ECLI:NL:RBDHA:2013:11235

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2013
Publicatiedatum
29 augustus 2013
Zaaknummer
09-920125-09
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige veroordeelde

Op 29 augustus 2013 heeft de Rechtbank Den Haag, meervoudige kamer jeugdstrafzaken, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige veroordeelde. De vordering was ingediend op 10 juli 2013 en betrof een verlenging van achttien maanden van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, opgelegd bij vonnis van 16 juli 2009. De rechtbank heeft het dossier en verschillende adviezen bestudeerd, waaronder een advies van 14 juni 2013 van deskundigen verbonden aan Forensisch Centrum Teylingereind, dat de verlenging van de maatregel adviseerde.

Tijdens de behandeling in raadkamer op 15 augustus 2013 heeft de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman, zijn verzet tegen de verlenging geuit. Hij benadrukte dat hij al jaren vastzit zonder perspectief op vrijlating en dat hij zich niet verder kan ontwikkelen in een jeugdregime. De officier van justitie betoogde echter dat de veiligheid van anderen in het geding is en dat de verlenging noodzakelijk is voor de verdere ontwikkeling van de veroordeelde.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld aan de hand van de wettelijke vereisten voor verlenging van de PIJ-maatregel. Hoewel de rechtbank erkende dat er een risico op recidive bestaat, concludeerde zij dat de huidige omstandigheden en de weerstand van de veroordeelde tegen behandeling een verlenging van de maatregel niet in het belang van zijn ontwikkeling maken. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde een kans moet krijgen om zijn leven op te pakken en afwezigheid van de maatregel kan bijdragen aan zijn ontwikkeling. Daarom heeft de rechtbank de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/920125-09
Datum uitspraak: 29 augustus 2013
De rechtbank Den Haag, meervoudige kamer jeugdstrafzaken, heeft de volgende beslissing gegeven op de vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 10 juli 2013, ingekomen ter griffie op 17 juli 2013.

De vordering.

De vordering strekt tot verlenging met achttien maanden van de termijn van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd aan:

[veroordeelde],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
thans verblijvende op de Individuele Traject Afdeling in Het Keerpunt te Cadier en Keer,
bij vonnis van deze rechtbank van 16 juli 2009, onherroepelijk geworden op 22 juli 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het dossier waartoe voormeld vonnis behoort alsmede van na te melden adviezen.

Het advies.

Het op grond van artikel 77t van het Wetboek van Strafrecht uitgebrachte advies d.d. 14 juni 2013, waarbij de in dat artikel bedoelde aantekeningen zijn overgelegd, strekt tot verlenging van de PIJ-maatregel met achttien maanden. Het advies is ondertekend door drs. [deskundige A], GZ-psycholoog en drs. [deskundige B], directeur behandeling/GZ-psycholoog, beiden verbonden aan Forensisch Centrum Teylingereind.
Voorts is overgelegd een rapportage van het Forensisch Consortium Adolescenten (ForCA), gedateerd 6 juni 2013, opgesteld door drs. [deskundige C], GZ-psycholoog en drs. [deskundige D], kinder- en jeugdpsychiater.

De behandeling in raadkamer.

