ECLI:NL:RBDHA:2013:10958

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 augustus 2013
Publicatiedatum
23 augustus 2013
Zaaknummer
817613-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing met geweld door drie verdachten tegen twee Poolse klussers

Op 23 augustus 2013 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin drie Haagse mannen, verdacht van afpersing, zijn veroordeeld tot elk twee jaar gevangenisstraf. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 1 maart 2013, waarbij de verdachten twee Poolse klussers bedreigden en mishandelden om een geldbedrag van 700 euro te eisen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten de slachtoffers ernstig bedreigden met geweld, waaronder het gebruik van een kettingzaag en een boormachine, en hen fysiek mishandelden. De slachtoffers werden gedwongen om geld te regelen, terwijl één van hen gedurende bijna anderhalf uur werd vastgehouden en mishandeld. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers, ondersteund door getuigenverklaringen en bewijsstukken, voldoende bewijs boden voor de bewezenverklaring van de poging tot afpersing. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafoplegging. De verdachten hebben geen blijk gegeven van inzicht in hun gedrag en de rechtbank heeft daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, die rechtstreeks verband houdt met de gepleegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/817613-13; 09/925501-12 (tul)
Datum uitspraak: 23 augustus 2013
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte 1],
geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats] (Suriname),
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te [penitentiaire inrichting].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 3 juni 2013 en 9 augustus 2013.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. I. Doves en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. drs. A.J.F. Gonesh, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 01 maart 2013 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van
een geldbedrag (van ca 700 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer
van zijn mededader(s), althans alleen (telkens)
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen dat er geld
moest komen anders zou er bloed vloeien en/of zou die [slachtoffer 1] worden
opgehangen en/of
- in de (dichte) nabijheid van die [slachtoffer 1] met een hamer te zwaaien waarbij de
suggestie werd gewekt en/of de woorden werden geuit dat die [slachtoffer 1] geslagen
zou gaan worden met die hamer of/tegen het hoofd en/of lichaam als er niet
betaald zou worden en/of
- een of meerdere malen die [slachtoffer 1] een capuchon over het hoofd te trekken
en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] (met vuisten en/of een betonblok) te slaan
tegen het hoofd en/of lichaam en/of
- een (in werking gestelde) kettingzaag op korte afstand van de benen en/of
het lichaam van die [slachtoffer 1] te houden en/of daarbij te dreigen dat hij zou
worden doorgezaagd en/of dat er een of meer lichaamsdelen zouden worden
afgezaagd en/of
- een (in werking gestelde) boormachine op korte afstand van de benen en/of
het lichaam van die [slachtoffer 1] gehouden waarbij die [slachtoffer 1] werd toegevoegd dat
hij in zijn hoofd en/of benen zou worden geboord en/of
- die [slachtoffer 1] toe te voegen dat als zijn broer ([slachtoffer 2]) niet met geld zou komen
dat hij zou worden vermoord, althans woorden met gelijke dreigende aard of
strekking, en/of
- die [slachtoffer 1] gedurende langere tijd (ongeveer ander half uur) vast te houden op een
zolder/kamer, waarbij die [slachtoffer 1] die plaats (mede door het tegen hem toegepaste
geweld en/of door de aan hem geuite bedreigingen) niet kon verlaten, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 01 maart 2013 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die
[slachtoffer 1]:
- meermalen, althans een maal, met de vuist heeft/hebben geslagen en/of
- meermalen, althans een maal, met een stuk van een gips/betonblok
heeft/hebben geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
EN / OF
hij op of omstreeks 01 maart 2013 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers
heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk
dreigend:
- een kettingzaag tegen, althans op korte afstand van, de benen en buik van
die [slachtoffer 1] gehouden en/of (daarbij) gezegd dat ze hem zouden doorzagen
en/of
- een grote breekhamer op het hoofd van die [slachtoffer 1] geplaatst en/of
(daarbij) die [slachtoffer 1] gevraagd of hij wist wat er over 3 seconden zou
gebeuren en/of
- een boormachine aangezet en/of (daarbij) gezegd: "Misschien dat ik voor de
lol in jouw hoofd boor" en/of "Ik ga jou pijn doen. Ik ga in jouw linkerknie
boren", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- die [slachtoffer 1] gezegd dat ze hem zouden vermoorden als zijn broer niet met
geld zou komen, althans woorden gelijke dreigende aard of strekking;
EN / OF
hij op of omstreeks 01 maart 2013 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon (te weten R.
