ECLI:NL:RBDHA:2013:11177

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2013
Publicatiedatum
28 augustus 2013
Zaaknummer
09-777065-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld door meerderjarige verdachten in jeugdstrafzaak

Op 8 augustus 2013 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 1997, die werd beschuldigd van meerdere pogingen tot diefstal met geweld. De zaak betreft twee incidenten: de eerste op 28 januari 2013 in Pijnacker, waar de verdachte samen met medeverdachten een fietser, [aangever 1], heeft aangevallen met de intentie om hem te beroven. De aangever fietste richting station Zuid toen hij door de verdachte en zijn medeverdachten werd benaderd. De verdachte heeft de aangever een stomp tegen zijn hoofd gegeven, waarna de aangever is weggefietst en de politie heeft ingeschakeld. De verdachte en zijn medeverdachten werden kort daarna aangehouden. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de poging tot diefstal met geweld, ondanks de ontkenning van de verdachte dat hij betrokken was bij een beroving.

Het tweede incident vond plaats op 25 januari 2013 in Rijswijk, waar de verdachte samen met anderen de woning van [aangever 2] binnendrong met geweld. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij deze poging tot woningoverval, en sprak hem vrij van deze beschuldiging.

Daarnaast was de verdachte ook betrokken bij een incident op 5 december 2012, waarbij hij samen met anderen een politieagent, [aangever 3], heeft mishandeld tijdens een aanhouding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de mishandeling van de agent, omdat hij wist dat het om een politieagent ging. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 100 uur, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht. De rechtbank hield rekening met de problematiek van de verdachte, waaronder een aandachtstekortstoornis en gedragsproblemen, en besloot dat de noodzakelijke hulp en begeleiding in een civielrechtelijk kader zou worden aangeboden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/777065-13; 09/752145-12 (t.t.z. gevoegd)
Datum uitspraak: 8 augustus 2013
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de (ten aanzien van parketnummer 09/752145-12 door de kinderrechter naar de meervoudige strafkamer verwezen) zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
adres: [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 2 mei 2013 en 25 juli 2013. Op die laatste datum is gelijktijdig behandeld een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, ingekomen d.d. 18 juli 2013, strekkende tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van deze minderjarige.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.J. Kemkers en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
(parketnummer 09/777065-13)
1.
hij op of omstreeks 28 januari 2013 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een I-phone en/of I-pod, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen
vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- naar die [aangever 1] is/zijn gelopen, terwijl deze op zijn fiets zat en/of
- ( vervolgens) die [aangever 1] een stomp tegen zijn hoofd en/of lichaam heeft/hebben gegeven en/of
- ( vervolgens) achter die [aangever 1] is/zijn aangerend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 25 januari 2013 te Rijswijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen sieraden, althans geld en/of goederen van zijn/hun gading, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (de ouders van) [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, de woning van die [aangever 2] is/zijn binnengegaan en/of
- ( vervolgens) die [aangever 2] van de trap heeft/hebben gegooid en/of geduwd en/of
- die [aangever 2] op de grond heeft/hebben gegooid en/of
- die [aangever 2] meermalen, althans eenmaal, in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of aan de haren heeft/hebben getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(parketnummer 09/752145-12)
hij op of omstreeks 05 december 2012 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meerdere goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
- het losrukken en/of lostrekken en/of
- het in het gezicht van die [aangever 3] slaan en/of stompen en/of
- het tegen het lichaam van die [aangever 3] schoppen en/of slaan en/of stompen;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 05 december 2012 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ambtenaar, te weten [aangever 3], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in het gezicht heeft geslagen en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of geschopt, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking van de officier van justitie komt er, zakelijk weergegeven, op neer dat:
  • de verdachte zich zou hebben schuldig gemaakt aan een poging om [aangever 1] met geweld van zijn I-pod of I-phone of andere goederen te beroven. De verdachte zou dit feit samen met anderen hebben gepleegd (parketnummer 09/777065-13, feit 1);
  • de verdachte zich zou hebben schuldig gemaakt aan een poging tot woningoverval. De verdachte zou samen met anderen de woning van de aangeefster [aangever 2] zijn binnengedrongen. Daarbij zou geweld zijn gebruikt tegen de aangeefster, waarna uiteindelijk geen goederen uit de woning zijn meegenomen (parketnummer 09/777065-13, feit 2);
  • de verdachte zich zou hebben schuldig gemaakt aan diefstal met geweld van goederen uit Albert Heijn. De verdachte zou dit feit samen met anderen hebben gepleegd. Subsidiair zou de verdachte zich samen met anderen schuldig hebben gemaakt aan de mishandeling van een ambtenaar in functie (parketnummer 09/752145-12, primair en subsidiair).
