ECLI:NL:RBDHA:2013:10766

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 augustus 2013
Publicatiedatum
22 augustus 2013
Zaaknummer
09/797035-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen straf of maatregel opgelegd aan actievoerders Greenpeace voor stilleggen tankstations tegen olieboringen Shell

Op 23 augustus 2013 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen actievoerders van Greenpeace die op 14 september 2012 verschillende Shell tankstations in Nederland hebben stilgelegd. De actievoerders hebben de vulpistolen van de brandstofslangen met beugelsloten en tie-wraps aan elkaar gebonden, waardoor tanken onmogelijk werd. Deze actie was gericht tegen de plannen van Shell om in het noordpoolgebied naar olie te boren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de actievoerders opzettelijk en wederrechtelijk hebben gehandeld, maar heeft ook erkend dat zij een legitiem doel nastreefden: het beschermen van het milieu. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een geldboete van 1.000 euro had geëist, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de actie niet voldeed aan de eisen van proportionaliteit, omdat de acties de tankstations voor onbepaalde tijd onbruikbaar maakten en er geen duidelijke communicatie was met de pomphouders over de duur van de actie. Ondanks de wederrechtelijkheid van de actie, heeft de rechtbank besloten om geen straf of maatregel op te leggen, verwijzend naar de context van de actie en de rol van Greenpeace als organisatie. De rechtbank heeft de toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht overwogen, wat betekent dat er geen straf of maatregel wordt opgelegd aan de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/797035-13
Datum uitspraak: 23 augustus 2013
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1959 te [geboorteplaats],
[adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 9 augustus 2013.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.A. Visser en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. R. Hörchner, advocaat te Breda naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstippen op of omstreeks 14 september 2012, te Goor
(gemeente Hof van Twente) en/of Hengelo, in elk geval in Nederland, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (meermalen)
opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere pompinstallatie(s) en/of een of
meerdere vulslang(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan:
- Shell servicestation [naam eigenaar] (Enterseweg 10 te Goor) en/of [naam eigenaar] en/of
- Shell pompstation te Diamantstraat 11 te Hengelo en/of [naam eigenaar] en/of
Avia [naam eigenaar],
in elk geval toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft
gemaakt, door toen en daar tezamen en in vereniging met zijn mededader(s),
althans alleen, (meermalen) opzettelijk en wederrechtelijk:
- een of meerdere vulslang(en) uit een pompinstallatie te trekken en/of te
pakken en/of
- ( vervolgens) een (beugel)slot door het bedieningsmechanisme/vulpistool van
een of meerdere vulslang(en) heen te steken en/of (vervolgens) dat
(beugel)slot af te sluiten en/of
- met tie-wraps de (bedieningsmechanismen/vulpistolen van de) vulslangen aan
elkaar vast te binden,
in elk geval vulslangen op een dusdanige manier aan elkaar vast te binden
en/of de werking van het bedieningsmechanisme/vulpistool van een of meerdere
vulslangen dusdanig te belemmeren dat een of meerdere vulslang(en) en/of
pompinstallatie(s) waarmee deze vulslang(en) was/waren verbonden onbruikbaar
is/zijn gemaakt en/of is/zijn beschadigd.

