RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 11/551
Uitspraakdatum: 24 oktober 2012
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
de heffingsambtenaar van de [gemeente X],
de heffingsambtenaar.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende met dagtekening 18 mei 2009 een ‘aanslag legesheffing 2009’ opgelegd ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag voor een bouwvergunning (aanslagnummer [nummer]) (hierna: de legesnota).
1.2. De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 december 2010 het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard en de legesnota verminderd.
1.3. Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 26 januari 2011, per fax ontvangen bij de rechtbank op diezelfde dag, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 41.
1.4. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden voor de enkelvoudige kamer op 13 oktober 2011 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde, [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Zaltbommel en namens de heffingsambtenaar, [gemachtigden]. De heffingsambtenaar heeft ter zitting stukken overgelegd aan de rechtbank en aan belanghebbende. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift op 17 oktober 2011 aan partijen is verzonden.
1.6. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en het vooronderzoek hervat. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld om nadere schriftelijke inlichtingen te verschaffen.
1.7. Partijen hebben nadere stukken ingediend, die steeds in afschrift zijn verstrekt aan de wederpartij.
1.8. Een nader onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden voor de enkelvoudige kamer op 13 januari 2012 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde, [gemachtigde], voornoemd en namens de heffingsambtenaar, [gemachtigden].
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift op
21 augustus 2012 aan partijen is verzonden.
1.9. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en het vooronderzoek hervat. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld om nadere schriftelijke inlichtingen te verschaffen.
1.10. Partijen hebben nadere stukken ingediend, die steeds in afschrift zijn verstrekt aan de wederpartij.
1.11. Bij brief van 13 augustus 2012 heeft de rechtbank de zaak verwezen naar een meervoudige kamer.
1.12. Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting voor de meervoudige kamer achterwege blijft.
2.1. Op 10 juli 2008 heeft belanghebbende een aanvraag ingediend tot het verkrijgen van een reguliere bouwvergunning voor het oprichten van twee varkensstallen op het perceel [adres] te [plaats X].
2.2. De raad van de [gemeente X] (hierna: de raad) heeft in zijn openbare vergadering van 8 november 2007 vastgesteld de ‘Verordening op de heffing en de invordering van leges 2008’ (hierna: de Legesverordening 2008) tot welke verordening behoort de Tarieventabel 2008. Tevens is in die vergadering de Begroting voor het kalenderjaar 2008 (hierna: de begroting) vastgesteld.
2.3. Aan belanghebbende is op grond van de Legesverordening 2008 bij legesnota van 18 mei 2009 een bedrag van € 45.286,60 aan leges in rekening gebracht wegens het in behandeling nemen van een aanvraag voor een bouwvergunning.
2.4. Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 3 juni 2009 bezwaar gemaakt. In zijn bezwaarschrift stelt belanghebbende primair dat de bij de Legesverordening 2008 behorende Tarieventabel onverbindend is, omdat volgens belanghebbende niet is gebleken dat geen sprake zou zijn van een willekeurige en onredelijke belastingheffing. In dat kader verzoekt belanghebbende aan de heffingsambtenaar om de navolgende gegevens gemotiveerd te verstrekken:
- een overzicht van de geraamde baten en lasten;
- de toedeling van de kosten aan de diensten;
- kostendekkingspercentages voor de verschillende diensten;
- de met de onderhavige bouwvergunning gemoeide tijd.
Subsidiair stelt belanghebbende dat het bedrag aan bouwkosten te hoog is vastgesteld en dat dit bedrag verminderd dient te worden van € 2.796.500 naar € 1.115.000.
2.5. Bij uitspraak op bezwaar van 20 december 2010 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar gegrond verklaard en de legesnota verminderd tot € 28.566,52.
De heffingsambtenaar is daarbij uitgegaan van een bedrag aan bouwkosten van € 1.724.700. Voorts is een bedrag aan kostenvergoeding toegekend van € 218 (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift met een waarde van € 218 en een wegingsfactor 1). Ter zake van het primaire standpunt van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar volstaan met het toezenden van een aantal bijlagen, te weten een overzicht van de geraamde baten en lasten inclusief toedeling van de kosten alsmede de kostendekkingspercentages. In het overzicht “kostendekking legesverordening”, staat een kostendekkingspercentage vermeld van 76,1% (voor verhoging) en 90,7% (na verhoging). Het totaal van de geraamde lasten bedraagt volgens dit overzicht € 1.697.373 en het totaal van de geraamde baten € 1.291.721 (vóór verhoging) en € 1.540.225 (na verhoging).