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte de hem bij dagvaarding met parketnummer 09/777065-13, onder 1 en 2 en bij dagvaarding met parketnummer 09/752145-12 onder primair ten laste gelegde feiten heeft begaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een pleitnota overgelegd. Kort weergegeven heeft hij het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van parketnummer 09/777065-13, feit 1:
Niet kan worden bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging heeft geprobeerd een I‑pod weg te nemen van het slachtoffer. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. Uit de verklaring van de aangever en medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt dat de verdachte, nadat medeverdachte [medeverdachte 1] geprobeerd had om de aangever van zijn fiets af te werken, even achter de aangever aan is gerend. Hoelang en hoever dit was, wordt echter niet duidelijk. Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt dat sprake was van een geringe voorbereiding, dat het gaat om een individuele actie van medeverdachte [medeverdachte 1] en dat er geen plan was om gezamenlijk op te treden. Bij de uitvoering door medeverdachte [medeverdachte 1] was geen rol of bemoeienis weggelegd voor de verdachte. De verdachte heeft er nadrukkelijk niet voor gekozen om samen met medeverdachte [medeverdachte 1] op te trekken en hem behulpzaam te zijn bij de voorgenomen diefstal. Hij is op afstand gebleven. De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.
Ten aanzien van parketnummer 09/777065-13, feit 2:
Primair is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte betrokken is geweest bij het ten laste gelegde feit. In de verklaringen van de aangeefster en de getuigen kunnen geen aanwijzingen worden gevonden voor betrokkenheid van de verdachte. Uit de beelden uit de tram en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt dat de verdachte op het tijdstip van de poging woningoverval in de buurt is geweest. De verdachte erkent rond die tijd in Rijswijk te zijn geweest, maar dit was omdat hij een afspraak met iemand had bij een school in de buurt van het huis van de aangeefster. De aanwezigheid van de verdachte in die buurt blijkt ook uit de telefoongegevens van de telefoon die bij de verdachte in gebruik is. Dit levert echter geen bewijs op voor betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde. Bovendien heeft de aangeefster de verdachte niet herkend tijdens een fotoconfrontatie. Het feit dat de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2], die bij de aangeefster op bezoek was, enige tijd voor de woningoverval meermalen contact heeft gehad met de telefoon van de verdachte levert geen bewijs op voor het ten laste gelegde. Ook het aanstralen van de zendmasten in de buurt van de woning van de aangeefster door de telefoon van de verdachte heeft geen bewijswaarde. Immers, de verdachte heeft ook erkend in de buurt van de woning van de aangeefster te zijn geweest, omdat hij een afspraak had bij de school gelegen in de buurt van het huis van de aangeefster. Voorts is het door de wijze waarop zendmasten werken en onderling schakelen niet mogelijk om de precieze gangen van een persoon na te gaan.
Subsidiair biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten dat degene(n) die in het huis van de aangeefster is/zijn geweest daar was/waren om goederen weg te nemen. Daarmee ontbreekt het bewijs voor het ten laste gelegde bestanddeel ‘oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening’.
