Uitspraak
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift.
- de brief d.d. 5 juli 2013, met bijlagen, van de zijde van de vader;
- het aanvullend verweerschrift van de zijde van de moeder.
- te bevelen dat [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], Verenigde Staten van Amerika vóór of uiterlijk op 1 juni 2013 zal dienen terug te keren naar haar gewone verblijfplaats in de Verenigde Staten van Amerika, althans dat de terugkeer zal plaatsvinden op een datum en een wijze als de rechtbank juist acht, waarbij de moeder de minderjarige terug dient te brengen naar de Verenigde Staten van Amerika, meer specifiek de staat Californië, althans de staat waar haar gewone verblijfplaats is gelegen, dan wel indien de moeder dit nalaat, te bevelen dat de moeder de minderjarige op eerste verzoek dient af te geven aan de vader met een geldig reisdocument, zodat de vader de minderjarige kan teruggeleiden naar de Verenigde Staten van Amerika;
- te bepalen, voor zover rechtens vereist nu dit reeds voortvloeit uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Uitvoeringswet, dat de minderjarige zo nodig met behulp van de sterke arm der wet, althans met medewerking van het Openbaar Ministerie zal worden teruggeleid;
- te bepalen dat de moeder de kosten van teruggeleiding, voor zover de vader die noodgedwongen zal moeten maken, aan hem dient te vergoeden;
- met veroordeling van de moeder in de kosten,
- [de minderjarige] te horen zodat ze haar mening kan geven over het verzoek van de vader;
- primair) kinderpsychiater mevrouw R. Zecher Enahoro te horen als deskundige, dan wel (subsidiair) voor [de minderjarige] een bijzondere curator te benoemen met als opdracht om met alle bij [de minderjarige] betrokken deskundigen te spreken en op basis daarvan de rechtbank te adviseren over het verzoek van de vader, dan wel (meer subsidiair) een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming te gelasten naar de psychische toestand van [de minderjarige] en haar belangen in het kader van het verzoek van de vader,
- Partijen zijn met elkaar gehuwd op [datum huwelijk]2001 te [plaats huwelijk] (Verenigde Staten van Amerika).
- Uit dit huwelijk is het volgende thans nog minderjarige kind geboren:
- [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Verenigde Staten van Amerika).
- Op[datum] 2009 is door het
- Op 5 september 2012 is de moeder samen met de minderjarige naar Nederland vertrokken. De moeder heeft de vader vlak voor vertrek via e-mail op de hoogte gesteld van haar vertrek naar Nederland.
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de minderjarige uit.
- De vader is Amerikaans burger en de moeder heeft de Nederlandse nationaliteit. De minderjarige heeft de Nederlandse nationaliteit en is daarnaast Amerikaans burger.
Ongeoorloofde overbrenging
Superior Court of California, County of Nevadavan[datum] 2010 dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige in de Verenigde Staten van Amerika is gelegen. Gelet hierop staat genoegzaam vast dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige onmiddellijk vóór haar overbrenging in de Verenigde Staten van Amerika was.
Superior Court of California, County of Nevadad.d. 21 juni 2010 zonder toestemming van de vader naar Nederland mocht reizen, mits de moeder de vader via hun beider advocaten op de hoogte zou stellen van haar reisplannen. Alhoewel de moeder de vader rechtstreeks over haar reis heeft geïnformeerd en dus niet via hun beider advocaten, is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van ongeoorloofde overbrenging van de minderjarige naar Nederland in de zin van artikel 3 van het Verdrag. De strekking van de gestelde voorwaarde is immers dat de vader geïnformeerd wordt. De wijze waarop is duidelijk van ondergeschikt belang.
Ongeoorloofde vasthouding
Superior Court of California, County of Nevadavolgt dat de minderjarige in de Verenigde Staten haar hoofdverblijfplaats bij de moeder zal hebben.
9 augustus 2013, zijnde de eerste dag na afloop van de termijn waarbinnen hoger beroep tegen onderhavige beslissing kan worden ingediend. Ingevolge artikel 13, vijfde lid, van de Uitvoeringswet schorst een eventueel hoger beroep de tenuitvoerlegging van de beschikking, tenzij de rechter in het belang van het kind op verzoek of ambtshalve anders bepaalt. Een verzoek om anders te bepalen, is niet gedaan en de rechtbank ziet in onderhavige situatie geen aanleiding hieromtrent ambtshalve anders te bepalen.