ECLI:NL:RBBRE:2012:BY2166
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.M. de Werd
- M.J.M. Mies
- Rechtspraak.nl
Overdrachtsbelasting bij wijziging bestemmingsplan en bouwtitel
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 24 augustus 2012 uitspraak gedaan over een geschil inzake de naheffingsaanslag overdrachtsbelasting. De belanghebbende had een stuk landbouwgrond gekocht en een bouwtitel verworven, noodzakelijk voor de wijziging van de bestemming naar woonbestemming. Bij de overdracht van de grond was het gewijzigde bestemmingsplan al vastgesteld, waardoor de waarde van de grond was gestegen ten opzichte van de eerdere aankoop. De inspecteur van de Belastingdienst ging bij het opleggen van de naheffingsaanslag uit van deze hogere waarde. De rechtbank oordeelde dat de bouwtitel was opgegaan in de waarde van de grond en dat de vrijstellingsbepaling van artikel 15, eerste lid, onderdeel i, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (WBR) niet van toepassing was, omdat deze bepaling betrekking heeft op het aanbrengen van zaken, en de kosten voor de wijziging van de bestemming hier niet onder vallen.
De rechtbank stelde vast dat de waarde van de verkrijging van de onroerende zaak, in dit geval de grond, moet worden bepaald op het moment van de juridische levering. De rechtbank concludeerde dat de waarde van het perceel op het moment van levering € 660.000 bedroeg, en dat de bouwtitel op dat moment geen waarde meer had. De primaire stelling van de belanghebbende, dat er geen overdrachtsbelasting geheven kon worden over de bouwtitel, werd verworpen. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur terecht de naheffingsaanslag had opgelegd op basis van de hogere waarde van de grond.
De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en gaf aan dat partijen binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak hoger beroep konden instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.