De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Ten aanzien van parketnummer 09/752145-12, primair/subsidiair:
De verdachte heeft niets weggenomen uit Albert Heijn. Niet is gebleken dat sprake was van een vooropgezet plan om goederen te stelen uit Albert Heijn. De verdachte wist niet dat er uit Albert Heijn zou worden gestolen en hij wist achteraf ook niet dat er iets was gestolen. De verdachte is niet in Albert Heijn geweest ten tijde van de diefstal. Zelfs als de verdachte iets van de gestolen goederen heeft gekregen, is niet gebleken dat hij wist dat dit van diefstal afkomstig was. Van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten is derhalve geen sprake, zodat de verdachte van het hem onder primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
De verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij vanaf het begin op de hoogte was van het feit dat aangever [aangever 3] een politieagent was, maar de verdachte heeft de schop ook vrij in het begin gegeven. De verdachte heeft aangegeven dat hij pas na het geven van de schop wist dat het om een politieagent ging. De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het hem subsidiair ten laste gelegde medeplegen van mishandeling van een ambtenaar in functie. Het medeplegen van eenvoudige mishandeling kan wel worden bewezen.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank ten aanzien van parketnummer 09/777065-13, feit 1 het volgende af. [1]
Op 28 januari 2013 fietst aangever [aangever 1] omstreeks 15.45 uur in Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, richting station Zuid te Pijnacker. [2] Hij ziet drie jongens staan en hij krijgt een naar gevoel omdat hij het idee heeft dat ze het op hem gemunt hebben. Eén van de jongens loopt hem hard tegemoet, op een dreigende manier. Als er ongeveer drie meter tussen de aangever en de jongen zit, ziet de aangever dat de jongen zijn arm omhoog doet en een gebaar maakt waaruit de aangever opmaakt dat hij al zijn spullen bij hem moet inleveren. De aangever gaat harder fietsen en ziet bij het passeren van de jongen dat deze met kracht een zwaaiende beweging maakt in zijn richting. De aangever ontwijkt de beweging deels, maar de vuist van de jongen komt met kracht tegen zijn kin aan en raakt de aangever vervolgens op zijn bovenarm. De aangever ziet dat twee andere jongens op ongeveer drie meter afstand voor hem staan, in een V-vorm. De aangever valt bijna en fietst hard weg. Als hij omkijkt, ziet hij dat de jongen die naar hem uithaalde en één van de andere jongens achter hem aan rennen. [3] De aangever doet vrijwel direct zijn verhaal bij zijn bedrijfsleider, die de jongens nog op het perron ziet en hen aanspreekt. De jongens vertrekken met de tram. De bedrijfsleider waarschuwt de politie, waarna de politie bij station Pijnacker drie personen aanhoudt, te weten de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. [4]
Een verbalisant bekijkt de camerabeelden van 28 januari 2013 van het Randstadrailstation Pijnacker-Zuid, opgenomen even na 15.45 uur. Hij herkent op de beelden van het perron, opgenomen rond 15.51 uur, de verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], die zich steeds binnen en buiten het bereik van de camera’s begeven. Hij ziet dat [medeverdachte 1] en de verdachte de trap aflopen richting het fietspad. Vervolgens ziet hij dat er 15.52 uur een fietser aan komt rijden over het fietspad waar [medeverdachte 1] en de verdachte heen zijn gegaan. Even later ziet hij dat [medeverdachte 1] met versnelde pas richting de fietser loopt en met een arm uithaalt naar de fietser. Hij ziet dat [medeverdachte 1] de fietser raakt, waarna deze bijna valt maar slingerend uit beeld verdwijnt. Hij ziet dat [medeverdachte 1] ten val komt en even later wegrent in de richting van de fietser. [5]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft een verklaring afgelegd. Die verklaring houdt in dat hij die dag met medeverdachte [medeverdachte 2] en de verdachte was en dat hij de jongen op de fiets heeft geduwd. [6] [medeverdachte 2] stond op de trap en de verdachte stond naast hem op het voetpad toen hij de fietser raakte. [medeverdachte 1] schoot door met zijn arm en raakte toen de schouder en mogelijk ook het gezicht van de jongen. Vervolgens kwam hij toen zelf ten val, waarna de verdachte achter de fietser aan is gerend. [7] Uiteindelijk heeft medeverdachte [medeverdachte 1] verklaard dat hij de fietser samen met de verdachte heeft opgewacht en dat zij hebben geprobeerd om hem te beroven. Het idee om de jongen te beroven kwam volgens [medeverdachte 1] van de verdachte, die zei: “Laten we die jongen beroven.” [medeverdachte 2] zou niet zijn meegelopen. [8] Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft tot slot verklaard dat hij de fietser achterna is gerend en dat ook de verdachte achter de fietser aan is gerend. [9]