[slachtoffer 1]),
- meermalen, althans een maal, met de vuist heeft/hebben geslagen en/of
- meermalen, althans een maal, met een stuk van een gips/betonblok
heeft/hebben geslagen,
waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden.
3. Bewijsoverwegingen [1]
3.1
Inleiding
Op 1 maart 2013 om 20.15 uur heeft [slachtoffer 1] , nadat de politie eerder die dag in verband met een melding drie verdachten had aangehouden en hem, [slachtoffer 1], gewond had aangetroffen, aangifte gedaan van diverse geweldplegingen en bedreigingen, tegen hem gepleegd door verdachte en twee anderen met het oog op het innen van een huurschuld die aangever en/of zijn broer hadden bij verdachte. [2]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan enig geweld noch aan bedreiging met geweld. Verdachte heeft naar zijn zeggen evenmin gezien of gemerkt dat een ander of anderen zich hieraan schuldig maakte(n).
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte zich al dan niet samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing (primair), dan wel een poging tot zware mishandeling (subsidiair) en/of een bedreiging (subsidiair, eerste cumulatief/alternatief) en/of een mishandeling (subsidiair, tweede cumulatief/alternatief).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat de primair ten laste gelegde poging tot afpersing in vereniging bewezen kan worden verklaard en heeft dienovereenkomstig gevorderd.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van al hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd. Tegenover de ontkenning door verdachte staat bewijs dat voor het grootste gedeelte slechts komt uit één bron, te weten de aangifte. Op de juistheid daarvan is volgens de raadsman bovendien het nodige af te dingen.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Algemeen
De rechtbank baseert haar beslissing omtrent de tenlastelegging op de navolgende verklaringen en bevindingen, die in het onderstaande verkort worden weergegeven, waarna de rechtbank gemotiveerd zal aangeven tot welke conclusies zij op grond daarvan komt.
De aangifte
Aangever heeft bij zijn eerste verhoor het volgende verklaard. [3] Op 1 maart 2013 bevond hij zich samen met zijn broer [slachtoffer 2] en een vriend in een woning aan de [adres] (op de derde verdieping) toen hij, in verband met een huurschuld van ongeveer 600 euro werd bezocht door verdachte (huiseigenaar) en twee anderen. [slachtoffer 2] en de vriend werd te verstaan gegeven dat zij dienden te vertrekken, wat zij ook deden. Aangever, die tot die tijd bezig was geweest met kluswerkzaamheden in de woning, werd vervolgens bedreigd. Door verdachte werd gezegd dat hij aan een balk zou worden opgehangen als hij die dag geen geld zou hebben geregeld (via zijn broer). Aangever werd vervolgens door verdachte en de twee andere mannen geslagen en bedreigd met gebruikmaking van een kettingzaag, een boormachine en een zware hamer. Aangever werd eenmaal geslagen met een stuk gipsbeton. Aangever voelde zich gedurende het gebeuren, dat ongeveer een uur en twintig minuten duurde, heel erg bang en aangever vreesde voor zijn leven.
