4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
Onder parketnummer 02-812712-11:
Feit 1: De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag van [slachtoffer 1] en voert daartoe aan dat, wanneer je met een vuurwapen op korte afstand meerdere schoten afvuurt in de richting van een aantal personen, je willens en wetens de aanmerkelijke kans neemt dat je iemand (dodelijk) raakt. De officier van justitie acht niet bewezen dat verdachte een vooropgezet plan had om [slachtoffer 1] te doden en voert daartoe aan dat er geen sprake is geweest van een moment van kalm beraad en rustig overleg.
Feit 2: De officier van justitie acht de poging doodslag op [slachtoffer 3] wettig en overtuigend bewezen en voert daartoe aan dat verdachte, door in het wilde weg in de richting van een aantal personen te schieten, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij iemand dodelijk zou raken. De officier voegt daar nog aan toe dat het puur toeval is geweest dat door dit schieten bij [slachtoffer 3] uitsluitend diens jas is geraakt.
De poging doodslag op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] wordt door de officier van justitie niet wettig en overtuigend bewezen geacht, nu zij niet zijn geraakt en hun kleding evenmin. Onduidelijk is of verdachte in hun richting heeft geschoten.
Feit 3:
De officier van justitie acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op het proces-verbaal doorzoeking ter inbeslagneming, het proces-verbaal betreffende aangetroffen alarmpistool, munitie en opvouwbaar mes, alsmede de bekennende verklaring van verdachte.
Feit 4:
De officier van justitie acht feit 4 wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte, het NFI rapport en het proces-verbaal doorzoeking ter inbeslagneming.
Feit 5:
De officier van justitie acht feit 5 wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op het proces-verbaal van bevindingen van 7 september 2011, het proces-verbaal met betrekking tot het wapen, alsmede de bekennende verklaring van verdachte.
Onder parketnummer 02-666907-11:
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 5] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door haar door een glazen ruit van een deur te duwen, tengevolge waarvan [slachtoffer 5] blijvend letsel bekwam.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Onder parketnummer 02-812712-11:
Feit 1: De verdediging is van mening dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk – al dan niet in voorwaardelijke zin – [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd omdat niet kan worden vastgesteld in welke situatie het slachtoffer door de kogel is geraakt. In ieder geval kan geen sprake zijn van voorbedachten rade aangezien door verdachte in een reflex is geschoten en er derhalve geen sprake kan zijn van rustig overleg en kalm beraad.
Feit 2: De verdediging pleit voor vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde feit, nu bij gebrek aan nadere vaststellingen omtrent de precieze toedracht, niet kan worden bewezen dat verdachte de opzet had op het overlijden van [slachtoffer 3], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4].
Feit 1 en 2: Subsidiair beroept verdachte zich ten aanzien van feit 1 en feit 2 op noodweer dan wel noodweerexces en meer subsidiair op putatief noodweer(exces).
Feit 3, 4 en 5: De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.