De verdachte heeft eveneens een verklaring afgelegd. Hij heeft tegenover de politie en ter terechtzitting ontkend dat hij met medeverdachte [medeverdachte 1] heeft geprobeerd om de aangever te beroven. Wel heeft hij zichzelf op de camerabeelden van het Randstadrailstation herkend en heeft hij verklaard achter de fietser aan te zijn gerend omdat hij dacht dat de fietser zijn vriend had geslagen. [10]
Ondanks het feit dat de verdachte heeft ontkend dat sprake was van een plan om de aangever te beroven, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte 1] aan deze beroving heeft schuldig gemaakt. De rechtbank overweegt dat uit de verklaring van [medeverdachte 1] blijkt dat sprake was van een plan om de aangever te beroven. Uit de verklaring van [medeverdachte 1] en de camerabeelden blijkt dat de verdachte en [medeverdachte 1] samen naar het fietspad zijn gelopen. Uit de verklaringen van [medeverdachte 1] en de aangever blijkt dat de verdachte in de buurt van [medeverdachte 1] stond toen deze probeerde de aangever te beroven. Uit de verklaringen van [medeverdachte 1], de aangever en de verdachte blijkt tot slot dat de verdachte en [medeverdachte 1] nog achter de aangever aan zijn gerend. Noch uit de beschrijving van de camerabeelden noch uit de aangifte blijkt dat aangever medeverdachte [medeverdachte 1] geslagen heeft.
Op grond van het hierboven overwogene is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/777065-13 onder 1 ten laste gelegde.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank ten aanzien van parketnummer 09/777065-13, feit 2 het volgende af.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte op 25 januari 2013 in Rijswijk is geweest, in de buurt van de woning van de aangeefster. Dit is rond het tijdstip geweest waarop één of meer personen de woning van de aangeefster is/zijn binnengedrongen. Dat de verdachte daar in de buurt was, blijkt uit de camerabeelden opgenomen in HTM tramlijn 17, uit hetgeen medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard, uit het feit dat de telefoon van de verdachte de zendmasten in de buurt van de woning van de aangeefster heeft aangestraald en uit de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij een afspraak met een jongen had op het nabij de woning van de aangeefster gelegen Stanislas College. De rechtbank is van oordeel dat deze aanwijzingen, ook niet in onderlinge samenhang bezien, niet uitsluitend tot de slotsom kunnen leiden dat de verdachte in de woning van de aangeefster is geweest of anderszins betrokken is geweest bij het binnendringen in de woning van de aangeefster. Ook uit het gegeven dat er meerdere telefonische contacten tussen de telefoon van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] rond het tijdstip van de poging overval zijn geweest en dat hun telefoontoestellen daarbij zendmasten in de buurt aanstraalden, volgt niet zonder meer dat verdachte in de woning van aangeefster is binnengedrongen. De rechtbank overweegt daartoe mede dat de aangeefster de verdachte tijdens een fotoconfrontatie niet heeft herkend en er voorts wisselende verklaringen zijn afgelegd door getuigen over signalementen van personen die in de buurt liepen. Voorts heeft de verdachte een niet onaannemelijke verklaring afgelegd over de reden voor zijn aanwezigheid in de buurt van de woning van aangeefster. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank daarom op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het bij dagvaarding met parketnummer 09/777065-13, onder 2 ten laste gelegde, zodat de rechtbank de verdachte hiervan zal vrijspreken.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank ten aanzien van parketnummer 09/752145-12, primair/subsidiair het volgende af. [11]
Op 5 december 2012 is de verdachte in winkelstraat de Boekhorststraat te Den Haag. [12] Hij is met verschillende andere jongens vlakbij Albert Heijn. Een aantal jongens gaat Albert Heijn binnen, alwaar enkele goederen worden meegenomen zonder te betalen. De jongens die goederen uit Albert Heijn hebben meegenomen gaan weer bij de groep staan, waar ook de verdachte bij staat. [aangever 3] en [collega], twee politieagenten in burger, hebben de jongens uit de groep gadegeslagen. Agent [collega] heeft gezien dat enkele jongens goederen uit Albert Heijn hadden meegenomen zonder ervoor te betalen. Daarom besluiten de agenten naar de groep jongens te gaan om degenen die iets hebben gestolen aan te houden. Zij maken kenbaar dat zij van de politie zijn. Agent [aangever 3] pakt daarop een jongen vast en vertelt hem dat hij is aangehouden. De aangehouden jongen probeert zich aan zijn aanhouding te onttrekken. Gelijk daarna geeft een andere jongen agent [aangever 3] een klap op zijn jukbeen, hetgeen pijn doet en het jukbeen doet zwellen. [13] Vervolgens voelt agent [aangever 3] dat hij wordt geslagen en geschopt op het hoofd en bovenlichaam. [14] Dit doet pijn [15] en de mishandeling veroorzaakt letsel bij agent [aangever 3]. [16] Hoewel het agent [aangever 3] niet bekend is wie hem allemaal hebben geslagen en geschopt, denkt hij dat het de drie personen moeten zijn die om hem heen staan. [17] Vast staat dat de verdachte één van die drie jongens is. [18] Daarna lopen de drie personen, waaronder de verdachte, weg. Even later kunnen zij door ter plaatse gekomen agenten worden aangehouden. [19]
