3.Eiseres voert aan dat, anders dan verweerder stelt, de verwijzing naar een aanvullend advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) van 19 juli 2012, in combinatie met het BMA-protocol van oktober 2010, geen (nadere) motivering vormt waarom de informatie van de behandelaars niet tot de conclusie leidt dat er voor eiseres geen effectieve behandelmogelijkheden in Armenië aanwezig zijn vanwege het ontbreken van een door haar als veilig ervaren behandelingsomgeving. Immers, niet alleen hebben de behandelaren hun oordeel over de noodzaak van een veilige behandelomgeving – en het ontbreken daarvan in het land van herkomst – toegespitst op de aard en het ontstaan van de psychische klachten van eiseres maar bovendien gemotiveerd dat de behandeling van haar posttraumatische klachten in Armenië in een context van zodanige onveiligheid zal plaatsvinden dat die behandeling als onaanvaardbaar moet worden aangemerkt. Eiseres heeft in dit verband verwezen naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 18 april 2012 (LJN: BW4268) en 2 mei 2012 (LJN: BW4886), met name rechtsoverweging 3.5.4. (naar de rechtbank begrijpt: 2.5.4.). Eiseres heeft in dit verband aangehaald de brieven van de behandelaars van Centrum ’45 van 15 mei 2012 en 14 augustus 2012.
3.1Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling, is het advies van het BMA een deskundigenadvies aan de minister ten behoeve van de uitoefening van diens bevoegdheden. Indien een zodanig advies op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld, mag de minister bij de beoordeling van een aanvraag in beginsel van zulk een advies uitgaan. Dat betekent dat het tot de verantwoordelijkheid en deskundigheid van het BMA behoort om te beoordelen of meerdere bronnen nodig zijn in verband met de advisering.
3.2In het advies van het BMA van 23 maart 2012 verklaart de medisch adviseur dat bij eiseres onder meer een chronisch posttraumatisch stresssyndroom (ptss) is vastgesteld. Tevens is er sprake van somberheid, verminderde eetlust, weinig energie, interesseverlies, verminderd zelfgevoel en slechte concentratie. De behandelaar van eiseres is tot de diagnose gekomen van ernstige depressieve stoornis met psychotische kenmerken. Eiseres krijgt voor haar klachten medicatie en staat onder behandeling van een psychiater van Stichting Centrum ’45. De behandeling door de psychiater is in principe van tijdelijke aard, waarbij een termijn voor de behandeling van minimaal 18 maanden aan de orde is. Vermeld is dat de behandelaar aangeeft dat een veilig ervaren behandelomgeving een essentiële voorwaarde is voor het slagen van een traumabehandeling, evenals een vertrouwensrelatie en een steunend sociaal netwerk. Naar huidige medische inzichten zal uitblijven van de genoemde behandeling kunnen leiden tot een medische noodsituatie, gelet op de combinatie van chronische ptss en een ernstige depressie met psychotische fenomenen en suïcidale gedachten, waarbij in juni 2011 een spoedbeoordeling van de crisisdienst heeft plaatsgevonden. Gelet op de aard en ernst van de klachten van verzoekster, wordt in dit geval, zonder behandeling een medische noodsituatie op korte termijn niet uitgesloten. Wat betreft het aspect dat een veilig ervaren behandelomgeving in het land van herkomst en het opbouwen van een vertrouwensrelatie een belangrijke voorwaarde is voor de effectiviteit van de behandeling, merkt het BMA het volgende op. Het is medisch gezien niet te objectiveren en te voorspellen hoe iemand zich in de toekomst na een eventuele terugkeer kan voelen. Speculatie hierover past niet in een professioneel advies. Uitgaande van de juistheid van de beschikbare informatie met betrekking tot de therapiemogelijkheden in het land van herkomst/land van eventuele verwijdering, wordt geconcludeerd dat deze aanwezig is.
3.3Bij brief van 15 mei 2012 hebben de behandelaars van eiseres, psycholoog en psychiater bij Stichting Centrum ’45, voor zover hier van belang, het volgende opgemerkt.
“Traumatisering en chronische PTSS gaan nadrukkelijk over gevoelens van onveiligheid en angst, die door de traumatische ervaringen ingesleten worden in het psychologische en biologische systeem. (…) Het belang van een veilige behandelomgeving gaat in het geval van mevrouw [naam 1] over ervaren onveiligheid in het licht van deze bestaande psychische problematiek. (…)
Het oordeel over het belang van een veilige behandelomgeving en gevoelens van onveiligheid baseren wij op informatie verkregen uit het directe contact met mevrouw [naam 1] en op basis van onze eigen professionele competentie.