3.Voorvragen

De raadsman heeft bij pleidooi een aantal opmerkingen gemaakt over de keuze van het OM de zaken tegen de actievoerders aan de strafrechter voor te leggen en niet te seponeren.
De raadsman heeft daaraan verder geen enkele conclusie verbonden zoals de niet-ontvankelijkheid van het OM. De rechtbank zal deze opmerkingen daarom onbesproken laten.
4. Bewijsoverwegingen [1]
4.1
Inleiding
Op 14 september 2012 hebben actievoerders bij een groot aantal Shell tankstations in Nederland de vulpistolen van de brandstofslangen met beugelsloten en tie-rips aan elkaar gebonden, waardoor weggebruikers niet meer konden tanken bij de betreffende tankstations [2] . De actievoerders protesteerden aldus tegen het voornemen van Shell om in het noordpoolgebied naar olie te gaan boren.
De actie werd uitgevoerd door verschillende groepen actievoerders die elk een aantal Shell tankstations voor hun rekening namen. De werkwijze die door de actievoerders werd gehanteerd, was telkens dezelfde: de actievoerders reden per auto naar een tankstation, stapten uit, namen de brandstofslangen uit de pompinstallaties en legden deze op de grond. Vervolgens werden de vulpistolen door middel van een beugelslot van het merk Abus en tie-rips bij elkaar gebonden, waardoor de vulpistolen niet meer waren te gebruiken. De actievoerders plakten stickers van A4 formaat op de pompdisplays waarop de tekst “buiten gebruik” stond. Tevens spanden zij een afzetlint om het pompgedeelte van het tankstation met de tekst “Bescherm de Noordpool”. Bij enkele tankstations plakten de actievoerders een papier op de deur waarop uitleg werd gegeven over de actie. Vervolgens stapten de actievoerders weer in de auto en reden door naar een volgend benzinestation waar voornoemde werkwijze werd herhaald [3] . Er zijn in deze strafzaak in totaal 18 natuurlijke personen als verdachten gedagvaard. Uit hetgeen ter terechtzitting en uit het dossier is gebleken, betreft het een actie die werd georganiseerd en gecoördineerd door Greenpeace.
Verdachte en zijn medeverdachten, ieder afzonderlijk, hebben voorafgaand aan de zitting via hun advocaat, een geschrift ingediend waarin zij de ten laste gelegde gedragingen erkennen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft - kort gezegd – bepleit dat de materiële wederrechtelijkheid ontbreekt. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat de actie van de actievoerders valt onder de vrijheid van meningsuiting - die ook de vrijheid van actievoeren omvat - en voldeed aan te stellen eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. De actie was daarom, in de visie van de verdediging, niet wederrechtelijk, zodat vrijspraak dient te volgen. De verdediging heeft in dit verband verwezen naar het vonnis van de voorzieningenrechter van Amsterdam van 5 oktober 2012, gewezen in de zaak tussen, kort gezegd Shell en Greenpeace, in verband met de ook in de onderhavige strafzaak aan de orde zijnde acties op 14 september 2012.
4.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank stelt voorop dat het iedere individu of groep van individuen in beginsel vrij staat om een mening te uiten. Hieronder valt ook het recht te demonstreren en actie te voeren. Dit recht is verankerd in het EVRM. De uitoefening van dit recht kan onder omstandigheden botsen met rechten zoals eigendomsrechten of gebruiksrechten van anderen. De bescherming van die andere rechten is ook neergelegd in het EVRM. Dit een en ander brengt mee dat steeds een afweging van belangen moet worden gemaakt. Bij de beoordeling van de vraag of een zekere vorm van actievoeren al dan niet wederrechtelijk is, zijn de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in aanmerking te nemen.
De beoordeling dient te worden gedaan tegen de achtergrond van het belang dat met de actie ter discussie wordt gesteld. In casu wil Greenpeace de voorgenomen economische activiteit van Shell in het Arctisch gebied ter discussie stellen. Volgens Greenpeace is dat een activiteit met een onaanvaardbaar milieurisico; indien het risico zich verwezenlijkt kan dat volgens haar mondiale gevolgen hebben.
Naar het oordeel van de rechtbank is de problematiek die Greenpeace ter discussie wil stellen van zo groot gewicht dat Greenpeace aanspraak kan maken op een ruime mogelijkheid tot actievoeren, dat wil zeggen dat voor haar de grens naar wederrechtelijkheid niet licht wordt overschreden.
Voorts is van belang dat “hoge bomen veel wind vangen”, zodat een grote organisatie zoals Shell van wie de activiteiten een grote maatschappelijk impact kunnen hebben, er rekening mee dient te houden eerder geconfronteerd te worden met acties die inbreuk maken op haar rechten. Het risico gehinderd te worden door acties kan zich ook uitstrekken tot derden die opereren onder het logo van Shell, ook indien het handelen waar de acties zich tegen richten maar in beperkte mate door die derden beïnvloed kan worden.
Ten slotte geldt ook dat het gewicht van een groep groter is dan die van een individu. Een georganiseerde groep, zoals bijvoorbeeld een vakbond, maar in dit geval ook Greenpeace als mondiale actieve milieubeweging, zal in haar acties dan ook minder snel de grens van de wederrechtelijkheid overschrijden, in elk geval niet voor zover zij als groep een adequate belangenafweging heeft gemaakt.
De rechtbank zal hierna aan de hand van het hierboven beschreven kader toetsen of Greenpeace, en in het verlengde daarvan verdachte, met succes een beroep kan doen op het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid.