Primair is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij zich zou hebben schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging met geweld. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Uit geen van de zich in het dossier bevindende verklaringen is gebleken dat de verdachte in Albert Heijn is geweest. Voorts is het de rechtbank niet gebleken dat sprake was van een vooropgezet plan, waarvan de verdachte op de hoogte was, om tezamen en in vereniging goederen te stelen bij Albert Heijn. Van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten om een diefstal te plegen is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake geweest. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder primair ten laste gelegde. Dit is anders voor het de verdachte subsidiair ten laste gelegde feit. De verdachte heeft agent [aangever 3] een schop tegen de achterkant van het lichaam gegeven. [20] Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verdachte, toen hij agent [aangever 3] een schop gaf, wist dat [aangever 3] een politieagent was. De rechtbank leidt dit af uit de verklaring van de verdachte bij zijn inverzekeringstelling. De verdachte heeft toen immers verklaard dat hij wist dat de twee personen in burger politieagenten waren. De verdachte had ze dat namelijk horen roepen en had tevens gezien dat ze oortjes in hun oren hadden, waardoor hij gewoon wist dat ze van de politie waren. [21] De rechtbank gaat niet mee in de verklaring van de verdachte ter terechtzitting, dat hij pas na het geven van de schop aan agent [aangever 3] wist dat het om een politieagent ging. De rechtbank houdt de verdachte aan zijn bij de inverzekeringstelling afgelegde verklaring en aan zijn tegenover de politie afgelegde verklaring dat de man en vrouw – [aangever 3] en [collega] – gelijk aan het begin schreeuwden dat ze van de politie waren, dat de verdachte zag dat ze oortjes in hadden en dat hij toen begreep dat ze van de politie waren. [22] Ook agent [aangever 3] heeft verklaard dat hij zich al bij het aanspreken van de groep jongens heeft kenbaar gemaakt als politieagent. [23]
Op grond van het hierboven overwogene is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/752145-12 onder subsidiair ten laste gelegde.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
(parketnummer 09/777065-13)
1.
hij op 28 januari 2013 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen enig goed, toebehorende aan [aangever 1], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld tegen die [aangever 1], met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, met zijn mededader
- naar die [aangever 1] is gelopen, terwijl deze op zijn fiets zat en
- vervolgens die [aangever 1] een stomp tegen zijn hoofd en lichaam heeft gegeven en
- vervolgens achter die [aangever 1] is aangerend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(parketnummer 09/752145-12)
Subsidiair
hij op 05 december 2012 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een ambtenaar, te weten [aangever 3], gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in het gezicht heeft geslagen en tegen het lichaam heeft geslagen en geschopt, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van de hem bij dagvaarding met parketnummer 09/777065-13 onder 1 en 2 en bij dagvaarding met parketnummer 09/752145-12 onder primair ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van negen maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering/ afdeling jeugdbescherming. De officier van justitie heeft gevorderd dat genoemde bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan de verdachte wordt opgelegd een deels onvoorwaardelijke, deels voorwaardelijke jeugddetentie, waarbij het onvoorwaardelijke gedeelte volgens de raadsman ten hoogste de duur van het voorarrest zou mogen bedragen. De raadsman heeft voorts bepleit dat aan het voorwaardelijke gedeelte van die jeugddetentie als bijzondere voorwaarde de maatregel hulp en steun wordt verbonden, ook als dat inhoudt behandeling en begeleiding in het kader van MST/MDFT of een andere vorm van (gezins)therapie en/of begeleiding. De raadsman heeft tot slot betoogd zich te kunnen vinden in de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarde.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal strafbare feiten.
