17.de Honda VFR (motorfiets) met het kenteken [kenteken] ten name van de man.
Ad 1: uitkering ASR
Tussen partijen staat vast dat deze polis op 15 juni 2011 tot uitkering is gekomen en dat de betreffende uitkering circa € 25.000 bedroeg. Hieruit hebben de drie kinderen van partijen elk € 4.000 ontvangen en is een bedrag van € 2.500 aangewend ten behoeve van het exchange programma van [jongmeerderjarige 3].
De vrouw heeft gesteld dat het altijd de bedoeling van partijen is geweest om met de uitkering van ASR de studies van de kinderen te bekostigen. Zij is daarom primair van mening dat de man het restantbedrag van € 10.500 aan de kinderen dient te voldoen. Subsidiair stelt zij zich op het standpunt dat het restantbedrag met haar dient te worden verrekend. De man heeft betwist dat het de bedoeling van partijen was om de uitkering van ASR volledig aan de kinderen te besteden. Hij heeft gesteld dat hij het restantbedrag (€10.500) reeds vóór de peildatum heeft aangewend ter delging van de kosten van zijn eigen levensonderhoud.
Nu onweersproken is gebleven dat de uitkering van ASR op de peildatum volledig was opgesoupeerd, is de rechtbank van oordeel dat met betrekking tot dit vermogensbestanddeel niets te verrekenen valt.
De vrouw acht het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat de man het bedrag dat bedoeld was voor de kinderen ten behoeve van zijn eigen levensonderhoud heeft aangewend. Daarom heeft zij ter terechtzitting een verzoek ingediend dat ertoe strekt dat de man het bedrag van € 10.500 aan de kinderen vergoedt, althans dat hij de helft van genoemd bedrag aan de vrouw vergoedt.
Alle omstandigheden in aanmerking nemend – waarbij de rechtbank in het bijzonder betekenis toekent aan de omstandigheid dat een substantieel deel van de uitkering aan de kinderen van partijen ten goede is gekomen en aan de omstandigheid dat de vrouw is gestopt met het betalen van de afgesproken toelage aan de man, nadat de man had besloten om het restant van de uitkering onder zich te houden – kan niet worden geoordeeld dat het aanwenden van het restant van de uitkering door de man ten behoeve van zijn levensonderhoud naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid zodanig onaanvaardbaar is dat de kinderen, althans de vrouw, ter zake een vergoeding toekomt. Het verzoek van de vrouw op dit punt zal derhalve worden afgewezen.
Ad 2: de polis bij ASR met nummer [polisnummer]
Vaststaat dat deze polis op 15 juni 2016 tot uitkering komt. De vrouw heeft de man voorgesteld om de polis voort te zetten – volgens haar is de polis premievrij – en het uit te keren kapitaal te zijner tijd bij helfte te delen. De man heeft niet ingestemd met dit voorstel. Hij is van mening dat de vermogensvermeerdering na de peildatum buiten de verrekening dient te blijven. Volgens hem dient de polis tegen de afkoopwaarde per 21 mei 2012 in de verrekening te worden betrokken, waarbij tevens rekening dient te worden gehouden met de van toepassing zijnde belastinglatentie.
De rechtbank gaat – nu niet anders is gesteld of gebleken – ervan uit dat de man deze polis zal voortzetten. De contante waarde per de peildatum te verminderen met de daarop van toepassing zijnde fiscale claim, dient daarom in de verrekening te worden betrokken. Ten aanzien van voornoemde claim, de zogeheten belastinglatentie, is de rechtbank van oordeel dat – gelet op het inkomen van de man – aangesloten dient te worden bij een belastingdruk van 30%. De rechtbank zal aldus beslissen.
Ad 3: de polis bij ASR met nummer[polisnummer]
In een eerder stadium van deze procedure waren partijen het erover eens dat de begunstiging van deze lijfrenteverzekering (“Waerdye”) zou worden overgezet naar de beide zonen van partijen. De waarde van deze polis zou dus ten gunste van de zonen van partijen komen en zou derhalve niet tot het te verrekenen vermogen behoren. De man heeft thans echter besloten om zelf begunstigde te blijven.
