ECLI:NL:RBBRE:2012:BY1547
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot ontheffing van de verplichting om boedelbeschrijving ter inzage te leggen in nalatenschap
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Breda op 11 oktober 2012 een verzoek behandeld dat was ingediend door de erfgenamen van een overleden persoon, hierna aangeduid als erflaatster. Het verzoek was gericht op ontheffing van de verplichting om de boedelbeschrijving van de nalatenschap ter inzage te leggen, zoals voorgeschreven in artikel 4:211 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De gemachtigde van de erfgenamen, het Budgetbeheerbureau Heuvel- en Rivierenland, stelde dat de nalatenschap niet solvabel was en dat er geen prompte voldoening van de schuldeisers te verwachten viel. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat het verzoek niet voldoende was onderbouwd met argumenten en dat er geen bewijs was dat de nalatenschap solvabel was. Bovendien zijn er geen argumenten aangevoerd die de verzochte ontheffing rechtvaardigden, vooral gezien de belangen van derden, zoals de overige erfgenamen en schuldeisers.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de erflaatster eerder in de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) was opgenomen, maar dat deze procedure was beëindigd zonder schone lei. Dit leidde tot de conclusie dat er onduidelijkheid bestond over de schulden van de nalatenschap. De kantonrechter heeft daarom besloten het verzoek tot ontheffing af te wijzen en heeft de verzoekster opgedragen om de schuldeisers op te roepen hun vorderingen in te dienen binnen twee maanden. Tevens is bepaald dat de overige goederen van de nalatenschap, voor zover mogelijk, te gelde moeten worden gemaakt. De beschikking is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en de verzoekster is opgedragen om de kantonrechter op de hoogte te houden van de resultaten van de oproepingen van de schuldeisers en de opbrengst van de goederen van de nalatenschap.