In december 2012 heeft de verdachte met zijn medeverdachten een politieagent in burger mishandeld. De wetenschap dat het om een politieagent ging, heeft de verdachte er niet van weerhouden om mee te doen aan de mishandeling. De verdachte en zijn medeverdachten hebben de politieagent geschopt en geslagen waardoor de politieagent, blijkens zijn aangifte en de door hem ingediende vordering tot schadevergoeding, pijn heeft gehad en verwondingen heeft opgelopen. Ook was hij tijdelijk niet in staat om te werken. Mishandeling is een vervelend strafbaar feit. Door zich hieraan schuldig te maken, heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte getoond geen enkel respect te hebben voor het openbaar gezag. Voorts is de mishandeling op straat in een winkelgebied gepleegd, zodat ook anderen er getuige van zijn geweest.
In januari 2013 heeft de verdachte zich opnieuw schuldig gemaakt aan het plegen van een strafbaar feit. Samen met zijn medeverdachte heeft de verdachte een poging gedaan om een jongen te beroven. Daarbij is het slachtoffer tegen het hoofd en lichaam gestompt, hetgeen blijkens de aangifte pijnlijk is geweest. De verdachte heeft ook bij het plegen van dit feit getoond geen respect te hebben voor zijn slachtoffer. De verdachte heeft zich enkel laten leiden door de zucht naar materieel gewin en heeft op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer.
De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij zich in een korte tijd tweemaal schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een vervelend strafbaar feit.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie, in het verleden niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. De rechtbank zal hiermee rekening houden bij het bepalen van de aan de verdachte op te leggen straf.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de omtrent de verdachte opgestelde rapportages. De rechtbank heeft in het bijzonder acht geslagen op de inhoud van:
  • het psychologisch onderzoek pro justitia, d.d. 4 april 2013, opgesteld en ondertekend door [deskundige], GZ-psycholoog;
  • het rapport Raadsonderzoek Combi-zitting van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 17 juli 2013, opgesteld en ondertekend door [de heer A], raadsonderzoeker.
De hierboven vermelde rapportage pro justitia houdt onder meer in, verkort en zakelijk weergegeven:
De verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de zin van een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (gecombineerde type). Daarnaast is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens vanwege de oppositioneel-opstandige gedragsstoornis en de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Tevens heeft de verdachte een identiteitsprobleem en een ouder-kind relatieprobleem. Van deze problematiek was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde. Over de invloed van deze problematiek op het ten laste gelegde en de mate van toerekeningsvatbaarheid kunnen geen uitspraken worden gedaan omdat de verdachte niet wilde praten over het ten laste gelegde. Hoewel daarom ook geen uitspraken kunnen worden gedaan over de kans op recidive, kan op basis van de testresultaten wel worden geconcludeerd dat de kans op gewelddadig gedrag verhoogd is. In het leven van de verdachte zijn veel risicofactoren aanwezig voor gewelddadig gedrag, terwijl er geen beschermende factoren zijn. Gelet op de problematiek en de kans op gewelddadig gedrag wordt het van groot belang geacht voor de ontwikkeling van de verdachte dat hij een intensieve (dag)behandeling en begeleiding ondergaat, gericht op het gezinssysteem en op de persoonlijke problematiek van de verdachte.