Nu tussen partijen niet in geschil is dat de polis ten behoeve van de beide zonen van partijen is aangegaan, acht de rechtbank het – gegeven de omstandigheden , waaronder mede de eerder bereikte overeenstemming– naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat de waarde van de polis alsnog ten gunste van partijen zelf en niet ten gunste van hun zonen zou strekken. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw om de man te veroordelen om medewerking te verlenen aan uitkering van de polis en om hem te veroordelen om het uitgekeerde kapitaal binnen 14 dagen na uitkering naar de beide zonen van partijen door te storten, derhalve toewijzen.
Ad 4: de polis bij ASR met nummer [polisnummer]
De man is van mening dat deze polis niet in de verrekening behoeft te worden betrokken omdat hij deze polis vóór het huwelijk heeft afgesloten. De rechtbank is van oordeel dat deze polis wel degelijk in de verrekening dient te worden betrokken omdat de man tijdens het huwelijk van partijen maandelijks premie heeft betaald uit, naar – bij gebrek aan enige andersluidende stelling of bewijs – moet worden aangenomen, overgespaard inkomen.
De rechtbank gaat – nu niet anders is gesteld of gebleken – ervan uit dat de man deze polis zal voortzetten. De contante waarde per de peildatum te verminderen met de daarop van toepassing zijnde fiscale claim, dient daarom in de verrekening te worden betrokken. Zoals hierboven reeds is overwogen dient hierbij te worden uitgegaan van een belastingdruk van 30%. De rechtbank zal aldus beslissen.
Ad 5 en 6: de polissen bij Ohra
Tussen partijen is in confesso dat iedere partij de eigen polis behoudt zonder nadere verrekening van de waarde hiervan. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Ad 7 tot en met 13: de bankrekeningen
Niet in geschil is dat de per de peildatum aanwezige banktegoeden geheel zijn opgebouwd uit overgespaard inkomen. Derhalve dienen deze banktegoeden in de verrekening te worden betrokken. Beide partijen zijn gehouden de helft van banktegoeden per 21 mei 2012 op de rekeningen op zijn of haar naam aan de andere partij te vergoeden. De rechtbank zal aldus beslissen.
Ad 14: de Fiat
Volgens de vrouw behoort de Fiat niet tot het te verrekenen vermogen. Weliswaar staat deze auto op haar naam, maar deze auto is ten behoeve van de kinderen aangeschaft. De man is van mening dat de auto weliswaar alleen door de kinderen wordt gebruikt, maar dat de waarde daarvan wel in de verrekening moet worden betrokken omdat de Fiat tot het vermogen van de vrouw behoort.
De rechtbank overweegt dat de Fiat weliswaar tot het vermogen van de vrouw behoort, maar dat hieraan in het kader van de onderhavige verrekening geen waarde kan worden toegekend om dat de vrouw alle kosten hiervan draagt, terwijl tussen partijen vaststaat dat zij niet zelf kan profiteren van het gebruiksrecht van deze auto.
Ad 15: de Volvo
Partijen zijn het niet eens over de waarde waartegen de Volvo in de verrekening dient te worden betrokken. De man heeft voorgesteld om uit te gaan van de waarde die partijen eerder tijdens de mediation zijn overeengekomen, te weten € 10.900. De vrouw wil daarentegen uitgaan van de dagwaarde ad € 13.400. De vrouw heeft ter onderbouwing van de door haar gestelde waarde een waarde-indicatie van de ANWB Autoverkoopservice overgelegd.
De rechtbank overweegt dat de mediation tussen partijen voorafgaand aan deze echtscheidingsprocedure niet heeft geresulteerd in finale overeenstemming op alle onderdelen. Partijen kunnen zich niet beroepen op deelafspraken die tijdens de mediationgesprekken zijn gemaakt. Nu de vrouw de door haar gestelde waarde heeft onderbouwd en de man heeft nagelaten stukken in het geding te brengen waaruit de door hem genoemde waarde blijkt, zal de rechtbank de Volvo tegen het door de vrouw genoemde bedrag in de verrekening betrekken. De man dient de helft van deze waarde, te weten een bedrag van € 6.700, aan de vrouw te vergoeden.
Ad 16: de Volkswagen
Partijen zijn het erover eens dat de Volkwagen tegen een waarde van € 24.500 in de verrekening wordt betrokken. De vrouw dient de helft van dit bedrag aan de man te vergoeden.
Ad 17: de motorfiets
Partijen zijn het erover eens dat de motorfiets tegen een waarde van € 2.000 in de verrekening wordt betrokken. De man dient de helft van dit bedrag aan de vrouw te vergoeden.