In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 augustus 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 1997. Het verzoek is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, en betreft een minderjarige die feitelijk verblijft in een jeugdinrichting. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende documenten, waaronder een rapport van de Raad en een indicatiebesluit van de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden. Tijdens de zitting op 25 juli 2013 zijn de moeder, de minderjarige, en vertegenwoordigers van de Raad en Bureau Jeugdzorg verschenen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige kampt met ernstige gedragsproblemen, waaronder ADHD en een oppositionele gedragsstoornis. De situatie van de minderjarige is verslechterd, en hij heeft zich niet gehouden aan de voorwaarden die hem door de rechtbank waren opgelegd. De Raad heeft verzocht om ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing in een driemilieusvoorziening, terwijl de advocaat van de moeder, mr. M.J. Lamers, zich heeft verzet tegen de uithuisplaatsing en heeft gepleit voor hulpverlening vanuit de thuissituatie.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn en dat hulpverlening door een gezinsvoogd noodzakelijk is. De rechtbank heeft echter besloten om het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing aan te houden, zodat de biologische vader de kans krijgt om zijn mening kenbaar te maken. De rechtbank benadrukt het belang van hulpverlening en de bereidheid van de minderjarige en zijn moeder om mee te werken aan de benodigde begeleiding. De rechtbank heeft de Raad en Bureau Jeugdzorg opgedragen om actuele informatie te verstrekken over de situatie van de minderjarige voor de volgende zitting.