In het hierboven vermelde Raadsrapport wordt in grote lijnen hetzelfde geconcludeerd over de aard en ernst van de problematiek van de verdachte. Ook de Raad voor de Kinderbescherming is van mening dat het nodig is dat de verdachte een passende behandeling krijgt aangeboden. Geadviseerd wordt om aan de verdachte op te leggen een deels voorwaardelijke, deels onvoorwaardelijke jeugddetentie. Aan het voorwaardelijke gedeelte zou dan de bijzondere voorwaarde verbonden moeten worden dat de verdachte zich in het kader van de maatregel hulp en steun moet houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering of de gezinsvoogd.
Ter terechtzitting zijn verschenen [mevrouw A], raadsonderzoeker en mevrouw [mevrouw B], jeugdreclasseringswerker. [mevrouw A] heeft het strafadvies zoals dat in het genoemde Raadsrapport wordt beschreven gehandhaafd. Zij heeft aangegeven dat, indien in civielrechtelijk kader de ondertoezichtstelling wordt uitgesproken, een dubbele maatregel voor de verdachte zal gelden en dat hem dan alle nodige hulp kan worden geboden.
Mevrouw [mevrouw B] heeft verklaard dat de verdachte zich tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis, niet heeft gehouden aan de hem opgelegde schorsingsvoorwaarden. Zij heeft de begeleiding minimaal vorm kunnen geven en er waren weinig mogelijkheden om toezicht uit te oefenen op de verdachte bij de naleving van de schorsingsvoorwaarden. Van een intensieve begeleiding kon dan ook geen sprake zijn. Mevrouw [mevrouw B] heeft aangegeven dat het Palmhuis mogelijkheden zag om de verdachte te behandelen. Toen bleek dat de verdachte bijna niet naar het Palmhuis ging, moest hij daar stoppen. Ook de nodig geachte Multisysteem therapie is door de vele afwezigheid van de verdachte niet van de grond gekomen.
De rechtbank onderschrijft de conclusies uit voornoemde rapportages en is met de rapporteurs, de ter zitting gehoorde deskundigen en de officier van justitie van oordeel dat bij de verdachte sprake is van een aanzienlijke problematiek, die behandeling en begeleiding behoeft.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de nodige behandeling en begeleiding dienen te worden opgelegd in het kader van de onderhavige strafzaak. Ter beantwoording van die vraag overweegt de rechtbank dat de verdachte gedurende een aanzienlijke periode in voorlopige hechtenis heeft gezeten. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem bij dagvaarding met parketnummer 09/777065-13 onder 2 en bij dagvaarding met parketnummer 09/752145-12 onder primair ten laste gelegde feiten. Nu de rechtbank de verdachte van deze feiten vrij zal spreken en derhalve tot een minder omvangrijke bewezenverklaring zal komen dan door de officier van justitie gevorderd, is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een lagere en andersoortige straf moet worden opgelegd dan door de officier van justitie is geëist.
Ondanks het belang van behandeling en begeleiding, is de rechtbank van oordeel dat er geen ruimte is om dit in het kader van de onderhavige strafzaak door middel van een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarde aan de verdachte op te leggen. De onderhavige strafzaak van de verdachte is gelijktijdig behandeld met het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot ondertoezichtstelling van de verdachte en tot machtiging hem uit huis te plaatsen. Nu het verzoek tot ondertoezichtstelling wordt toegewezen, zal de verdachte hulp en begeleiding krijgen van een gezinsvoogd. De behandeling van het verzoek tot machtiging de verdachte uit huis te plaatsen wordt voor enkele maanden aangehouden om te kunnen bezien hoe de hulpverlening in het kader van de ondertoezichtstelling van de grond komt. De rechtbank overweegt dat de voor de verdachte noodzakelijke hulp en begeleiding dan ook zullen moeten worden aangeboden in dit civielrechtelijk kader.
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf van na te melden duur een passende reactie vormt op de door de verdachte gepleegde strafbare feiten.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[aangever 2] heeft zich ten aanzien van parketnummer 09/777065-13, feit 2 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 650, -.
[aangever 3] heeft zich ten aanzien van parketnummer 09/752145-12 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 450, -.
7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [aangever 2] tot een bedrag van € 650, -.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen voor een bedrag groot € 650, -, ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [aangever 2].
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [aangever 3] tot een bedrag van € 450, -.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen voor een bedrag groot € 450, -, ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [aangever 3].
