ECLI:NL:RBBRE:2012:BZ2808
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onterecht opgelegde naheffingsaanslag loonbelasting en vergrijpboete voor privégebruik bestelauto
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 28 september 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vennootschap onder firma, hierna te noemen belanghebbende, en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had in de jaren 2006 tot en met 2008 een bestelauto, de Opel Vivaro, ter beschikking gesteld aan een werknemer. De rechtbank oordeelde dat de uitzondering voor bestelauto's in artikel 13bis, derde lid van de Wet op de loonbelasting niet van toepassing was. Dit betekende dat het aan belanghebbende was om aan te tonen dat de bestelauto voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden was gebruikt. De rechtbank kwam tot de conclusie dat belanghebbende hierin niet was geslaagd voor alle jaren. Daarnaast had belanghebbende ook een lagere cataloguswaarde van de bestelauto niet aannemelijk gemaakt.
De rechtbank bevestigde de opgelegde vergrijpboete en de in rekening gebrachte heffingsrente. Het beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard. De rechtbank stelde vast dat de inspecteur terecht had geconcludeerd dat er sprake was van privégebruik van de bestelauto's door de werknemers, en dat de belanghebbende onvoldoende controle had uitgeoefend op het gebruik van de voertuigen. De rechtbank oordeelde dat de boete van 25% passend was, gezien de grove schuld van belanghebbende in het niet opnemen van privégebruik in de loonaangiften.
De uitspraak benadrukt het belang van een sluitende rittenregistratie en de noodzaak voor werkgevers om toezicht te houden op het gebruik van ter beschikking gestelde voertuigen. De rechtbank wees erop dat de belanghebbende niet had voldaan aan de voorwaarden voor het verbod op privégebruik, en dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. De belanghebbende had ook geen overtuigende argumenten aangedragen om de hoogte van de naheffingsaanslag te betwisten.