In het behandelcontact met mevrouw [naam 1] laat zij de volgende symptomen en uitingen van onveiligheid zien. Mevrouw [naam 1] voelt zich door onder andere het zien van tv beelden van nieuwsuitzendingen, het zien van bloed van een kamergenoot, het moeten omgaan met onbekende mannen in haar woonomgeving en gesprekken met een mannelijke telefonische tolk, onveilig en angstig en krijgt herbelevingen van de traumatische gebeurtenissen in Armenië. In het AZC wordt ze soms geconfronteerd met politiemensen waardoor ze zeer angstig wordt en paniekgevoelens en ernstige herbelevingen heeft. Ook zijn er twee vrouwen aan haar deur gekomen waarvan ze een vrouw aanzag als een van de mensen die haar mishandeld hebben in het land van herkomst waardoor ze zich onveilig voelde en angstig werd.(…)Het terugkeren naar het land en de plek van traumatisering zal dus gebaseerd op deze benoemde symptomen met hoge mate van waarschijnlijkheid veel onveiligheid en angst genereren dat in combinatie met het lijden aan psychotische overschrijdingen van de PTSS en depressieve kenmerken tot een verslechtering van haar toestandsbeeld kan leiden en tot psychische decompensatie. Een negatieve invloed op de stabilisatie van haar symptomen is hoogstwaarschijnlijk. Een zinvolle behandeling zal zeer waarschijnlijk niet mogelijk zijn.Daarbij van belang is ook dat hevige angsten en gevoelens van wanhoop (…)hebben geleid tot een medische noodsituatie in juni 2011 (…) Het blijkt dat mevrouw [naam 1] de behandelomgeving waarin ze zich nu bevindt als meest veilig ervaart. (…)”
3.4In het BMA-advies van 19 juli 2012, dat verweerder aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft gelegd, is, voor zover van belang, het volgende opgenomen ten aanzien van eiseres.
“De behandelend psycholoog [naam 2] en psychiater [naam 3] van de Stichting Centrum '45 stellen in de brief van 15 mei 2012 hun visie over de veilige behandelomgeving (…) Of een geïndiceerde behandeling bij een psychiatrische patiënt effectief zal zijn hangt niet alleen af van de beschikbaarheid van psychiaters en psychiatrische medicatie. De effectiviteit van een behandeling is afhankelijk van diverse factoren, zoals de aanwezigheid van een steunsysteem bestaande uit familieleden, vrienden en kennissen, voldoende financiële middelen om de behandeling te bekostigen, passende huisvesting, een zinvolle dagbesteding en natuurlijk ook de medewerking van de patiënt zelf. Het totaal van deze omstandigheden is bepalend voor het welslagen van een psychiatrische (traumaverwerkende) behandeling.(…) Een gevoel van (on) veiligheid met betrekking tot de behandelomgeving dient gezien te worden als onderdeel van het totale complex aan omstandigheden die een bijdrage kan leveren aan de verbetering van de mentale toestand van de patiënt.Gevoelens van (on)veiligheid zijn echter subjectief en medisch gezien niet objectiveerbaar. Het is daarom voor een (BMA-)arts niet mogelijk om een medisch gefundeerde uitspraak te doen ten aanzien van de vraag of betrokkene de behandelomgeving in Armenië als veilig zal ervaren(…). Evenmin is door de (BMA-)arts te beoordelen welke invloed dat heeft op het welslagen van de behandeling (effectiviteit van de behandeling), omdat hierbij ook vele andere factoren van betekenis zijn. In het algemeen kan niet als juist worden aanvaard de stelling dat de behandeling van psychische klachten in het land waar de oorzaak van die klachten ligt of wordt vermoed te liggen niet of niet succesvol kan plaatsvinden (zie de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg van 8 mei 2012, kenmerk C2011,.221, LJN: YG1750(…)Mede in het licht van het bovenstaande geven de uitlatingen van behandelaars ten aanzien van het ontbreken van een als veilig ervaren behandelomgeving mijgeen aanleiding om op voorhand te twijfelen aan de effectiviteit van de in Armenië aanwezige behandeling.(…)
3.5Bij brief van 14 augustus 2012 hebben de behandelaars van eiseres, voor zover van belang, het volgende opgemerkt.
“(…)In het land waar de traumatisering van mevrouw [naam 1] heeft plaatsgevonden, ernstige mishandeling door de Armeense politie bij een demonstratie, overlijden van haar schoonzoon door de demonstratie en bedreigingen van de schoonfamilie,zal het gevoel van onveiligheid zo sterk aanwezig zijn dat in het geval van mevrouw [naam 1] een effectieve trauma behandeling niet mogelijk is.(…)Als behandelaren in een gespecialiseerd 3e lijns trauma instelling, erkend als landelijk geaccriditeerd Topreferent Trauma Centrum, kunnen wij wel een uitspraak doen over de effectiviteit van behandelingen voor psychiatrische problematiek, waaronder in het bijzonder trauma gerelateerde problematiek.Het gevoel van onveiligheid is juist een onderdeel van het psychiatrisch beeld van mevrouw [naam 1] en niet van de omstandigheden. Zoals uitgebreid genoemd en individueel toegespitst in ons schrijven d.d. 15 mei 2012 is het gevoel van onveiligheid en angst een onderdeel van traumatisering en chronische PTSS dat ingesleten is in het psychologische en biologische systeem.(…) Voor een effectieve traumabehandeling (…) is het nodig dat zij naast medicatie en wekelijkse behandelgesprekken in de stabilisatie fase, een van de evidence-based traumabehandelingen krijgt, gesteld in de GGZ richtlijnen, namelijk traumagerichte cognitieve gedragstherapie of EMDR.”
