In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 augustus 2013 uitspraak gedaan over de ongeldigverklaring van het rijbewijs van de verzoeker en de oplegging van een alcoholslotprogramma (ASP). De verzoeker, die werkzaam is in Duitsland, heeft bezwaar gemaakt tegen de verplichting om het alcoholslot periodiek in Nederland te laten aflezen. De voorzieningenrechter moest beoordelen of deze verplichting een criminal charge in de zin van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) oplevert en of deze aan het evenredigheidsbeginsel moet worden getoetst, zoals vastgelegd in artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De verzoeker stelde dat het verplicht laten uitlezen van het alcoholslot hem zou dwingen om regelmatig van München naar Nederland te reizen, wat een onevenredige belasting voor hem zou zijn.
De voorzieningenrechter overwoog dat de verplichting om het alcoholslot te laten uitlezen, gezien de omstandigheden van de verzoeker, mogelijk niet in overeenstemming is met de wet- en regelgeving. De rechter wees erop dat de verzoeker het risico loopt dat een onderzoek naar zijn geschiktheid kan leiden tot een volledige ongeldigverklaring van zijn rijbewijs, wat een zwaarder middel is dan het ASP. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de verzoeker toegewezen voor zover het de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs betreft, en heeft de verweerster veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker.
De uitspraak benadrukt de noodzaak om individuele omstandigheden van verzoekers in overweging te nemen bij de toepassing van verkeersveiligheidsmaatregelen, vooral wanneer deze maatregelen een significante impact hebben op hun dagelijks leven en werk. De voorzieningenrechter heeft de verweerster opgedragen om de kosten van de procedure te vergoeden en het griffierecht aan de verzoeker terug te betalen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er kan geen hoger beroep tegen worden ingesteld.