ECLI:NL:RBBRE:2012:BZ1510

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
24 oktober 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12/2816
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Lijfrente premie aftrek en geblokkeerde bankrekening in het belastingrecht

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 24 oktober 2012, staat centraal of de belanghebbende in 2009 recht heeft op aftrek van lijfrente premie. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende op 31 december 2008 een bedrag van € 30.000 heeft gestort op een geblokkeerde rekening bij de SNS Bank, die volgens de productvoorwaarden niet als tussenrekening kan worden aangemerkt. De belanghebbende had in zijn aangifte inkomstenbelasting 2008 dit bedrag als aftrekbare lijfrentepremie opgevoerd, maar de inspecteur van de Belastingdienst heeft dit bedrag in de definitieve aanslag IB 2008 niet volledig geaccepteerd. De rechtbank concludeert dat de storting in 2008 heeft plaatsgevonden en dat deze niet in aanmerking kan worden genomen voor aftrek in 2009, omdat de premie reeds in het voorgaande jaar is betaald. De rechtbank wijst ook op de relevante wetgeving, namelijk artikel 3.126a van de Wet op de inkomstenbelasting 2001, die de voorwaarden voor lijfrenteaftrekken regelt. Daarnaast is er een geschil over de vraag of een terug te betalen belastingbedrag van € 11.862, dat de belanghebbende in 2009 heeft ontvangen, als schuld kan worden aangemerkt in de aangifte IB 2009. De rechtbank oordeelt dat deze belastingschuld niet als schuld voor de rendementsgrondslag kan worden meegenomen, omdat deze reeds in 2009 bestond, maar pas later is geformaliseerd. De rechtbank verklaart het beroep van de belanghebbende ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 12/2816
Uitspraakdatum: 24 oktober 2012
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest, kantoor Breda,
inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 16 mei 2012 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2009 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 154.757 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 11.293, aanslagnummer [nummer].H96 (hierna: de aanslag).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2012 te Breda
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, alsmede namens de inspecteur, [gemachtigden].
1. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2. Gronden
2.1. Belanghebbende heeft bij de SNS bank een lijfrentespaarrekening geopend als bedoeld in artikel 3.126a van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). Op 29 december 2008 heeft belanghebbende op basis van de toen gemaakte afspraken € 30.000 gestort op de rekening “SNS lijfrente sparen” met nummer [nummer]. Op 2 januari 2009 is voormeld bedrag in bedragen van ieder € 10.000 gestort op drie verschillende Lijfrentedeposito rekeningen, alle met verschillende looptijden en rentetarieven.
2.2. In de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2008 (hierna: IB) heeft belanghebbende een bedrag van € 30.000 als aftrekbare lijfrentepremie in aanmerking genomen. Bij de voorlopige aanslag IB 2008 van 30 mei 2009 heeft belanghebbende conform zijn aangifte IB een teruggaaf ontvangen van € 15.102, waarbij € 645 aan heffingsrente is vergoed.
2.3. De inspecteur heeft bij de definitieve aanslag IB 2008 slechts een bedrag van € 7.187 als aftrekbare lijfrente premie in aanmerking genomen, wat resulteerde in een te betalen belastingbedrag van € 11.862 en een te betalen bedrag aan heffingsrente van € 1.190.
2.4. Bij brief van 6 maart 2012 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB 2009, welke conform zijn aangifte IB 2009 is opgelegd. In zijn bezwaarschrift verzoekt belanghebbende alsnog een deel van de reeds betaalde premie ad € 30.000 in aanmerking te willen nemen. Later is dit bedrag becijferd op € 15.974 (€ 9.271 aan jaarruimte en € 6.703 aan reserveringsruimte).
2.5. Bij uitspraak op bezwaar van 16 mei 2012 heeft de inspecteur het bezwaar afgewezen en heeft de aanslag IB 2009 gehandhaafd, omdat de lijfrente premie reeds in 2008 is betaald, zodat deze premie voor het jaar 2009 niet meer in aanmerking kan worden genomen.
2.6 In geschil zijn nog de antwoorden op de volgende vragen:
1. Kan de betaalde lijfrente premie ad € 15.974 in 2009 in aanmerking worden genomen? Meer in het bijzonder is in geschil in welk jaar € 30.000 aan lijfrente premie is gestort op een geblokkeerde bankrekening in de zin van artikel 3.126a, lid 1 van de Wet IB 2001. Volgens de inspecteur is de lijfrente premie reeds eind 2008 op een geblokkeerde rekening gestort en volgens belanghebbende pas in januari 2009.
