ECLI:NL:RBDHA:2013:11196
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van procesbelang bij bezwaar tegen feitelijke uitzetting van een vreemdeling
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 27 augustus 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vreemdeling, eiser, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder. Eiser, van Guinese nationaliteit, was op 5 juni 2013 feitelijk uitgezet naar Guinee. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze uitzetting en verzocht om een voorlopige voorziening, welke door de voorzieningenrechter op 4 juni 2013 werd afgewezen. Verweerder verklaarde het bezwaar van eiser op 6 juni 2013 kennelijk niet-ontvankelijk, omdat eiser volgens verweerder geen rechtens te beschermen belang meer had na de feitelijke uitzetting.
Eiser betoogde echter dat hij belang had bij een inhoudelijke beoordeling van de rechtmatigheid van zijn uitzetting, omdat een onrechtmatige uitzetting zou kunnen leiden tot schadevergoeding en mogelijk zelfs tot de verplichting voor de Nederlandse overheid om eiser veilig terug te laten keren naar Nederland. De rechtbank oordeelde dat eiser procesbelang had bij de beoordeling van zijn beroep, omdat het mogelijk was dat de uitzetting onrechtmatig was uitgevoerd.
De rechtbank concludeerde dat verweerder ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard, aangezien dit alleen kan op basis van een verzuim zoals omschreven in artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, waarbij ook de proceskosten van eiser vergoed dienden te worden. De rechtbank veroordeelde verweerder tot betaling van € 944,- aan proceskosten en € 160,- als vergoeding voor het betaalde griffierecht.