ECLI:NL:RBDHA:2013:10539

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2013
Publicatiedatum
19 augustus 2013
Zaaknummer
C/09/436745 en C/09/437640
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2013 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2000, en de afwijzing van een verzoek tot uithuisplaatsing. De verzoekschriften zijn ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, met betrekking tot de minderjarige die feitelijk bij de moeder verblijft. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de verzoekschriften, het hulpverleningsplan en een verslag van de ondertoezichtstelling. Tijdens de zitting is de minderjarige ook in raadkamer gehoord.

De kinderrechter heeft eerder, op 17 april 2012, de minderjarige onder toezicht gesteld tot 17 april 2013. Op 15 februari 2013 is het verzoek tot uithuisplaatsing aangehouden. De verzoeken van Bureau Jeugdzorg strekten tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor één jaar en tot machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder, bijgestaan door haar advocaat, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek tot uithuisplaatsing, maar niet tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader niet is verschenen, maar dat Bureau Jeugdzorg de verzoeken heeft gehandhaafd. Ondanks positieve veranderingen in de thuissituatie, heeft de kinderrechter geoordeeld dat de zorgen om de veiligheid van de minderjarige nog steeds aanwezig zijn. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 17 april 2014, maar het verzoek tot uithuisplaatsing afgewezen, omdat er voldoende hulp in de thuissituatie is opgestart en de moeder in behandeling is bij de GGZ. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 13-359 en JE RK 13-473
Zaaknummer: C/09/436745 en C/09/437640
Datum beschikking: 29 maart 2013

Verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing

Beschikkingop de op respectievelijk op 8 februari 2013 en 20 februari 2013 ingekomen verzoekschriften van:
de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, vestiging Rijnland (verder: Bureau Jeugdzorg),
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats];
kind uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van:
[belanghebbende A],
de moeder,
wonende te [woonplaats A],
en
[belanghebbende B],
de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
De minderjarige verblijft feitelijk bij de moeder.

Procedure

De kinderrechter heeft kennisgenomen van:
  • de verzoekschriften, met als bijlage het hulpverleningsplan en een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling;
  • de brief d.d. 27 maart 2013 van de zijde van de moeder.
Op 29 maart 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
  • [belanghebbende C] namens Bureau Jeugdzorg;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. E.J.W. Schuijlenburg;
  • de minderjarige.
De minderjarige is op 29 maart 2013 ook in raadkamer gehoord.

Feiten

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 17 april 2012 de minderjarige onder toezicht gesteld van 17 april 2012 tot 17 april 2013.
Voorts heeft de kinderrechter in deze rechtbank bij beschikking d.d. 15 februari 2013 het verzoek van Bureau Jeugdzorg om de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen voor de duur van de ondertoezichtstelling aangehouden tot deze zitting.

Verzoek en verweer

De verzoeken strekken tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar, alsmede tot machtiging de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Mr. Schuijlenburg heeft namens de moeder verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

De vader is conform de wettelijke vereisten opgeroepen, doch niet verschenen.
[belanghebbende C] heeft namens Bureau Jeugdzorg de verzoeken gehandhaafd. Sinds de laatste zitting hebben er positieve veranderingen hebben plaatsgevonden maar de moeder geeft nog onvoldoende openheid en heeft geen inzicht heeft in de zorgen die er zijn.
Mr. Schuijlenburg heeft namens de moeder gepleit voor afwijzing van het verzoek tot uithuisplaatsing. De moeder wordt begeleid vanuit GGZ en zij zal meewerken aan een psychologisch onderzoek. In het hele huis is grondig geklust en de minderjarige heeft een nieuwe kamer gekregen. Ook op school gaat het goed met de minderjarige. De raadsman is dan ook van mening dat er onvoldoende gronden zijn voor een machtiging tot uithuisplaatsing. Tegen het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling verzet hij zich niet omdat er nog wat stappen gezet dienen te worden.
De moeder heeft meegedeeld dat zij sinds kort weer contact heeft met haar andere kinderen. Zij vergeet zo nu en dan Bureau Jeugdzorg te informeren, omdat zij er nog niet aan gewend is dat zij zich moet verantwoorden tegenover Bureau Jeugdzorg. Het is echter geen onwil. Tot slot heeft de moeder meegedeeld dat de minderjarige absoluut geen angst heeft voor haar broer en dat het plan om de minderjarige een weekend per maand elders te laten logeren als haar broer thuis is reeds op tafel lag voordat deze zitting plaatsvond.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht. Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat de minderjarige erg kwetsbaar is en zij een lange tijd niet naar school is gegaan. Gezien de nog broze positieve ontwikkelingen in de thuissituatie, de belaste achtergrond van moeder en de zorgen om de veiligheid van de minderjarige als haar broer een weekend thuis is, is de kinderrechter van oordeel dat een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk om een verdere bedreiging van de sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarige te voorkomen.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:261, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing niet langer meer aanwezig zijn. Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat voldoende hulp in de thuissituatie is opgestart. Nu de moeder daarnaast in behandeling is bij de GGZ acht de kinderrechter een uithuisplaatsing van de minderjarige niet aan de orde. De kinderrechter benadrukt wel dat intensieve samenwerking tussen de moeder en Bureau Jeugdzorg noodzakelijk is om de veiligheid van de minderjarige te waarborgen.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarige van 17 april 2013 tot 17 april 2014 met behoud van de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, zijnde een stichting zoals bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg;
en
wijst af het verzoek van de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland om de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. H. Dragtsma, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 maart 2013, in tegenwoordigheid van S.A. van Schaik-van Dommelen als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te
Den Haag.