2.6. Met dagtekening 26 januari 2011, bij de rechtbank binnengekomen bij de rechtbank op 27 januari 2011, heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. In zijn nadere motivering van het beroepschrift stelt belanghebbende primair dat (1) nergens uit blijkt dat de overgelegde cijfers en gegevens het jaar 2009 betreffen en (2) niet blijkt dat de doorberekende kosten tot een juist bedrag zijn berekend. Volgens belanghebbende heeft de heffingsambtenaar niet, althans onvoldoende, inzichtelijk gemaakt waar het gehanteerde uurtarief van € 75 op is gebaseerd en hoe het aantal gestelde uren tot stand is gekomen.
Subsidiair stelt belanghebbende dat de bouwkosten op € 1.115.000 gesteld moeten worden.
2.7. In het verweerschrift stelt de heffingsambtenaar dat de totale lasten voor het jaar 2008 zijn begroot op € 1.471.611,11 en de totale baten op € 1.234.993,03, overeenkomend met een kostendekkingspercentage van 83,9% en dat de geraamde legesopbrengsten voor 2008 de geraamde “lasten ter zake” derhalve niet overschrijden. De heffingsambtenaar verwijst dienaangaande naar de navolgende bijlagen bij zijn verweerschrift:
2.7.1. Bijlage 4 is een afschrift van de totale lasten volgens de begroting 2008 met vermelding van de nummers en namen van de budgetcombinaties “Basisregistratie personen, burgerlijke stand, reisdocumenten, rijbewijzen, naturalisaties en naamswijzigingen, brandpreventie, vergunn/meld/onheff bijz wetten/verord, bouwvergunningen”, en een totaalbedrag van € 1.471.611,11. Dit betreft het totaalbedrag aan over het jaar 2008 geraamde lasten ter zake van leges.
2.7.2. Bijlage 5 is een afschrift van de totale leges-baten volgens de begroting 2008 met vermelding van nummers en namen van de budgetcombinaties “hulpkpl archivering, leges basisregistratie personen, leges burgerlijke stand, leges reisdocumenten, leges rijbewijzen, leges naturalisaties en naamswijzigingen, brandpreventie, vergunn/meld/ontheff bijz wetten/verord, kwaliteitsonderhoud, bodem, leges bouwvergunningen”, en een totaalbedrag van € 1.234.993,03
2.7.3. Bijlage 6 draagt de naam “kostendekking legesverordening” en vermeldt als totale baten en lasten de onder 2.7 genoemde bedragen alsmede het onder 2.7 genoemde kostendekkingspercentage.
2.8. Tijdens de eerste zitting heeft de heffingsambtenaar een overzicht overgelegd waarin bedragen staan vermeld, die ook in het onder 2.7.1 genoemde overzicht van lasten staan vermeld. In het ter zitting overgelegde overzicht is te zien welke bedragen zijn doorbelast aan de onder 2.7.1 genoemde budgetcombinaties. Het betreft doorbelaste uren van de centrale publieksbalie aan de kostenplaatsen“basisregistratie personen, burgerlijke stand, reisdocumenten, rijbewijzen, bouwvergunningen”. Daarnaast zijn uren van V&H doorbelast aan de kostenplaatsen “vergunn/meld/ontheff bijz wetten/verord, bouwvergunningen, bouwverordening”. Tot slot zijn doorbelaste uren brandweer toegerekend aan de kostenplaats “brandpreventie”. Het overzicht laat doorbelaste uren zien tot een totaalbedrag van € 1.400.999,73.
2.9. Namens belanghebbende is tijdens de eerste zitting gesteld dat ook met het onder 2.8 genoemde – ter zitting overgelegde – overzicht nog altijd geen, althans onvoldoende, inzicht is gegeven in de opbouw van de kosten, zodat niet te controleren is of sprake is van “lasten ter zake”. Belanghebbende betwist, bij gebrek aan wetenschap, dat sprake is van “lasten ter zake”. Voorts stelt belanghebbende dat niet inzichtelijk is hoe het aan het kostenoverzicht ten grondslag liggende uurtarief van € 75 tot stand is gekomen.
