdachte verklaarde - nu zijn salaris werd verrekend met de rekening-courant.
De rechtbank verwerpt voorts het door verdachte gevoerde verweer inhoudende dat hij, omdat hij van wandelen houdt, bij wijze van salaris bij de bank geld van de rekening van [X] opnam om het vervolgens, binnen hetzelfde bankgebouw, op zijn eigen rekening te storten. De rechtbank overweegt daartoe dat uit onderzoek is gebleken dat geen enkele kasopname omstreeks hetzelfde tijdstip heeft plaatsgevonden als een storting op rekening van verdachte. Voorts betreffen de kasopnames en stortingen wisselende bedragen die niet regelmatig plaatsvinden.
De rechtbank overweegt dat verdachte geen (aannemelijke) verklaring heeft gegeven voor de herkomst van de contante bedragen die op zijn bankrekeningen zijn gestort. De rechtbank neemt voorts in overweging dat er bij [X] veel contant geld aanwezig was, dat niet geadministreerd werd en niet in de aangiften Vennootschapsbelasting werd verantwoord. Verdachte heeft hier feitelijk leiding aan gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat de contante geldbedragen die door verdachte op zijn rekening zijn gestort uit misdrijf afkomstig waren.
De rechtbank is op basis van voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van € 34.330,00.
Omdat verdachte dit feit gedurende een langere periode en middels diverse transacties heeft begaan, acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van gewoontewitwassen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank leest hetgeen bij dagvaarding onder feit 3 ten laste is gelegd met verbetering van de daarin voorkomende type en/of taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad. In het bijzonder geldt dat - ten gevolge van een kennelijke vergissing - in de tenlastelegging een bedrag van € 34.130,- vermeld staat in plaats van € 34.330,-. De rechtbank herstelt deze vergissing en leest het laatste in plaats van het eerste.
De rechtbank is van oordeel dat bij de verdachte geen onduidelijkheid kan hebben bestaan met betrekking tot hetgeen hem wordt verweten. Bovendien geldt dat de aard en ernst van de tenlastelegging door de verbeterde lezing niet veranderen. Mitsdien wordt verdachte door deze verbeterde lezing niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank verklaart ten aanzien van verdachte bewezen dat:
1.
[X] Juristen B.V. op tijdstippen in de periode van 1 mei 2006 tot en met 19 januari 2010 telkens te 's-Gravenhage en/of (elders) in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
telkens opzettelijk bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
digitale aangiften Vennootschapsbelasting ten name van [X] Juristen B.V. over de jaren 2004 en 2005 en 2006 en 2007 en 2008 (D-115),
telkens onjuist en onvolledig heeft gedaan,
immers hebben die [X] Juristen B.V. en haar mededader(s)
telkens opzettelijk op de naar de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te 's-Gravenhage en Apeldoorn toegezonden aangiften vennootschapsbelasting ten name van [X] Juristen B.V. over genoemde jaren telkens
een te laag bedrag aan belastbare winst en een te laag belastbaar bedrag,
opgegeven,
terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven,
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens tezamen en in vereniging met een ander, telkens feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
[X] Juristen B.V. op tijdstippen gelegen in de periode van 1 januari 2004 tot en met 9 november 2011 telkens te 's-Gravenhage en Leiden telkens tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
telkens als degene die ingevolge de belastingwet verplicht was tot
(a)
het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen,
telkens opzettelijk een zodanige administratie niet heeft gevoerd en/of heeft doen voeren
en
(b)
het bewaren van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers,
telkens opzettelijk deze niet heeft bewaard en/of heeft doen bewaren,
immers hebben die [X] Juristen B.V. en haar mededader(s) toen en daar telkens opzettelijk
(a)
Geen kasadministratie gevoerd en/of doen voeren, en niet alle contante verkopen en ontvangsten opgenomen en verwerkt
en/of doen opnemen en/of verwerken in de (kas- en financiële) administratie
en
(b)
de kasadministratie niet bewaard en/of doen bewaren,
terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven,
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens tezamen en in vereniging met een ander, telkens feitelijke leiding heeft gegeven;
3.