2. Vormt het op de aanslag IB 2008 terug te betalen belastingbedrag van € 11.862, welk bedrag belanghebbende ten onrechte bij de voorlopige teruggaaf 2008 heeft ontvangen in 2009, een schuld in de zin van artikel 5.3, lid 3 Wet IB 2001, die in aanmerking kan worden genomen in de aangifte IB 2009?
Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend en de inspecteur ontkennend.
Lijfrente premie aftrek
2.7. De productvoorwaarden van de SNS Bank met betrekking tot SNS Lijfrente sparen, welke betrekking hebben op de lijfrentespaarrekening van belanghebbende, luiden als volgt:
1. Definities
(..)
“ a (..)
b SNS Lijfrente Deposito
De geblokkeerde Rekening SNS Lijfrente Deposito, die op naam is gesteld van Rekeninghouder en waarop uitsluitend een bedrag vanaf de Rekening kan worden gestort in het kader van fiscaal gefacilieerd lijfrentesparen zoals bedoeld in artikel 3.126a van de Wet Inkomstenbelasting 2001 en waarbij het gestorte bedrag voor een vooraf overeengekomen looptijd wordt vastgezet, tegen een vooraf overeengekomen gegarandeerd rentepercentage.
c t/m g (..)
h Rekening
De geblokkeerde Rekening SNS Lijfrente Sparen zonder debetfaciliteit, die op naam is gesteld van de Rekeninghouder en waarop uitsluitend een bedrag kan worden gestort in het kader van fiscaal gefacilieerd lijfrentesparen zoals bedoeld in artikel 3.126a van de Wet. “
i t/m j (..)
k Tegenrekening
De door de rekeninghouder aangewezen en door de Bank geaccepteerd particuliere bankrekening (niet zijnde een spaarrekening en/of beleggingsrekening) aangehouden bij een Nederlandse bankinstelling, ten gunste en ten laste waarvan mutaties ingevolge deze Voorwaarden kunnen plaatsvinden.”
2.8. Nu uit de overgelegde bankafschriften van belanghebbende blijkt dat op bankrekeningnummer [nummer], bankrekeningsoort “SNS Lijfrente Sparen” op 31 december 2008 een bedrag stond van € 30.000, is, gelet op onderdeel h van voornoemde productvoorwaarden, naar het oordeel van de rechtbank, komen vast te staan dat het hierbij gaat om een geblokkeerde rekening in de zin van artikel 3.126a Wet IB 2001 en niet om een tussenrekening zoals vermeld in onderdeel k van de productvoorwaarden. Weliswaar had belanghebbende in zijn beleving een tussenrekening geopend, van waaruit de premies zouden worden gestort op de verschillende lijfrente deposito rekeningen, doch dit volgt niet uit de door belanghebbende overlegde stukken. Nu de storting op bankrekeningnummer [nummer] heeft plaatsgevonden in 2008 en is gegrond op een in 2008 gesloten overeenkomst is voor aftrek in 2009 geen plaats. De stelling van belanghebbende dat voormelde storting niet heeft plaatsgevonden op grond van een overeenkomst wordt door de rechtbank verworpen nu vaststaat dat de storting direct voortvloeit uit in december 2008 gemaakte afspraken. Dat normaliter voor financiële producten een bedenktijd geldt, houdt niet in dat in dit geval de overeenkomst pas in 2009 is gesloten. Gelet op het voorgaande is het beroep van belanghebbende in zoverre ongegrond. De omstandigheid dat belanghebbende met zijn werkwijze niet beoogd heeft om belastingheffing te omzeilen leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel
Schulden rendementsgrondslag
2.9. Ingevolge artikel 5.3, lid 3, Wet IB 2001 worden verplichtingen die voortvloeien uit de Algemene wet inzake rijksbelastingen, uit een belastingwet waarop de Algemene wet inzake rijksbelastingen van toepassing is of uit de Invorderingswet 1990 (hierna te noemen: belastingschulden) niet als schulden voor de rendementsgrondslag in aanmerking genomen.
2.10. De rechtbank is van oordeel dat in 2009 reeds een materiële belastingschuld met betrekking tot het jaar 2008 bestond van € 11.862. Dit bedrag behoort ingevolge artikel 5.3, lid 3, Wet IB 2001 niet tot de schulden van de rendementsgrondslag. De omstandigheid dat die belastingschuld pas na 2009 is geformaliseerd in de vorm van een aanslag doet hieraan niet af. In zoverre is het beroep ongegrond.
2.11. Nu het beroep ongegrond is, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 24 oktober 2012 door mr. M.M. de Werd, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.H. van Heel, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 6 november 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.