2.10. Naar aanleiding van de eerste zitting op 13 oktober 2011, schrijft de heffingsambtenaar in zijn brief van 28 oktober 2011 het volgende:
“De totale kostenbegroting in 2008 is € 40.209.000. Hiervan bestaat € 13.455.000 uit apparaatskosten die worden uitgesplitst. Het aantal uren in 2008 dat direct kan worden toegerekend aan uit te voeren activiteiten bedraagt 190.612 uur. Het uurtarief komt daarmee in 2008 op € 70,59. Met dit tarief is gerekend in de begroting 2008.
Opbouw apparaatskosten 2008
€
Personeelskosten (incl. alle salariskosten) 10.679.674
Automatiseringskosten 1.417.062
Huisvestingskosten 629.395
Reproafdeling 173.398
Arbodienst 94.957
Archivering en documentatie 158.915
Opleiding en training 73.924
Salarisadministratie 24.639
Werkplekken kantoorbenodigdheden 25.096
Postbehandeling 61.000
Incasso en bankkosten 48.944
Kadaster voor metingen 25.187
Niet te verrekenen BTW 43.090
Totaal 13.455.281
Berekening uurtarief €
Apparaatskosten 13.455.281
Aantal directe uren 190.612
Conclusie
Op grond van vorenstaande concludeer ik dat voldaan is aan de opbrengstnorm van artikel 229b, eerste lid, van de Gemeentewet, inzake de verordening op de heffing en invordering van Leges 2008, waarbij de tarieven zodanig zijn vastgesteld dat de geraamde baten van de rechten niet uitgaan boven de geraamde lasten ter zake.”
2.11. In reactie hierop stelt belanghebbende in zijn brief van 29 november 2011 dat nog steeds onvoldoende inzicht is gegeven in de kostenramingen, omdat (1) niet blijkt dat het [oorspronkelijk] gestelde uurtarief van € 75 juist is en (2) niet blijkt dat het aantal doorbelaste uren juist is bepaald. Belanghebbende stelt dat de heffingsambtenaar niet duidelijk maakt hoe het aantal directe uren is bepaald, hoeveel het aantal indirecte uren bedroeg en hoe dat aantal is bepaald. Voorts stelt belanghebbende nog altijd geen inzicht te hebben in hoe het aantal doorbelaste uren van de afdelingen “centrale publieksbalie, brandweer en V&H” is bepaald en of dienaangaande wel sprake is van “lasten ter zake”.
2.12. Naar aanleiding van de tweede zitting heeft de heffingsambtenaar bij brief van 10 februari 2012 de navolgende stukken overgelegd: de programmabegroting 2008 van de [gemeente X] en achterliggende documenten betreffende urenbesteding. In de brief wordt de totstandkoming van het gehanteerde uurtarief verder toegelicht (hierna: de toelichting).
2.12.1. Aan de programmabegroting 2008 ontleent de rechtbank het volgende:
- Op blz. 169 staat onder het kopje ‘leges’ het volgende: “Legesheffing mag alleen dienen om lasten af te dekken en er mag absoluut geen winst worden gemaakt. De belastingrechter beoordeelt de legesverordening in zijn geheel op “kostendekkendheid”. Bij legesheffing doet zich de bijzondere omstandigheid voor, dat door de veelheid aan vergunningen e.d. diverse afdelingen zich bezighouden met legesheffing. Mede hierdoor zijn de lasten niet of onvoldoende in beeld en hierdoor kan gesteld worden dat de totale legesopbrengsten lager zijn dan de hiermee gepaard gaande lasten.
Voorstel:
Tarieven trendmatig verhogen met uitzondering van de producten van afdeling Burgerzaken.”
- Op blz. 177 staat dat het totaal van de begrote baten € 37.742.000 bedraagt en het totaal van de begrote lasten € 40.209.000.
- Op blz. 191 staat dat de totale apparaatskosten voor 2008 zijn begroot op € 13.455.000.
- Op blz. 192 staat met betrekking tot de toerekening van de indirecte kosten: “ingaande 2008 is de systematiek gewijzigd voor het berekenen van het uurtarief. De vrij ingewikkelde systematiek is losgelaten, en voor het nieuwe begrotingsjaar is een vereenvoudiging doorgevoerd. Het aantal tarieven is teruggebracht van twaalf naar één tarief. (…) Overall heeft de nieuwe systematiek geen financiële consequenties.”
2.12.2. De achterliggende documenten betreffende urenbesteding geven een gespecificeerd overzicht van uren per werknemer in het jaar 2008.