De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.C. Blok, is op 15 augustus 2013 in raadkamer gehoord.
De heer [deskundige E], als gedragswetenschapper verbonden aan Forensisch Centrum Teylingereind en mevrouw [deskundige A], bovengenoemd, zijn op 15 augustus 2013 als deskundige gehoord.
De veroordeelde heeft zich in raadkamer verzet tegen een verlenging van de maatregel. Hij heeft zijn frustratie geuit over de gang van zaken en heeft aangegeven dat hij al jaren vastzit, zonder dat hij enig perspectief heeft op vrijlating. Hij heeft nader toegelicht dat hij inmiddels volwassen is en dat hij zich niet meer verder kan ontwikkelen in een jeugdregime. Bovendien heeft hij reeds voldoende meegewerkt aan zijn behandeling en zal hij niet beter worden van een verlenging van de maatregel. De veroordeelde heeft benadrukt dat hij nu opeens op de Individuele Trajectafdeling (verder: ITA) zit, ver weg bij zijn familie en dat hij daar geen normaal leven kan leiden. Daartoe heeft de veroordeelde betoogd dat het regime op de ITA inhoudt dat hij het grootste deel van de dag op zijn kamer verblijft, dat er geen dagbesteding is, dat hij nog geen programma heeft en dat er onder die omstandigheden, zonder enig perspectief, geen verbetering te verwachten is. Ook zal het feit dat hij ver van zijn familie is geplaatst, een probleem gaan opleveren als hij met verlof mag. De veroordeelde heeft de rechtbank verzocht om hem een kans te geven om aan te tonen dat hij, eventueel met ambulante hulp en begeleiding, buiten de gesloten instelling een leven kan opbouwen waarin hij een eigen huis en een baan heeft en hij met zijn vriendin kan trouwen.
De officier van justitie heeft op 15 augustus 2013 in raadkamer gepersisteerd bij de vordering. Zij heeft daartoe betoogd dat bij de veroordeelde sprake is van een persoonlijkheidsstoornis en dat het recidivegevaar bij onmiddellijke beëindiging van de PIJ‑maatregel hoog is. De officier van justitie heeft betoogd dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van die maatregel dan ook eist. Voorts heeft de officier van justitie betoogd dat een verlenging van de PIJ‑maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de veroordeelde zich weliswaar verzet tegen een verlenging van de maatregel, maar dat behandeling nodig is, dat er blijkens de inhoud van de overgelegde rapportages nog doelen te behalen zijn en dat ontwikkeling mogelijk is. De keuze om al dan niet mee te werken is aan de verdachte, aldus de officier van justitie.
De raadsman heeft in raadkamer afwijzing van de vordering bepleit. Subsidiair heeft hij bepleit dat de PIJ-maatregel voorwaardelijk wordt verlengd, met oplegging van bijzondere voorwaarden. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een verlenging van de maatregel niet in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de veroordeelde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de veroordeelde thans op de ITA verblijft, alwaar hem geen duidelijk behandelperspectief geschetst wordt en het vooralsnog onduidelijk is hoe zijn traject zal verlopen. De veroordeelde zit voornamelijk doelloos op zijn kamer. Op de vraag wat van het verblijf op de ITA kan worden verwacht is door de ter zitting gehoorde deskundigen geen helder beeld geschetst. De veroordeelde is niet gebaat bij een nieuwe observatie om wederom een behandeltraject vast te stellen. De behandeldoelen zijn al jaren bekend, zodat veel eerder duidelijk had moeten zijn op welke wijze deze het beste gerealiseerd kunnen worden. De onduidelijkheid over de behandeling zoals deze vorm moet krijgen, werkt contraproductief en schaadt de ontwikkeling van de veroordeelde. De raadsman heeft verder betoogd dat de veroordeelde een stabiel thuisfront en een groot sociaal netwerk heeft, dat hij een dagbesteding heeft in de vorm van een (hem reeds aangeboden) fulltime baan bij een familielid en dat hij bereid is hulpverlening vanuit de reclassering te aanvaarden. Tot slot heeft de raadsman betoogd dat de veroordeelde een opleiding wil gaan doen, dat hij steun kan krijgen van zijn vriendin – met wie de relatie onder de huidige omstandigheden zwaar onder druk staat – en dat hij kan toewerken naar een zelfstandige woning.

Beoordeling van de vordering.

De maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is opgelegd terzake van een poging tot diefstal met een valse sleutel, meermalen gepleegd; mishandeling begaan tegen zijn vader, meermalen gepleegd en mishandeling, meermalen gepleegd. Ten aanzien van de laatste twee genoemde misdrijven geldt dat zij gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Eerder genoemd verlengingsadvies stelt - kort samengevat - onder meer:
De veroordeelde heeft zich meermalen onttrokken aan zijn behandeling en is gerecidiveerd met een ernstig geweldsdelict, waarvoor hij een gevangenisstraf kreeg. De veroordeelde stelt zich dwingend op en is resistent voor verandering. Hij heeft benedengemiddelde cognitieve capaciteiten en een forse persoonlijkheidsproblematiek. De problematiek uit zich onder meer in het zich niet begeleidbaar opstellen, een gebrekkige regulatie van negatieve affecten, een sterke neiging tot externaliseren, een verhoogde krenkbaarheid en een volledig gebrek aan probleeminzicht en reflecterend vermogen. Veroordeelde is nauwelijks bereikbaar voor de behandelaars en er is geen wens tot verandering. De veroordeelde is constant gespannen en is snel boos of verongelijkt. Hij is sterk zelfbepalend, heeft in het verleden diverse agressieve impulsdoorbraken gehad en het feit dat de problematiek zich de afgelopen jaren heeft geconsolideerd wijst erop dat er nog steeds een risico bestaat op toekomstig gewelddadig gedrag. De prognose is ongunstig. De veroordeelde is resistent gebleken voor eerdere pedagogische interventies. Vanwege de ernstige problematiek en de matig geschatte kans op recidive wordt het van belang geacht om de nog niet afgeronde behandeling te continueren teneinde het recidiverisico te verkleinen en de veroordeelde vaardigheden aan te leren die hij nodig heeft in de maatschappij. Niet alle wenselijke behandeldoelen worden echter haalbaar geacht. Zo wordt de haalbaarheid van een psychotherapeutische behandeling betwijfeld. Omdat de pedagogische aanpak een gepasseerd station is, verdient een meer gedragsmatige aanpak gericht op resocialisatie binnen de ITA de voorkeur. De verwachting is dat de kans van slagen van het resocialisatietraject zo het grootst is en dat het recidiverisico dan positief kan worden beïnvloed. Geadviseerd wordt om de maatregel met 18 maanden te verlengen.
Eerder genoemd ForCA-rapport stelt - kort samengevat - onder meer:
De kernproblematiek is een geconsolideerde persoonlijkheidsstoornis met antisociaal narcistische trekken. Dit uit zich voornamelijk in een gebrekkige regulatie van negatieve affecten, een sterke neiging tot externaliseren en een gebrek aan probleembesef. Hoewel een langdurige psychotherapeutische behandeling geïndiceerd is, ontbreekt de behandelmotivatie en is er onvoldoende extrinsieke motivatie vanuit het restant van de maatregel. Het meest haalbaar lijkt een gedragsmatige aanpak gericht op het aanleren van praktische vaardigheden om de zelfredzaamheid in de maatschappij zoveel mogelijk te vergroten. Bij de veroordeelde is sprake van een sterk onrijp persoonlijkheidsbeeld en een gebrekkige frustratietolerantie, agressieregulatie en uitstel van behoeftebevrediging. Dit zorgt voor veel conflicten in de behandeling. De wil tot verandering is zo goed als nihil.
Een kleinere groepsgrootte, met een meer individuele en gedragsmatige aanpak,
heeft als behandelomgeving de voorkeur. Een plaatsing op de ITA verdient de voorkeur.
Voor de toekomst is de prognose ongunstig. Mogelijkheden voor scholing en arbeid zijn beperkt. Als de veroordeelde zich conformeert aan een resocialisatietraject en de nodige praktische vaardigheden leert, kan hij – met hulp van zijn vriendin – wellicht een relatief stabiel bestaan opbouwen. Geadviseerd wordt dan ook om het behandeltraject te richten op het aanleren van praktische vaardigheden en het bereiken van ten minste een minimum aan maatschappelijke inbedding.
Ter terechtzitting zijn drs. Königs en drs. Van den Dorpel gehoord. De strekking van hetgeen zij hebben verklaard is dat het haalbaar is om de veroordeelde te behandelen op de ITA, nu daar een individuele aanpak wordt gehanteerd, teneinde de veroordeelde te begeleiden naar resocialisatie en hem vaardigheden aan te leren die hij nodig heeft om in de maatschappij te kunnen functioneren. Nu de pedagogische aanpak een gepasseerd station is, strekt een gedragsmatige aanpak met een gefaseerde resocialisatie tot de aanbeveling. Hoewel vooralsnog onduidelijk is wat er precies zal gebeuren op de ITA, is de verwachting dat de veroordeelde eerst een periode zal worden geobserveerd, waarna een behandelplan zal worden opgesteld. Op de ITA zal worden bepaald hoe de verlofopbouw vorm zal worden gegeven.