Bij zijn tweede verhoor heeft aangever middels een enkelvoudige fotoconfrontatie de twee andere betrokken mannen (die hij kende als [verdachte 2] en [verdachte 3]) aangewezen. Dit bleken [verdachte 2] (hierna: verdachte [verdachte 2]) en [verdachte 3] (hierna: verdachte [verdachte 3]) te zijn. [4]
Bij dit zelfde verhoor [5] is aangever nader ingegaan op de gebeurtenissen van de bewuste dag en de specifieke rolverdeling tussen verdachte en de verdachten [verdachte 2] en [verdachte 3]. Alle drie de verdachten zeiden tegen hem dat hij via zijn broer geld moest zien te regelen. Door verdachte [verdachte 3] werd de capuchon van zijn trui over zijn hoofd getrokken waardoor aangevers zicht beperkt werd. Vervolgens werd hij door alle drie de verdachten geslagen.
Er werd een kettingzaag door verdachte [verdachte 2] gestart en op korte afstand van aangevers benen en buik gebracht en er werd hem gevraagd wat hij als eerste afgezaagd wilde hebben van zijn lijf. De capuchon van aangever die inmiddels weer van zijn hoofd was getrokken, werd nogmaals over zijn hoofd getrokken, ditmaal door verdachte. Verdachte hield een zware hamer vast en dreigde daarmee op het hoofd van aangever te slaan. Verdachte zei: ‘Je regelt het geld of ik maak je anders dood.’ Verdachte [verdachte 3] hield deze hamer vervolgens ook vast terwijl hij tegen aangever zei dat hij nog huur moest betalen. Vervolgens hielden alle drie de verdachten de genoemde boormachine om de beurt vast en dreigden zij aangever daarmee in zijn benen en in zijn hoofd te boren.
Tot slot werd aangever door verdachte [verdachte 2] in het gezicht geslagen met het genoemde stuk gipsbeton.
Foto’s en medische verklaring
Op foto’s in het dossier, genomen ten tijde van het eerste verhoor van aangever, heeft de rechtbank waargenomen dat aangever een snee had in zijn rechterwang en een gekneusd linkeroog (‘blauw oog’). Uit de beknopte medische verklaring komt de genoemde kneuzing (‘contusie in gelaat’) eveneens naar voren. [6]
Getuigenverklaring [slachtoffer 2]
De broer van aangever, getuige [slachtoffer 2], heeft verklaard dat hij die dag, voordat hij vertrok uit de woning aan de [adres], verdachte in het bijzijn van diens twee vrienden hoorde zeggen dat hij geld wilde hebben. Vervolgens zei verdachte [verdachte 1] tegen hem: ‘Ik wil nu geld of ik ga jou laten bloeden.’ Getuige is hierop, met een angstig gevoel, naar buiten gegaan. Vervolgens werd getuige gebeld door aangever met het verzoek om geld te regelen. Later belde getuige terug en hoorde hij aangever met angst in zijn stem zeggen dat als er geen geld kwam verdachte [verdachte 1] en zijn vrienden hem (aangever) op zouden hangen aan één van de balken van het plafond. Getuige heeft hierop de politie gewaarschuwd. [7]
Proces-verbaal van aanhouding
In het proces-verbaal van aanhouding hebben verbalisanten het volgende gerelateerd. [8] Naar aanleiding van de melding door [slachtoffer 2] hebben zij zich begeven naar de woning aan de [adres]. Daar aangekomen hoorden zij geschreeuw op de derde verdieping. Aldaar troffen zij aangever ineengekrompen, zittend op een stoel aan. Aangever had een bloedende wond op zijn rechterwang en een hevig opgezwollen oogkas en jukbeen rondom het linkeroog. Verdachte [verdachte 2] bevond zich op dat moment in een gevechtshouding tegenover aangever. [verdachte 2] droeg zwarte handschoenen, verdachte droeg witte handschoenen. Op de grond lagen, rechts naast de stoel onder andere een kettingzaag, een grote moker en een witte steen. Aangever was gezien zijn gezichtsuitdrukking zeer geëmotioneerd en bang. De hele situatie maakte op de verbalisanten een zeer dreigende indruk. Het leek, aldus de verbalisanten, alsof de situatie op ieder moment kon escaleren ten nadele van het slachtoffer.