De rechtbank merkt op dat het beschreven toetsingskader in grote lijn overeenstemt met de grenzen die de voorzieningenrechter te Amsterdam heeft getrokken en ook is bepleit door de verdediging.
Subsidiariteit
Acties tegen Shell mogen pas worden gevoerd nadat is geprobeerd met minder vergaande middelen het beoogde resultaat te bereiken. De voorzieningenrechter Amsterdam heeft in zijn vonnis van 5 oktober 2012 vastgesteld dat is gebleken dat Greenpeace met een veelheid aan middelen heeft geprobeerd Shell ertoe te brengen af te zien van olieboringen op het noordpoolgebied, maar dat Shell die plannen handhaaft en daaraan mogelijk al uitvoering geeft. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat niet kan worden gezegd dat toekomstige acties verboden moeten worden omdat nog minder vergaande middelen ter beschikking stonden.
De rechtbank is niet gebleken van een andere zienswijze en sluit zich aan bij het oordeel van de voorzieningenrechter dat er door Greenpeace voorafgaand aan de onderhavige actie voldoende andere middelen tot actievoeren zijn gebruikt die kennelijk niet het beoogde doel hebben bereikt.
Proportionaliteit
Vervolgens komt de vraag aan de orde of is voldaan aan de eis van proportionaliteit.
De actievoerders hebben met de onderhavige acties geen fysieke schade aangebracht aan de tankstations. De acties hebben wel tot een tijdelijke belemmering van de brandstofverkoop geleid, waardoor de pomphouders en Shell zijn benadeeld. Voorts hebben automobilisten die wilden tanken hinder ondervonden als gevolg van de acties.
De rechtbank oordeelt dat de acties niet voldoen aan de proportionaliteitseis.
De actievoerders hebben de tankstations voor onbepaalde tijd onbruikbaar gemaakt. Zij hebben niet aan de pomphouders meegedeeld hoe lang de acties zouden duren en hebben evenmin meegedeeld met wie en langs welke weg zij onmiddellijk contact konden opnemen over de actie. De actievoerders verlieten het pompstation nadat de tankinstallaties onklaar waren gemaakt en namen de sleutels van de beugelsloten mee. Door het verlaten van de plaats van de actie waren zij niet aanspreekbaar. Weliswaar hebben de actievoerders bij een aantal tankstations een pamflet achtergelaten, maar daarop stond als afzender eigenlijk alleen de naam van de campagneleider Klimaat en Energie van Greenpeace vermeld, echter verder zonder enige contactgegevens zoals een telefoonnummer. Er was voor de pomphouders dan ook geen duidelijk en direct aanspreekpunt waarmee zij konden overleggen over de situatie op hun tankstation en de duur en beëindiging van de actie.
Hoewel de verdediging ter terechtzitting heeft betoogd dat de actievoerders veiligheidsmaatregelen hebben getroffen – zoals het bewaren van de genummerde sleutels van de beugelsloten – oordeelt de rechtbank dat de actievoerders een gevaarzettende situatie in het leven hebben geroepen. Indien zich op een van de onklaar gemaakte tankstations een calamiteit zou voordoen, waren er geen personen aanwezig of op eenvoudige wijze bereikbaar die de sloten snel zouden kunnen verwijderen. Ook hebben de actievoerders de kans voor lief genomen dat de sloten op ondeskundige wijze zouden worden verwijderd. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan het verwijderen van de sloten door middel van een slijptol. Dat kan vonken – en daarmee een gevaarzettende situatie op een tankstation – veroorzaken. Ter zitting is door de verdediging naar voren gebracht dat dit gevaar zich daadwerkelijk heeft gerealiseerd doordat op ten minste een locatie een “domoor” de vulpistolen met een slijpschijf is gaan bewerken. Naar oordeel van de rechtbank hebben de actievoerders onvoldoende doordacht en voorzien dat partijen die door de actie werden getroffen naar dit soort middelen zouden grijpen om zichzelf uit de situatie te bevrijden. Door afwezigheid op de actielocatie en feitelijke onbereikbaarheid is de kans op “domme” bevrijdingsacties vergroot.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de actie niet heeft voldaan aan het proportionaliteitsvereiste en acht het ten laste gelegde wederrechtelijk. Dit wordt niet anders door het gewichtige belang dat Greenpeace met deze actie aan de orde heeft willen stellen, de gewichtige rol van Shell daarin, en het gegeven dat Greenpeace als mondiale milieuorganisatie een ruimere marge van actievoeren heeft dan een individu.
Gelet op het geen hiervoor is overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met zijn mededaders een tweetal Shell benzinestation onbruikbaar heeft gemaakt.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
op tijdstippen op 14 september 2012, te Goor (gemeente Hof van Twente) en Hengelo,
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk meerdere pompinstallaties
en meerdere vulslangen, toebehorende aan:
- Shell servicestation [naam eigenaar] (Enterseweg 10 te Goor) en/of [naam eigenaar] en
- Shell pompstation te Diamantstraat 11 te Hengelo en/of [naam eigenaar] en/of
Avia [naam eigenaar],
onbruikbaar heeft gemaakt, door toen en daar tezamen en in vereniging met zijn mededaders,
meermalen opzettelijk en wederrechtelijk:
- meerdere vulslangen uit een pompinstallatie te pakken en
- vervolgens een (beugel)slot door het bedieningsmechanisme/vulpistool van
meerdere vulslangen heen te steken en vervolgens dat (beugel)slot af te sluiten en
- met tie-wraps de (bedieningsmechanismen/vulpistolen van de) vulslangen aan
elkaar vast te binden.

