Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
3 Bij brief van 11 april 2011 (uitgereikt op 18 augustus 2011) heeft eiser wederom, ditmaal in verband met zijn associatie met de harde kern van de aanhangers van de voetbalclub [B], een formele waarschuwing ontvangen. In de brief is vermeld dat dit onacceptabel is en dat van eiser wordt verwacht dat hij de omgang met de harde kern van [B] staakt. In beide brieven, die zijn ondertekend door de [commandant], is bovendien opgenomen:
“U kunt deze brief opvatten als een formele waarschuwing van mijn kant. Ik moet
6 De rechtbank dient ambtshalve te beoordelen of verweerder de brieven van
27 juli 2010 en 11 april 2011 niet rechtstreeks ingegrepen in de rechtspositie van eiser. Verweerder benoemt in die brieven ongewenst gedrag en deelt mede dat mogelijk in de toekomst maatregelen kunnen worden genomen. Dergelijke mededelingen moeten worden aangemerkt als een normaal sturingsmiddel en hebben geen rechtsgevolg. Hier komt bij dat een uitdrukkelijke vaststelling van plichtsverzuim ontbreekt, terwijl de brieven bovendien afkomstig zijn van een voor een dergelijke vaststelling niet bevoegde commandant. Van een ambtsbericht is - mede - daarom geen sprake. Op grond van vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) kan tegen het hanteren van een dergelijk sturingsmiddel geen rechtsmiddel worden aangewend (zie onder andere de uitspraak van de CRvB van
7 juni 2012, LJN: BW7741).
Verweerder heeft het bezwaar dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Het beroep is derhalve gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb, zelf in de zaak voorzien door het bezwaar wederom, maar nu op een andere grondslag, niet-ontvankelijk te verklaren.
Beslissing
C.A.Y. Morison-Libourel, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2013.