2.12.3. In de toelichting wordt (1) ingegaan op het onderscheid tussen directe en indirecte uren, (2) aangegeven op welke wijze de urenbegroting tot stand komt en (3) een verdere uitsplitsing gegeven van de onder 2.10 genoemde apparaatskosten. Op de laatste pagina van de toelichting staat het volgende:
“In tegenstelling tot de eerder vermelding zijn de directe uren 181.772. In 2008 is de volgende systematiek toegepast
De overhead is op [basis van] de volgende methode naar de producten doorberekend in 2008
Doorberekening door middel van het uurtarief en uren 12.832.909
Aparte doorberekening huisvestingskosten 479.651
Wethouderspensioenen 157.982
Overige kosten -15.324
13.455.218
Uurtarief berekening € 12.832.909 / 181.722 uren = € 70,59.”
2.13. Bij brief van 6 april 2012 wordt namens belanghebbende aangegeven dat een bespreking met de heffingsambtenaar heeft plaatsgevonden. Belanghebbende stelt dat de gemeente tijdens de bespreking niet in staat bleek de relevante informatie te verstrekken. Volgens belanghebbende blijft onduidelijk wat het verband is tussen het uurtarief van € 70,59 en de lasten zoals vermeld in bijlage 4 bij het verweerschrift (zie hiervoor onder 2.7.1). Daarnaast stelt belanghebbende dat het berekende uurtarief niet gehanteerd kan worden voor de berekening van de geraamde lasten. Het uurtarief is een resultante van het bedrag van de totale gemeentelijke apparaatskosten gedeeld door het totale aantal directe uren, terwijl het in deze procedure gaat om een uurtarief betreffende uren die zijn besteed door medewerkers ter uitvoering van de Legesverordening 2008. Belanghebbende stelt dat hij met de door de heffingsambtenaar verstrekte gegevens niet kan berekenen wat het werkelijke uurtarief van de betreffende medewerkers was. De conclusie van belanghebbende is dat nog altijd onvoldoende inzicht is verstrekt in de wijze waarop de baten en de lasten zijn geraamd, zodat de Legesverordening 2008 en de daarbij behorende Tarieventabel 2008 onverbindend dienen te worden verklaard.
3.1. In geschil is primair of de legesnota dient te worden vernietigd omdat de Legesverordening 2008 onverbindend is en subsidiair of de grondslag van de heffing van leges, de bouwkosten, juist is berekend.
3.2. Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag bevestigend en de tweede vraag ontkennend. Belanghebbende voert daartoe het volgende aan. Volgens belanghebbende heeft de heffingsambtenaar onvoldoende inzicht gegeven in de berekening van de geraamde baten en lasten, zodat de Legesverordening 2008 algeheel onverbindend moet worden verklaard. Subsidiair stelt belanghebbende dat de bouwkosten € 1.115.000, vermeerderd met 19% BTW (€ 211.850) en vermeerderd met kosten grondwerk (€ 14.400) = € 1.341.250 bedragen.
3.3. De heffingsambtenaar beantwoordt de eerste vraag ontkennend en de tweede vraag bevestigend. Volgens de heffingsambtenaar mag van de gemeente niet worden verlangd dat zij van alle in de Legesverordening 2008 en de Tarieventabel opgenomen diensten afzonderlijk en op controleerbare wijze vastlegt hoe zij de kosten ter zake daarvan heeft geraamd. Volgens de heffingsambtenaar heeft hij met hetgeen hij heeft aangevoerd en overgelegd voldoende aannemelijk gemaakt dat de geraamde baten niet uitgaan boven de geraamde lasten. Ter zake van de hoogte van de bouwkosten stelt de heffingsambtenaar dat die kosten bij uitspraak op bezwaar terecht zijn vastgesteld op een bedrag van € 1.724.700.
3.4. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en primair tot vernietiging van de legesnota en subsidiair tot vermindering van de legesnota tot een nota berekend naar een bedrag aan bouwkosten van
€ 1.341.250.
3.5. De heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
Met betrekking tot de verbindendheid van de Legesverordening 2008
4.1. Artikel 229b van de Gemeentewet stelt aan verordeningen op grond waarvan rechten als bedoeld in artikel 229, lid 1, aanhef en onderdelen a. en b., van de Gemeentewet (hierna: retributies) worden geheven de eis dat de tarieven van de retributies zodanig worden vastgesteld dat de geraamde baten van de retributies niet uitgaan boven de geraamde lasten ter zake (hierna ook: de opbrengstlimiet). Daartoe dient te worden beoordeeld ‘of de kostendekking van de gehele verordening niet boven de 100 percent uitgaat’ (Kamerstukken II 1989/90, 21 591, nr. 3, blz. 61).
