ECLI:NL:RBDHA:2013:10334
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling procesbelang bij Wob-beroep na verstrekking op basis van Wpg
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juli 2013 uitspraak gedaan in een Wob-beroep van eiser tegen de korpschef van de nationale politie. Eiser had op 6 september 2012 op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht om openbaarmaking van documenten met betrekking tot een hem opgelegde beschikking na een verkeersovertreding. De korpschef heeft op 23 oktober 2012 een aantal documenten verstrekt op basis van de Wet politiegegevens (Wpg), maar heeft het verzoek voor de overige documenten afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiser beroep ingesteld.
De rechtbank heeft zich in deze procedure geconcentreerd op de vraag of eiser procesbelang heeft bij een inhoudelijke behandeling van zijn beroep. De rechtbank oordeelde dat eiser geen procesbelang heeft, omdat alle gevraagde documenten reeds op grond van de Wpg aan hem zijn verstrekt. Eiser betwistte niet dat hij alle stukken had ontvangen, maar stelde dat de rechtsgrond voor de verstrekking onjuist was. De rechtbank concludeerde dat het verschil in rechtsgevolg tussen de Wob en de Wpg voor eiser geen procesbelang oplevert, aangezien hij niet in een betere positie kan geraken door een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser niet-ontvankelijk en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.