5.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

6.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluit.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een geldboete van 1.000 euro op te leggen, waarvan 500 euro voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de strafmaat.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Hoewel door verdachte een strafbaar feit is gepleegd moet dat feit naar het oordeel van de rechtbank worden geplaatst in het perspectief van de feiten en omstandigheden van deze actie en de legitieme doelen die de actievoerders met hun actie nastreefden.
Shell is een grote onderneming die in het noordpoolgebied naar olie wil gaan boren. Dit voornemen is maatschappelijk omstreden en daartegen bestaat verzet. Shell moet er naar het oordeel van de rechtbank dan ook rekening mee houden dat organisaties als Greenpeace door middel van acties zullen proberen Shell op andere gedachten te brengen.
Greenpeace en de actievoerders komen op voor de legitieme (milieu)belangen die betrokken zijn bij olieboringen in het noordpoolgebied en hebben het recht daartegen actie te voeren. De onderhavige actie is onderdeel van een campagne van Greenpeace tegen dergelijke boringen.
Bij het uitvoeren van de actie tegen Shell is door de actievoerders geen fysieke schade aan de tankstations toegebracht en is de hinder voor Shell en de pomphouders beperkt gebleven. Dat de actie van verdachte toch wederrechtelijk is, is gelegen in de omstandigheid dat de actie qua tijdsduur onbeperkt was en dat door onbereikbaarheid niet was voorzien in een regelmatige beëindiging daarvan. Tezamen kon dat ook leiden en heeft dat geleid tot gevaarlijke tegenacties.
Verdachte heeft met zijn deelname aan de actie dan ook grenzen overschreden, zij het in beperkte mate, hetgeen tot uitdrukking zou moeten komen in de strafoplegging. In het voordeel van verdachte laat de rechtbank meewegen dat hij mede-uitvoerder was van een actieplan dat is gemaakt door de organisatie Greenpeace. De fouten waardoor de grens van wederrechtelijkheid zijn overschreden zijn in het bijzonder in de voorbereiding en planning van de actie gemaakt. Strafrechtelijk zijn die fouten meer de organisatie dan de individuele uitvoerder toe te rekenen.
Alles overziend acht de rechtbank dan ook toepassing van artikel 9a Sr geboden, dat wil zeggen dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

8.De toepasselijke wetsartikelen

- 9a, 47 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
legt aan verdachte geen straf of maatregel op.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.H.Th. de Boer, voorzitter,
mrs. Chr.A.J.F.M. Hensen en A.M. Boogers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.E. van der Does, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 augustus 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL05OB 2012095809, van de regiopolitie Twente, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 105).
2.Proces-verbaal aangifte [naam eigenaar], p. 51 en 52, proces-verbaal aangifte [naam eigenaar], p. 68 t/m 70.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 55 en 56, proces-verbaal van bevindingen, p. 72 en 73.