Conclusie
De verklaring van aangever levert bewijs op voor hetgeen aan verdachten is ten laste gelegd, nu die verklaring consistent is en er geen reden is aan de betrouwbaarheid daarvan te twijfelen. Die verklaring wordt aangevuld en ondersteund door de verklaring van zijn broer [slachtoffer 2], het letsel zoals dat bij aangever is geconstateerd via de foto’s en de medische verklaring, en de bevindingen van de verbalisanten bij het bij het aantreffen van aangever. Al deze bewijsmiddelen, in onderling verband bezien, maken duidelijk dat aangever het door hem opgelopen letsel heeft bekomen als gevolg van handelingen van verdachte en zijn mededaders, en wel op de wijze en onder de omstandigheden zoals door aangever beschreven. De rechtbank acht op grond daarvan dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot afpersing ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart – met verbetering van taalfouten waardoor hij niet in zijn verdediging is geschaad - bewezen dat verdachte:
op 1 maart 2013 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag (van ca 700 euro), toebehorende aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], met zijn mededaders:
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd dat er geld moest komen anders zou er bloed vloeien en zou die [slachtoffer 1] worden opgehangen en
- in de (dichte) nabijheid van die [slachtoffer 1] met een hamer heeft gezwaaid waarbij de suggestie werd gewekt en/of de woorden werden geuit dat die [slachtoffer 1] geslagen zou gaan worden met die hamer tegen het hoofd als er niet betaald zou worden en
- meerdere malen die [slachtoffer 1] een capuchon over het hoofd heeft getrokken en die [slachtoffer 1] (met vuisten en een betonblok) heeft geslagen tegen het hoofd en lichaam en
- een (in werking gestelde) kettingzaag op korte afstand van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en daarbij heeft gedreigd dat hij zou worden doorgezaagd en dat er een of meer lichaamsdelen zouden worden afgezaagd en
- een (in werking gestelde) boormachine op korte afstand van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gehouden waarbij die [slachtoffer 1] werd toegevoegd dat hij in zijn hoofd en benen zou worden geboord en
- die [slachtoffer 1] heeft toegevoegd dat als zijn broer ([slachtoffer 2]) niet met geld zou komen dat hij zou worden vermoord, althans woorden met gelijke dreigende aard of strekking.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft subsidiair matiging van de door de officier van justitie gevorderde straf bepleit met verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank overweegt in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van twee slachtoffers. Terwijl het ene slachtoffer door verdachte en zijn twee medeverdachten werd vastgehouden en gedurende bijna anderhalf uur werd mishandeld en bedreigd, werd het andere slachtoffer erop uitgestuurd om geld te regelen. Het vastgehouden slachtoffer heeft op treffende wijze verklaard hoe bedreigend deze situatie op hem overkwam. Niet alleen heeft hij geleden onder het geweld dat hem door verdachte en zijn twee medeverdachten werd aangedaan, maar ook en vooral onder de bedreigingen, met nog veel ernstiger vormen van geweld. Zo werden door verdachte en zijn twee medeverdachten om beurten een ter plekke aanwezige kettingzaag, een elektrische boormachine en een zware moker op intimiderende wijze in zijn richting bewogen onder het aankondigen van zeer ernstige mishandelingen die hem ten deel zouden gaan vallen. Dit alles moet zeer traumatisch zijn geweest voor het slachtoffer.
De politie trof het slachtoffer met doodsangst in de ogen aan in de woning waar hij werd vastgehouden. Op dat moment stond één van de verdachten nog in een gevechtshouding voor het slachtoffer. Het is een gelukkige omstandigheid dat de politie op dat moment een einde kon maken aan de hachelijke situatie van het slachtoffer. Niet door enig toedoen van verdachte is er een einde gekomen aan de mishandelingen en bedreigingen. De rechtbank rekent verdachte zijn aandeel in deze gruwelijke gang van zaken zwaar aan.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 3 maart 2013 betreffende verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte zich reeds vele malen schuldig heeft gemaakt aan (gewelds-)misdrijven. De veroordelingen daarvoor hebben verdachte er niet van weerhouden opnieuw een geweldsmisdrijf te plegen.