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken ten aanzien van het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/777065-13, onder 2 ten laste gelegde, zodat de benadeelde partij [aangever 2] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag aan schadevergoeding ten opzichte van het ten laste gelegde feit niet onredelijk is en dat hij zich, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde komen, refereert aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [aangever 3] aan de hoge kant is en dat de door hem aangehaalde puntentelling te ruim is toegepast. De raadsman heeft derhalve betoogd dat het uiteindelijk toe te wijzen bedrag aan schadevergoeding dient te worden gematigd. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om te bepalen dat de toe te kennen schadevergoeding hoofdelijk wordt opgelegd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
(Ten aanzien van parketnummer 09/777065-13, feit 2)
[aangever 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 650, -. De vordering tot schadevergoeding bestaat geheel uit immateriële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, wordt vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
(Ten aanzien van parketnummer 09/752145-12, subsidiair)
[aangever 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 450, -. De vordering tot schadevergoeding bestaat geheel uit immateriële schade.
De vordering is, hoewel namens de verdachte betwist, voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder subsidiair bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht de vordering als vergoeding van de immateriële schade tot dat bedrag dan ook naar billijkheid toewijsbaar.
De rechtbank zal derhalve de vordering hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 450, -.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder subsidiair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 450, -, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 3].

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 45, 47, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77gg, 300, 304, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hem bij dagvaarding met parketnummer 09/777065-13 onder 2 en bij dagvaarding met parketnummer 09/752145-12 onder primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de hem bij dagvaarding met parketnummer 09/777065-13 onder 1 en bij dagvaarding met parketnummer 09/752145-12 onder subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
(09/777065-13, feit 1)
POGING TOT DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD VAN GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
(09/752145-12, subsidiair)
MEDEPLEGEN VAN MISHANDELING, TERWIJL HET MISDRIJF WORDT GEPLEEGD TEGEN EEN AMBTENAAR GEDURENDE EN TER ZAKE VAN DE RECHTMATIGE UITOEFENING VAN ZIJN BEDIENING;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
100 (honderd) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
50 (vijftig) dagen;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
(ten aanzien van parketnummer 09/777065-13, feit 2)
bepaalt dat de benadeelde partij [aangever 2] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij [aangever 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil;
(ten aanzien van parketnummer 09/752145-12, subsidiair)
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 3] hoofdelijk toe tot een bedrag van € 450, - en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [aangever 3], een bedrag van € 450, -;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 450, -, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 3];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 9 (negen) dagen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de aan de mededaders opgelegde betalingsverplichting aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. de Haan, kinderrechter, voorzitter,
mr. P.J. Schreuder, kinderrechter,
en mr. C.L. Strop, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.I. Jansen, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 augustus 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1583 2013021349.
2.proces-verbaal van aangifte [aangever 1], p. 106.
3.proces-verbaal van aangifte [aangever 1], p. 107.
4.proces-verbaal van bevindingen, p. 127.
5.proces-verbaal van bevindingen, p. 112.
6.proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1], p. 155.
7.proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1], p. 158.
8.proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1], p. 182.
9.proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1], p. 183.
10.proces-verbaal verhoor verdachte, p. 278.
11.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1512 2012260282.
12.proces-verbaal van aangifte [aangever 3], p. 90; proces-verbaal verhoor verdachte, p. 210.
13.proces-verbaal aangifte [aangever 3], pagina 91.
14.proces-verbaal van bevindingen, p. 100; proces-verbaal verhoor medeverdachte [medeverdachte 3], p. 193.
15.proces-verbaal van bevindingen, p. 100.
16.vervolg proces-verbaal, zonder paginanummering, bevattende een aanvraagformulier medische informatie, gedateerd 25 december 2012.
17.proces-verbaal aangifte [aangever 3], pagina 91.
18.proces-verbaal van bevindingen, p. 100.
19.proces-verbaal van bevindingen, p. 137, 138; proces-verbaal aangifte [aangever 3], p. 91.
20.proces-verbaal verhoor verdachte, p. 215.
21.proces-verbaal van inverzekeringstelling verdachte, p. 65.
22.proces-verbaal verhoor verdachte, p. 211.
23.proces-verbaal aangifte [aangever 3], p. 90.