ECLI:NL:RBDHA:2013:10605
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Beslissing op verzoek tot wraking van bestuursrechter in belastingzaak
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2013 een beslissing genomen op een schriftelijk verzoek tot wraking van bestuursrechter mr. M.A. Dirks. Het verzoek werd ingediend door de gemachtigde van verzoekster, die betrokken was bij een belastingzaak waarin de Belastingdienst onderzoek deed naar buitenlandse bankrekeningen van Nederlandse belastingplichtigen. Verzoekster had eerder bezwaar gemaakt tegen een informatiebeschikking die door de Belastingdienst was opgelegd, maar dit bezwaar was afgewezen. De gemachtigde had mr. Dirks verzocht om zich te verschonen, omdat hij eerder betrokken was geweest bij vergelijkbare zaken, wat volgens verzoekster zou kunnen leiden tot vooringenomenheid.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking behandeld op 13 mei 2013, waarbij de gemachtigde en een vertegenwoordiger van de Belastingdienst aanwezig waren. Mr. Dirks was niet aanwezig. De gemachtigde voerde aan dat mr. Dirks zich al een oordeel had gevormd over de rechtsvragen en feiten in de zaak, wat de schijn van vooringenomenheid zou wekken. Mr. Dirks heeft in zijn schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat hij niet in de wraking berustte en dat er geen sprake was van vooringenomenheid.
De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de enkele omstandigheid dat mr. Dirks eerder uitspraken heeft gedaan in vergelijkbare zaken, niet automatisch betekent dat hij niet onpartijdig zou zijn. De kamer oordeelde dat verzoekster niet-ontvankelijk was voor zover zij haar wrakingsverzoek baseerde op het feit dat mr. Dirks over hetzelfde renseignement moest oordelen als in eerdere zaken. Het verzoek tot wraking werd afgewezen, en het proces in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.