Ook uit de rapportage van de reclassering van 20 juni 2013 betreffende de persoon van de verdachte komt een zorgwekkend beeld naar voren, zowel ten aanzien van zijn persoonlijkheid als van zijn middelengebruik. Verdachte heeft tegenover de reclassering geen inzicht hierin getoond. Evenmin heeft verdachte zich bereid getoond hieraan te willen werken.
Op grond van de voorgaande overwegingen acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank zal, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, geen voorwaardelijk deel met daaraan gekoppeld een verplicht reclasseringstoezicht, opleggen. Hoewel verdachte ter terechtzitting, anders dan bij de reclassering, heeft erkend dat hij een alcoholprobleem heeft, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende blijk gegeven intrinsiek gemotiveerd te zijn aan dit probleem en de overige door de reclassering genoemde problematiek te willen werken. De rechtbank zal dan ook volstaan met een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf en realiseert zich dat deze straf (de werking van de v.i.-regeling buiten beschouwing latend) de door de officier van justitie gevorderde straf overstijgt. Zij acht de door haar op te leggen straf echter passend bij de ernst van het gepleegde feit.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 1], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.140,36.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot algehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.140,36, subsidiair 31 dagen hechtenis ten behoeve van het genoemde slachtoffer.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij gezien de door hem bepleite vrijspraak van het aan de vorderingen ten grondslag liggende feit. Subsidiair heeft de raadsman verzocht in geval van toewijzing de gevorderde immateriële schadevergoeding te matigen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post materiële schade, is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post immateriële schade eveneens toewijsbaar, nu ook ten aanzien van die post vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 2.140,36.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 1 maart 2013 is ontstaan.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de primair bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.140,36, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 maart 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 2]).
De rechtbank zal bepalen dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
8. De inbeslaggenomen goederen
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genoemde witte handschoenen zullen worden verbeurdverklaard.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het beslag geen verweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genoemde witte handschoenen, verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en met behulp van deze voorwerpen het bewezenverklaarde feit is begaan.

9.De vordering tenuitvoerlegging

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 5 juni 2012 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging gezien de door hem bepleite vrijspraak van het aan de vordering ten grondslag liggende feit.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 30 juli 2013 tot tenuitvoerlegging van de bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 5 juni 2012 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 14g, 24c, 33, 33a, 36f, 45, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding primair ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 2]), een bedrag van € 2.140,36,
vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 maart 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan,
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.140,36, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 maart 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het genoemde slachtoffer;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 31 dagen.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst genoemde voorwerpen, te weten: witte handschoenen;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 5 juni 2012, gewezen onder parketnummer 09/925501-12, te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.W. du Pon, voorzitter,
mrs. W.N.L. Donker en A.M.G. van de Kragt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Molenaar, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 augustus 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar bladzijden, betreft dit de bladzijden van het proces-verbaal met het nummer PL1513 2013044103, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 206).
2.proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , blz. 99 e.v.
3.proces-verbaal van aangifte, blz. 99 e.v.
4.proces-verbaal verhoor aangever, blz. 105
5.proces-verbaal verhoor aangever, m.n. blz. 106-107
6.foto’s: blz. 62, 102-103; medische verklaring, blz. 170
7.proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2], blz. 116-117
8.proces-verbaal van aanhouding verdachte [verdachte 1], blz. 21 e.v.; proces-verbaal van aanhouding verdachte [verdachte 2], blz. 39 e.v.; proces-verbaal van aanhouding verdachte [verdachte 3], blz. 50 e.v.