4.2. Belanghebbende heeft in bezwaar en in beroep gemotiveerd de vraag aan de orde gesteld of in de onderhavige situatie de geraamde baten de geraamde lasten ter zake overschrijden en hij heeft zich op het standpunt gesteld dat de Legesverordening 2008 onverbindend is, aangezien de heffingsambtenaar niet op voor belanghebbende inzichtelijke en controleerbare wijze gegevens heeft verstrekt waarmee hij kan beoordelen of de opbrengstlimiet is overschreden.
4.3. Zoals de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 24 april 2009, nr. 07/12961 (LJN: BI1968) dient, indien een belanghebbende mogelijke overschrijding van de opbrengstlimiet aan de orde stelt, de heffingsambtenaar inzicht te verschaffen in de desbetreffende ramingen. Dat inzicht kan worden verschaft op basis van de gemeentelijke begroting, maar ook op basis van andere gegevens, waaronder ook gegevens die niet bekend gemaakt zijn ten tijde van de vaststelling van de verordening (Hoge Raad 16 april 2010, nr. 08/02001(LJN: BM1236)). Daarbij dient als uitgangspunt te worden genomen dat het wel moet gaan om gegevens die zijn terug te voeren op baten en lasten die in de gemeentebegroting zijn opgenomen. Die begroting moet immers als uitgangspunt dienen voor de ramingen (zie Kamerstukken 1987/88, 20565, nr. 3, p. 14 en Hoge Raad 6 januari 2012, nr. 10/03676; (LJN: BR0676).
4.4. Belanghebbende heeft reeds in bezwaar en vervolgens in beroep de vraag omtrent de opbrengstlimiet aan de orde gesteld. Belanghebbende heeft zijn klacht over het ontbreken van inzicht in de opbouw van de geraamde baten en lasten steeds herhaald. Ook met de door de heffingsambtenaar verstrekte gegevens is volgens belanghebbende nog altijd niet duidelijk welke lasten zijn toegerekend, zodat niet valt te beoordelen of de kosten die zijn toegerekend “lasten ter zake” zijn.
4.5. De heffingsambtenaar heeft aangevoerd dat sprake is van een onderdekking van de Legesverordening 2008. Volgens de heffingsambtenaar dekt het aan baten geraamde bedrag voor een gedeelte van 83,9% het aan lasten geraamde bedrag. Dit percentage is volgens de heffingsambtenaar berekend op basis van de totaalbedragen van de geraamde baten en de geraamde lasten, die rechtstreeks uit de financiële administratie van de gemeente komen en die – naar de rechtbank begrijpt – zijn terug te voeren op de begroting 2008. De heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de overzichten met het totaal aan geraamde baten en lasten een overzicht overgelegd van bedragen met doorbelaste uren (zie onder 2.8.), een urenspecificatie per medewerker van het aantal uren per soort werkzaamheid (zie onder 2.12.2.) en een toelichting op de systematiek van de uurtariefberekening (zie onder 2.12.3.) Naar de rechtbank begrijpt, stelt de heffingsambtenaar dat daarmee voldoende inzicht in de ramingen is verschaft.
4.6. De rechtbank is met belanghebbende van oordeel dat door de heffingsambtenaar onvoldoende feiten en omstandigheden zijn gesteld om te kunnen beoordelen of voldaan is aan de opbrengstlimiet. In het kader van de door belanghebbende aan de orde gestelde overschrijding van de opbrengstlimiet heeft de heffingsambtenaar daarmee onvoldoende inzicht verschaft in de kostenramingen. Zonder nadere, en vooral op andere punten gedetailleerde, toelichting van de kostendekking door de heffingsambtenaar, kan naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de gemotiveerde betwisting door belanghebbende, geen oordeel worden gegeven over de vraag of de opbrengstlimiet is overschreden. De rechtbank merkt daarbij op dat, anders dan de heffingsambtenaar wellicht meent, hij bij het aannemelijk maken of en in hoeverre er sprake is van ‘lasten ter zake’ niet kan volstaan met het noemen van totaalbedragen aan lasten per budgetcombinatie. Ook volstaat het niet om per werknemer een overzicht van de bestede uren naar het soort uren te verstrekken, zonder daarbij de relatie te leggen met het totaal aantal uren respectievelijk het totaal bedrag dat toegerekend is aan de verschillende budgetcombinaties. Niet inzichtelijk is hoe de individueel toegerekende uren uiteindelijk zijn terug te voeren op het overzicht van geraamde lasten. Bij de beoordeling of sprake is van ‘lasten ter zake’ is daarnaast niet alleen het totaalbedrag per budgetcombinatie of het totaal aantal uren per werknemer van belang, maar juist de onderbouwing naar aard en omvang van de kostenposten die onderdeel vormen van de betreffende budgetcombinatie. Naar het oordeel van de rechtbank is de heffingsambtenaar in die onderbouwing, die onontbeerlijk is voor het kunnen beoordelen van de vraag of de lasten en opbrengsten juist zijn geraamd, tekortgeschoten.
