Uitspraak
Rechtbank Den Haag
Procesverloop
Het beroep is op 23 mei 2013 ter zitting behandeld.Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. A. Speksnijder als zijn raadsman.Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voorts is verschenen [A].Overwegingen1De rechtbank gaat bij de beoordeling van deze zaak uit van de volgende feiten en omstandigheden.1.1Eiser, destijds korporaal bij [bataljon] van de Koninklijke Landmacht, is bij besluit van 1 december 2008 met toepassing van artikel 34, tweede lid, aanhef en onder c, van het Algemeen Militair Ambtenarenreglement (AMAR) met ingang van 1 december 2008 in zijn ambt geschorst in het belang van de dienst. Vanuit de eenheid waar eiser werkzaam was is tegen eiser aangifte van het bezit van kinderpornografisch materiaal gedaan. Bepaald is dat de schorsing gedurende het strafrechtelijk onderzoek gehandhaafd zal blijven.Bij vonnis van de militaire politierechter in de rechtbank Arnhem van 2 december 2009 is eiser, wegens het in bezit hebben van 19 computerbestanden/multimediafiles (filmfragmenten en foto’s) ter zake van seksuele gedragingen met personen jonger dan 18 jaar, veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uur.Eiser heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.Bij besluit van 26 januari 2010 is eiser met toepassing van artikel 39, tweede lid, aanhef en onder l, van het AMAR, wegens wangedrag (bestaande uit het bezit van kinder-pornografische computerbestanden) met ingang van 1 februari 2010 uit de militaire dienst ontslagen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.Bij besluit van 28 juni 2010 is het bezwaar van eiser tegen het besluit van 26 januari 2010 ongegrond verklaard. Eiser heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen dit besluit.1.2Bij arrest van het gerechtshof Arnhem van 1 maart 2012 is het vonnis van de militaire politierechter in de rechtbank Arnhem van 2 december 2009 vernietigd en is niet bewezen verklaard dat eiser het ten laste gelegde heeft begaan. Eiser is daarvan vrijgesproken.
1.4 Bij besluit van 10 juli 2012 heeft verweerder het verzoek van eiser met toepassing van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) afgewezen.
Eiser heeft bij brief van 16 augustus 2012 bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Eiser is op 4 oktober 2012 telefonisch gehoord in het kader van zijn bezwaar.
Bij besluit van 10 januari 2013 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 10 juli 2012 ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
2 Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat het besluit van 28 juni 2010 in rechte vaststaat. In het besluit van 28 juni 2010 is, los van de vraag of er sprake is van strafbare feiten, zelfstandig tot het oordeel gekomen dat eiser zich met het bezit van kinderporno schuldig heeft gemaakt aan wangedrag. De vrijspraak door het gerechtshof Arnhem is het gevolg van het ten onrechte vernietigen van het bewijsmateriaal. Dit kan niet worden aangemerkt als een bewijs van het eerder door eiser ingenomen standpunt dat hij niet wist dat hij kinderporno op zijn laptop had. Evenmin is met de vrijspraak komen vast te staan dat sprake zou zijn van een ondeugdelijk onderzoek door de Koninklijke Marechaussee (KMar). Eiser heeft geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden aangevoerd die aanleiding zouden moeten geven tot herroeping van het besluit van 28 juni 2010.
3 Eiser heeft aangevoerd dat geen beroep is ingesteld tegen het besluit van
4 Ingevolge vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (hierna: de Raad, CRvB 5 februari 2010, LJN: BL2806) beperkt de rechterlijke toetsing in het kader van artikel 4:6 van de Awb zich tot de vraag of sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden en zo ja, of het bestuursorgaan daarin aanleiding had behoren te vinden om het eerdere besluit te herzien.
De eventuele onjuistheid van het besluit waarvan wordt verzocht terug te komen, speelt naar het oordeel van de rechtbank geen rol bij de toets van de rechtbank aan artikel 4:6 van de Awb.