In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2013 uitspraak gedaan over het verzoek tot adoptie van een minderjarige, geboren in Marokko. Het verzoekschrift was ingediend op 16 mei 2013 door de verzoekster, die in Nederland woont en de Marokkaanse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende documenten, waaronder de gelegaliseerde geboorteakte van de minderjarige en een instemmingsverklaring van de verzoekster. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en heeft geen bezwaar gemaakt tegen de adoptie, maar heeft wel aangegeven dat de verzoekster na de adoptie een Nederlands paspoort voor de minderjarige kan aanvragen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, die als verlaten kind is verklaard, zich sinds 3 mei 2012 in Nederland bevindt en dat de verzoekster de minderjarige gedurende ten minste één jaar heeft verzorgd en opgevoed. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende aanknopingspunten zijn met de Nederlandse rechtssfeer om het verzoek te behandelen en dat het Nederlandse recht van toepassing is, met inachtneming van het Marokkaanse recht voor de toestemming van de biologische ouders.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot adoptie toegewezen, waarbij de adoptie van de minderjarige door de verzoekster werd uitgesproken. Het verzoek om een last te geven aan de ambtenaar voor het afgeven van een Nederlands paspoort werd afgewezen, aangezien dit automatisch volgt uit de adoptie. De beslissing werd genomen door kinderrechter mr. J. Brandt, bijgestaan door griffier mr. K.M. Heins, en werd openbaar uitgesproken.