ECLI:NL:RBDHA:2013:11100
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning en inreisverbod van Turkse eiseres
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2013 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de intrekking van de verblijfsvergunning van een Turkse eiseres en het opgelegde inreisverbod. Eiseres, geboren in 1975, had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 21 januari 2013, waarin haar verblijfsvergunning met terugwerkende kracht werd ingetrokken en een inreisverbod voor twee jaar werd opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres inmiddels naar Turkije is teruggekeerd en een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) heeft ingediend. Tijdens de zitting op 24 juli 2013 heeft de gemachtigde van eiseres aangegeven dat er nog procesbelang bestaat bij de beoordeling van het inreisverbod, omdat dit haar terugkeer naar Nederland zou kunnen belemmeren.
De rechtbank heeft overwogen dat het vertrek van eiseres uit Nederland niet betekent dat zij geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van het inreisverbod. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris ten onrechte artikel 62, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 aan het inreisverbod ten grondslag heeft gelegd. De rechtbank oordeelt dat de intrekking van de verblijfsvergunning niet onder de afwijzing van een aanvraag tot verlening of verlenging van een verblijfsvergunning valt, en dat het inreisverbod derhalve op een onjuiste wettelijke grondslag steunt.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd voor zover het het inreisverbod betreft, en zelf in de zaak voorzien door het inreisverbod te herroepen. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 944,00. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.