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 30 januari 2004 tot en met 4 mei 2007 telkens te 's-Gravenhage,
voorwerpen, te weten geldbedragen tot een totaal van Euro
34.330,-of daaromtrent, heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en heeft omgezet,
immers heeft hij, verdachte, toen en daar telkens
die geldbedragen/voorwerpen, onder zich genomen en gestort op een of meerdere privé bankrekening(en),
terwijl hij, verdachte, telkens wist dat bovenomschreven voorwerpen/geldbedragen telkens geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enige misdrijf,
en
van het plegen van witwassen een gewoonte hebben/heeft gemaakt.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht er rekening mee te houden dat de feiten geruime tijd geleden hebben plaatsgevonden. Voorts heeft de raadsman zich (subsidiair) op het standpunt gesteld dat een geheel voorwaardelijke straf, dan wel een (gedeeltelijk voorwaardelijke) werkstraf op zijn plaats zou zijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft gedurende een lange periode feitelijk leiding gegeven aan de rechtspersoon [X], een bedrijf dat grote contante geldstromen niet in de aangiften Vennootschapsbelasting heeft verantwoord, in deze aangiften fictieve kostenposten heeft opgenomen en bovendien geen kasadministratie heeft gevoerd en bewaard. Ten einde zoveel mogelijk geld aan [X] te onttrekken en belastingheffing bij [X] te minimaliseren, heeft medeverdachte [medeverdachte] in Engeland het bedrijf [Y] opgericht, terwijl door [Y] geen feitelijke werkzaamheden werden verricht. Dientengevolge is te weinig belasting afgedragen, waarmee de overheid, en daarmee de gehele samenleving, fors is benadeeld. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit type delicten lastig op te sporen is en niet alleen tot fiscaal nadeel, maar ook tot ondermijning van de algemene belastingmoraal leidt. Desondanks heeft verdachte getracht op deze wijze hiervan de vruchten te plukken. Verdachte heeft in het opzetten van deze constructie geen initiërende en leidende rol gehad, maar zich wel laten lenen voor deze criminele activiteiten en daaraan een actieve bijdrage geleverd.
Voorts heeft verdachte een aanzienlijk geldbedrag witgewassen. Door witwassen worden criminele activiteiten in stand gehouden en bevorderd. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Geld dat wordt verdiend door het plegen van strafbare feiten heeft als onderdeel van een zwartgeldcircuit een ontwrichtende werking. Deze werking wordt versterkt indien dit geld via witwassen als vermeend legaal geld aangewend kan worden in investeringen in de reguliere economie.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 21 juni 2013 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake strafbare feiten, die echter in het kader van onderhavige strafzaak niet relevant zijn. In het voordeel van verdachte overweegt de rechtbank dat de opbrengsten van het strafbare handelen met name ten voordele van de medeverdachte zijn gekomen.
De rechtbank acht passend een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking de lange duur van de delicten, de omvang van de belastingfraude en van het financiële voordeel dat verdachte heeft genoten alsook de maatschappelijke schade.
Gelet op het gegeven dat verdachte thans nog werkzaam is in de handel in vennootschappen acht de rechtbank het gevaar voor herhaling aanwezig. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om een deel van de gevangenisstraf (drie maanden) voorwaardelijk op te leggen om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (al dan niet soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
De rechtbank ziet geen aanleiding in de strafoplegging rekening te houden met de tijd die gedurende en sedert het (opsporings)onderzoek is verstreken, nu geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn gelet op de aanhouding en inverzekeringstelling van verdachte op 21 november 2011.

