ECLI:NL:RBBRE:2012:BY0946
Rechtbank Breda
- Raadkamer
- M. Prenger-de Kwant
- Rechtspraak.nl
Faillissementsverzoek en schuldsaneringsregeling in het civiele recht
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 18 oktober 2012 uitspraak gedaan in een faillissementsverzoek van VDT Advocaten & Mediators, die als verzoekster optrad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gerekestreerde op 21 december 2010 was toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, maar dat deze regeling op 20 februari 2012 tussentijds was beëindigd omdat de gerekestreerde niet voldeed aan zijn verplichtingen. Dit werd bevestigd door het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 mei 2012, dat het vonnis van de rechtbank bekrachtigde. De rechtbank overwoog dat, volgens artikel 18 van de Faillissementswet (Fw), indien na een opheffing van een faillissement bij gebrek aan baten opnieuw binnen drie jaar een aanvraag tot faillietverklaring wordt gedaan, de aanvrager moet aantonen dat er voldoende baten zijn om de kosten van het faillissement te dekken.
De rechtbank merkte op dat, hoewel er geen automatisme meer is voor het uitspreken van een faillissement na een tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling, de financiële positie van de schuldenaar in wezen gelijk is aan die in artikel 16 Fw. De rechtbank concludeerde dat de verzoekster niet had aangetoond dat er voldoende baten waren om de faillissementskosten te dekken. Het enkele feit dat de gerekestreerde een Belastingadministratiekantoor had opgericht, was onvoldoende bewijs dat hij inkomen had verworven.
Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring afgewezen. De beschikking is uitgesproken door mr. M. Prenger-de Kwant, in tegenwoordigheid van griffier Hofman, op 18 oktober 2012 om 15:00 uur.