Het recidiverisico is onder de huidige omstandigheden, met begeleiding, matig. Het zou echter hoog zijn bij onmiddellijke beëindiging van de maatregel. Gelet op de persoonlijkheidsstoornis van de veroordeelde en het feit dat nog moet worden gewerkt aan de vaardigheden om school en werk vast te houden, wordt een verlenging van maatregel geadviseerd. Omdat de veroordeelde zich diverse keren aan zijn verlof heeft onttrokken moet het verlof zorgvuldig worden opgebouwd. Vervolgens zal het STP programma in werking worden gesteld. Om dit alles te bewerkstelligen is een termijn van achttien maanden nodig. De geschetste behandeling is dan ook in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de veroordeelde.
De rechtbank acht zich voldoende ingelicht door het verlengingsadvies, de daarbij overgelegde aantekeningen, de ForCA-rapportage, de verklaring van drs. Königs en drs. Van den Dorpel en het verhandelde in raadkamer en overweegt als volgt.
Een PIJ-maatregel kan op grond van artikel 77t lid 3 juncto artikel 77s lid 1 sub b en c van het Wetboek van Strafvordering slechts verlengd worden indien:
  • de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van die maatregel eist, en
  • de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde.
Aan beide voorwaarden moet worden voldaan om tot een verlenging van de maatregel te kunnen komen. De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist. Uit de overgelegde rapportages en het verhandelde ter zitting blijkt immers dat de problematiek van de veroordeelde aanzienlijk is en dat het recidiverisico in de huidige situatie matig en bij onmiddellijke vrijlating hoog wordt geschat.
Op basis van de rapportages en hetgeen in raadkamer naar voren is gekomen, kan naar het oordeel van de rechtbank echter niet worden gesteld dat een verlenging van de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde. De rechtbank overweegt daartoe dat er uit de rapportages en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, genoegzaam volgt dat er geen verdere pedagogische ontwikkeling mogelijk is bij de veroordeelde. Hij is resistent voor verandering, stelt zich niet begeleidbaar op, is nauwelijks bereikbaar voor zijn behandelaars en heeft geen wens om te veranderen. Eerdere pedagogische interventies zijn zonder resultaat gebleven en worden dan ook als een gepasseerd station gezien. De behandeling, die op de ITA zou moeten plaatsvinden, zal enkel gericht zijn op het gedragsmatig aanleren van vaardigheden in het kader van de resocialisatie. De rechtbank constateert dat er nog geen duidelijk plan ligt waaruit blijkt hoe de behandeling van de veroordeelde vorm zal worden gegeven. De verwachting is dat een plan van aanpak voorafgegaan zal worden door een nieuwe periode van observatie, zodat vooralsnog onduidelijk is wanneer de door de deskundigen geadviseerde behandeling zal aanvangen. Die onduidelijkheid is eerder niet goed gebleken voor de veroordeelde en zorgt ook thans voor een hoge mate van frustratie. De veroordeelde is vasthoudend gebleken in zijn afwijzing van de hulpverlening en toont een volledige onwil om mee te werken aan de behandeling in het kader van de PIJ-maatregel. De rechtbank is mede daarom van oordeel dat het verblijf op de ITA dan ook een geringe kans van slagen zal hebben. De rechtbank acht de kans op een verslechtering van de situatie van de veroordeelde daarentegen geenszins denkbeeldig. Het gevaar is reëel dat de veroordeelde zal verharden en dat zijn toestand bij de uiteindelijke beëindiging van de maatregel slechter zal zijn dan thans het geval is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een voortzetting van de maatregel onder de huidige omstandigheden niet bijdraagt aan een beter functioneren of een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde. De kans op een verdere verharding zal mogelijk zelfs leiden tot een groter recidiverisico. Onder deze omstandigheden is de rechtbank, ondanks het hoge recidiverisico, van oordeel dat verlenging van de PIJ-maatregel niet aangewezen is.
De rechtbank heeft in haar oordeel betrokken dat de veroordeelde zich ter zitting gemotiveerd heeft getoond iets van zijn leven buiten de geslotenheid van de inrichting te gaan maken. Hij heeft een baan aangeboden gekregen bij familie en heeft een plek om te gaan wonen. De rechtbank is van oordeel dat de veroordeelde een kans moet worden geboden om zijn leven op te pakken en aan te tonen dat hij in staat is zijn leven op de rails te krijgen.
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van de PIJ-maatregel afwijzen.

Beslissing.

De rechtbank wijst de vordering af.
Deze beslissing is gegeven te Den Haag door
mr. J.C. U-A-Sai, kinderrechter, voorzitter,
mr. A.J.J.M. Weijnen kinderrechter,
en mr. C.L. Strop, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.I. Jansen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 augustus 2013.