In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 4 juni 2013 uitspraak gedaan op een schriftelijk verzoek tot wraking van rechter mr. L. Alwin door de besloten vennootschap Novell Nederland B.V. Het wrakingsverzoek volgde uit een civiele procedure tussen Novell en een eiser, waarbij een huurgeschil aan de orde was. Tijdens een comparitie op 19 maart 2013 heeft Novell klachten geuit over de gang van zaken en het proces-verbaal dat door de rechter was opgemaakt. Novell stelde dat de rechter de gemachtigde van Novell niet de gelegenheid had gegeven om een toelichting te geven en dat de samenvattingen van de rechter onjuist waren. Tevens werd er geklaagd over de beslissing van de rechter om de comparitie voort te zetten, ondanks de ingediende klacht tegen haar optreden.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend met betrekking tot de incidenten die zich tijdens de comparitie van 19 maart 2013 hebben voorgedaan. De kamer oordeelde dat Novell niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar verzoek tot wraking voor deze incidenten. Wat betreft de beslissing tot voortzetting van de comparitie op 17 april 2013, oordeelde de wrakingskamer dat dit verzoek wel tijdig was ingediend, maar dat er geen feiten of omstandigheden waren die de schijn van partijdigheid van de rechter konden onderbouwen. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af en bepaalde dat de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.