7.De in beslag genomen goederen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) onder 1 tot en met 6 genummerde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen voorwerpen aan verdachte moeten worden teruggegeven, nu er geen aanwijzing bestaat dat deze voorwerpen uit strafbare feiten afkomstig zijn.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1 tot en met 6 genummerde voorwerpen verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en deze voorwerpen geheel of grotendeels door middel van de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbare feiten zijn verkregen.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 33, 33a, 51, 55, 57, 63, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht;
- 68 en 69 Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van ingevolge de belastingwet verplicht zijnde inlichtingen, gegevens of aanwijzingen te verstrekken, deze opzettelijk onjuist en onvolledig verstrekken, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
de eendaadse samenloop van
medeplegen van ingevolge de belastingwet verplicht zijnde een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen te voeren, een zodanige administratie opzettelijk niet voeren, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van ingevolge de belastingwet verplicht zijnde boeken, bescheiden of andere gegevensdragers te bewaren, deze opzettelijk niet bewaren, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
8 (ACHT) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
3 (DRIE) MAANDENniet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1 tot en met 11 en 14 tot en met 18 genummerde voorwerpen, te weten:
€ 1.000,00;
€ 1.200,00;
€ 1.850,00;
€ 1.200,00;
€ 20,00;
€ 30,00.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Rabbie, voorzitter,
mrs. C.W. de Wit en B.T. Beuving, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 september 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het dossiernummer 47873, ‘onderzoek Bad Bug’, van de FIOD, kantoor Haarlem, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 848).
2.Aanvangsproces-verbaal d.d. 10 oktober 2011, p. 81 (AH-002).
3.Aanvangsproces-verbaal d.d. 10 oktober 2011, p. 78 (AH-002).
4.Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring Vennootschapsbelasting d.d. 29 juli 2011, p. 778, 779, 782 (D-115); een geschrift, te weten Aangifte vennootschapsbelasting [X] Juristen B.V. 2004, p. 493 t/m 508 (D-001); een geschrift, te weten Aangifte vennootschapsbelasting [X] Juristen B.V. 2005, p. 509 t/m 522 (D-002); een geschrift, te weten Aangifte vennootschapsbelasting [X] Juristen B.V. 2006, p. 523 t/m 536 (D-003); een geschrift, te weten Aangifte vennootschapsbelasting [X] Juristen B.V. 2007, p. 537 t/m 543 (D-004); een geschrift, te weten Aangifte vennootschapsbelasting [X] Juristen B.V. 2008, p. 544 t/m 550 (D-005).
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde] d.d. 1 december 2011, p. 468.
6.Aanvangsproces-verbaal d.d. 10 oktober 2011, p. 83 (AH-002).
7.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 augustus 2013; proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 21 november 2011, p. 392; proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 14 november 2011, p. 461.
8.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 6 oktober 2011, p. 132 t/m 133 (AH-010).
9.Proces-verbaal van verhoor getuige I.M. [getuige 2] d.d. 21 juli 2011, p. 453.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde] d.d. 8 december 2011, p. 473.
11.Proces-verbaal van voegen nadeelberekening, met bijlage “Berekening fiscaal nadeel [X] Juristen B.V.” d.d. 25 januari 2012, p. 339 (AH-032).
12.Proces-verbaal van voegen nadeelberekening, met bijlage “Berekening fiscaal nadeel [X] Juristen B.V.” d.d. 25 januari 2012, p. 340 (AH-032).
13.Proces-verbaal van voegen nadeelberekening, met bijlage “Berekening fiscaal nadeel [X] Juristen B.V.” d.d. 25 januari 2012, p. 336 t/m 341 (AH-032).
14.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 22 november 2011, p. 401.
15.Een geschrift, te weten een brief aan [naam], HM Inspector of Taxes, d.d. 26 augustus 2003, p. 608 (D-015a).
16.Een geschrift, te weten schriftelijke aantekeningen van [benadeelde], p. 653-754 (D-102); een geschrift, te weten schriftelijke aantekeningen van [benadeelde], p. 761 (D-105).