3.6In de nota van 25 september 2012 heeft het BMA op de vraag van verweerder of de nodig geachte therapie niet tot een ander oordeel zou dienen te leiden, als volgt geantwoord.
“Wanneer EMDR of cognitieve gedragstherapie gaat starten, is nog niet te voorspellen en bovendien wordt de vraag beantwoord of er voldoende behandelmogelijkheden zijn om op korte termijn een medische noodsituatie te voorkomen. Dat wil zeggen dat de conclusie kan zijn dat er voldoende behandelmogelijkheden zijn, zonder dat de behandeling één op één wordt overgenomen.”
3.7Verweerder heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat in het advies van 19 juli 2012 en het BMA-protocol van oktober 2010, nader is gemotiveerd waarom, onder meer de brieven van 15 mei 2012 en 14 augustus 2012, niet leiden tot de twijfel aan de conclusie van het BMA dat er voor eiseres effectieve behandelmogelijkheden in Armenië zijn.
3.8Uit de uitspraak van de Afdeling van 2 mei 2012 (LJN BW4886) kan worden afgeleid dat wanneer de behandelaars van een vreemdeling zich op het standpunt stellen en toelichten dat gezien de aard en het ontstaan van de klachten van de vreemdeling, de behandeling van posttraumatische klachten in Armenië in een context van zodanige onveiligheid zal plaatsvinden dat die behandeling als onaanvaardbaar moet worden aangemerkt, de arts van het BMA zich nader gemotiveerd dient uit te laten over deze door de behandelaars gestelde voorwaarde van een veilige behandelomgeving.
3.9De rechtbank is van oordeel dat verweerder met betrekking tot voormelde brieven van de behandelaars van eiseres niet kan volstaan met de enkele stelling dat deze geen aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van de BMA. Anders dan door verweerder in het bestreden besluit is gesteld, kan uit de brieven van de behandelaars niet zonder meer worden afgeleid dat sprake is van (uitsluitend) een verschil van mening. In beide brieven is door de behandelaars de concrete situatie van eiseres belicht. De behandelaars hebben in de brief van 14 augustus 2012 gesteld dat gezien de aard en het ontstaan van de klachten van eiseres, de behandeling van haar posttraumatische klachten in Armenië in een context van zodanige onveiligheid zal plaatsvinden, dat deze behandeling “niet mogelijk” zal zijn. Ook wordt in de brief van 15 mei 2012 al vermeld dat “een zinvolle behandeling zeer waarschijnlijk niet mogelijk zal zijn”. Daarmee kan naar het oordeel van de rechtbank gesproken worden van een “onaanvaardbare behandeling” welk criterium in voormelde uitspraak van de Afdeling van 2 mei 2012 is opgenomen. Hoewel de BMA-arts in het advies van 19 juli 2012, naast de vermelding dat hij het een niet objectiveerbaar gegeven vindt, heeft vermeld dat de uitlatingen van de behandelaars hem geen aanleiding geven om op voorhand te twijfelen aan de effectiviteit van de in Armenië aanwezige behandeling en daarmee is ingegaan op de door de behandelaars gestelde voorwaarde, zijn naar het oordeel van de rechtbank voormelde uitlatingen van de behandelaars onvoldoende bij dit advies betrokken. Allereerst betreft het hier – zoals ook door eiseres in beroep is gesteld - behandelaars met een specifieke psychiatrische deskundigheid. Gelet op de concrete informatie met betrekking tot de aard en het ontstaan van de klachten van eiseres en de noodzakelijke therapie, waaronder de voorwaarde van een veilige behandelomgeving, door de behandelaars vanuit hun specifieke deskundigheid aangedragen, had het BMA zich meer specifiek en gemotiveerd dienen uit te laten over de vraag of al dan niet aanleiding bestond tot gerede twijfel over de effectiviteit van de door eiseres in Armenië te ondergane behandeling. De omstandigheid dat de brief van de behandelaars van 14 augustus 2012 nog op 5 september 2012 door verweerder is voorgelegd aan het BMA, zag slechts op de vraagstelling of de stelling van de behandelaars dat eiseres een cognitieve therapie of EMDR na stabilisatie zou moeten volgen, tot een ander standpunt zou moeten leiden. Naar het oordeel van de rechtbank is de voorbereiding van de BMA-nota van 25 september 2012 aldus ook onvoldoende geweest. Bovendien kan deze aanvullende nota gezien de inhoud niet worden beschouwd als een gemotiveerde reactie op de brief van de behandelaars van 14 augustus 2012 nu de BMA-arts daarin verder ook niet op de inhoud van de brief van 14 augustus 2012 van de behandelaars is ingegaan.