4.7. Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden geoordeeld dat hetgeen de heffingsambtenaar heeft overgelegd en naar voren gebracht, voldoende is om te kunnen beoordelen of de lasten en opbrengsten juist zijn geraamd. Het is immers niet duidelijk of er posten in de ramingen zijn opgenomen die niet dienden ter dekking van kosten waarvoor de leges mochten worden geheven. Nu de heffingsambtenaar onvoldoende (nadere) feitelijke gegevens heeft verstrekt kan de vraag of is voldaan aan de opbrengstlimiet niet worden beantwoord. Voor dit geding kan niet anders worden geconcludeerd dan dat de heffingsambtenaar, tegenover de gemotiveerde betwisting door belanghebbende, niet aannemelijk heeft gemaakt dat is voldaan aan de opbrengstlimiet.
4.8. Gelet op dit oordeel is sprake van strijd met het bepaalde in artikel 229b van de Gemeentewet en komt de vraag aan de orde of dit moet leiden tot een partiële of een algehele onverbindendheid van de Legesverordening 2008.
4.9. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 13 april 2012, nr. 11/02789 (LJN: BW1928) als volgt geoordeeld:
“3.2.1. Zoals is overwogen in het arrest van de Hoge Raad van 24 april 2009, nr. 07/12961, LJN BI1968, BNB 2009/159 (…), dient de heffingsambtenaar in een geval als het onderhavige, waarin de belanghebbende ten aanzien van een aantal posten in twijfel heeft getrokken of zij kunnen worden aangemerkt als een “last ter zake”, nadere inlichtingen over deze posten te verstrekken, teneinde – naar vermogen – deze twijfel weg te nemen.
(…)
3.4.2. (…) De omstandigheid dat de heffingsambtenaar niet de vereiste inlichtingen heeft verstrekt als hiervoor in 3.2.1 bedoeld, brengt mee dat niet kan worden beoordeeld of er posten zijn die niet dienden ter dekking van kosten waarvoor de leges mochten worden geheven, en zo ja welke posten dat waren en in welke mate de opbrengstlimiet daardoor is overschreden. Dientengevolge kan in het onderhavige geval niet worden toegekomen aan de hiervoor bedoelde toets. Daaruit vloeit voort dat niet kan worden geoordeeld dat de tariefstelling in de gemeentelijke verordening slechts partieel onverbindend is. Het Hof is dan ook terecht tot de slotsom gekomen dat de verordening in haar geheel onverbindend is, zodat de legesnota moet worden vernietigd.”
4.10. De rechtbank heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar niet de vereiste inlichtingen heeft verstrekt om te kunnen beoordelen of en in welke mate mogelijkerwijs de opbrengstlimiet is overschreden. Gelet op de hiervoor onder 4.9 vermelde arresten van de Hoge Raad, is de rechtbank van oordeel dat de Legesverordening 2008 in haar geheel onverbindend is en dat de onder 2.3 vermelde legesnota derhalve dient te worden vernietigd.
5. Proceskosten en schadevergoeding
5.1. Belanghebbende heeft in zijn beroepschrift verzocht om vergoeding van alle kosten en schade als gevolg van het bezwaar en beroep.
5.2. Nu het beroep gegrond is verklaard vindt de rechtbank aanleiding de heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.747,50 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 218, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het verstrekken van nadere inlichtingen, 0,5 punt voor het verschijnen ter nadere zitting, 0,5 punt voor het verstrekken van nadere inlichtingen met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1).
5.3. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het toekennen van een schadevergoeding omdat niet aannemelijk is dat belanghebbende – buiten de kosten voor rechtsbijstand – enige schade heeft geleden.
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar en de legesnota;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.747,50;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 aan deze vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 24 oktober 2012 door mr.drs. M.M. de Werd, voorzitter,
mr. D. Hund en mr.dr. A.W. Schep, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.C.W. Hermus, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 6 november 2012
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, vijfde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.