17.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 17 oktober 2011, p. 153 (AH-017); proces-verbaal inzake [Y] vennootschappen d.d. 25 januari 2012, p. 165 (AH-020).
18.Een geschrift, te weten schriftelijke aantekeningen van [benadeelde], p. 734 (D-089).
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] Dijk d.d. 2 december 2011, p. 370.
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 21 november 2011, p. 392.
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 21 november 2011, p. 390, 391.
22.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 21 november 2011, p. 391.
23.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 14 november 2011, p. 460.
24.Een geschrift, te weten een vertegenwoordigingsovereenkomst, p. 605 (D-014a).
25.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 23 november 2011, p. 412.
26.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 14 november 2011, p. 460.
27.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 20 december 2011, p. 485.
28.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 23 november 2011, p. 412.
29.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 23 november 2011, p. 412.
30.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 22 november 2011, p. 405.
31.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 22 november 2011, p. 405.
32.Verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 21 augustus 2013.
33.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 24 november 2011, p. 419.
34.Proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde] d.d. 1 december 2011, p. 468.
35.Proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde] bij RC d.d. 25 oktober 2012, punt 11.
36.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] bij RC d.d. 2 augustus 2012, punt 20, 21.
37.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] bij RC d.d. 2 augustus 2012, punt 4, 8.
38.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] bij RC d.d. 2 augustus 2012, punt 19.
39.Proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde] d.d. 8 december 2011, p. 473.
40.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 14 november 2011, p. 462.
41.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 22 november 2011, p. 406.
42.Proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde] d.d. 1 december 2011, p. 467.
43.Proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde] d.d. 1 december 2011, p. 468.
44.Proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde] d.d. 1 december 2011, p. 468.
45.Proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde] d.d. 1 december 2011, p. 468.
46.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] d.d. 14 november 2011, p. 460.
47.Proces-verbaal van verhoor getuige I.M. [getuige 2] bij RC d.d. 25 oktober 2012, punt 21.
48.Proces-verbaal van verhoor getuige I.M. [getuige 2] d.d. 21 juli 2011, p. 455.
49.Proces-verbaal van verhoor getuige I.M. [getuige 2] d.d. 21 juli 2011, p. 455.
50.Proces-verbaal 1-OPV-1 d.d. 30 januari 2012, p. 32.
51.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 17 oktober 2011, p. 153 (AH-017).
52.Proces-verbaal van voegen nadeelberekening met bijlage “Berekening fiscaal nadeel [X] Juristen B.V.” d.d. 25 januari 2012, p. 336 t/m 341 (AH-032).
53.Proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde] d.d. 1 december 2011, p. 468.
54.Een geschrift, te weten schriftelijke aantekeningen van [benadeelde], p. 776 (D-113).
55.Een geschrift, te weten schriftelijke aantekeningen van [benadeelde], p. 745-746 (D-096).
56.Een geschrift, te weten Aangifte vennootschapsbelasting [X] Juristen B.V. 2004, p. 500 (D-001 4/12); een geschrift, te weten Aangifte vennootschapsbelasting [X] Juristen B.V. 2005, p. 520 (D-002 12/14); een geschrift, te weten Aangifte vennootschapsbelasting [X] Juristen B.V. 2006, p. 530 (D-003 8/14); een geschrift, te weten Aangifte vennootschapsbelasting [X] Juristen B.V. 2007, p. 540 (D-004 4/7); een geschrift, te weten Aangifte vennootschapsbelasting [X] Juristen B.V. 2008, p. 547 (D-005 4/7).
57.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 6 oktober 2011, p. 132 t/m 133 (AH-010).
58.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 6 oktober 2011, p. 132 t/m 135 (AH-010); proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 17 oktober 2011, p. 152 (AH-016).
59.Proces-verbaal van verhoor getuige I.M. [getuige 2] d.d. 21 juli 2011, p. 453.
60.Proces-verbaal van verhoor getuige I.M. [getuige 2] d.d. 21 juli 2011, p. 453.