ECLI:NL:RBBRE:2012:BY0254

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
11 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
735422 ov 12-3808
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van beschermingsbewind voor rechthebbende met geestelijke stoornis

In deze zaak heeft de kantonrechter te Breda op 11 oktober 2012 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing van het beschermingsbewind van een rechthebbende, die onder bewind stond sinds 1995. De bewindvoerder, Sikke Ward van Meer, heeft verzocht om de onderbewindstelling te beëindigen, omdat de rechthebbende zich niet aan de noodzakelijke medische behandeling hield en niet in staat leek tot zelfreflectie. De rechthebbende, die lijdt aan een geestelijke stoornis, heeft herhaaldelijk aangegeven dat hij weer zelf zijn financiën wil beheren en dat hij geen medicatie meer gebruikt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de rechthebbende onvoldoende zelfinzicht heeft en dat de huidige wetgeving niet toereikend is om de situatie van de rechthebbende adequaat te beheren. De kantonrechter concludeert dat het bewind niet langer uitvoerbaar is en heeft besloten het bewind per 1 november 2012 op te heffen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een herziening van de wetgeving omtrent de bescherming van geestelijk zieke personen, aangezien de huidige wet BOPZ niet voldoende mogelijkheden biedt voor gedwongen behandeling. De rechthebbende kan tegen deze beschikking binnen drie maanden hoger beroep instellen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
team kanton Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 735422 OV VERZ 12-3808
beschikking d.d. 11 oktober 2012 op een verzoek tot opheffing van het bewind over de goederen
van
[rechthebbende]
1. Het (eerdere) procesverloop
1.1 Bij beschikking van de kantonrechter te Schiedam d.d. 11 april 1995, zijn de goederen van [rechthebbende], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum], hierna ook te noemen rechthebbende, thans wonende te [adres], onder bewind gesteld met benoeming van de Stichting Vermogensbeheer “Nu voor later” gevestigd te (3034 TJ) Rotterdam, Kerkhoflaan 306, tot bewindvoerster. Bij beschikking van de kantonrechter te Rotterdam d.d. 9 februari 2000 is deze bewindvoerster ontslagen als bewindvoerster. Bij beschikking van 9 oktober 2000 van de kantonrechter te Rotterdam is de Stichting BDG Kleingeld, gevestigd aan de Rochussenstraat 210, Postbus 22403, te (3003 DK) Rotterdam benoemd als nieuwe bewindvoerster. Bij beschikking van 29 september 2003 heeft de kantonrechter te Rotterdam de Stichting BDG Kleingeld geschorst als bewindvoerster en de Stichting De Rotonde, gevestigd te (3008 AH) Rotterdam aan de Goereesestraat 6 benoemd tot tijdelijk bewindvoerster. Bij beschikking van 4 november 2003 van de kantonrechter te Rotterdam is de Stichting CAV, gevestigd te (2284 EK) Rijswijk, aan de Steenvoordenlaan 434, benoemd tot bewindvoerster over rechthebbende na ontslag van de Stichting BDG Kleingeld als bewindvoerster. Op 1 april 2011 heeft de kantonrechter te ’s-Gravenhage Pauline Koedoot, h.o.d.n. Gès Advies, gevestigd te (4691 SG) Tholen, aan de Energieweg 26, benoemd tot nieuwe bewindvoerster na ontslag van de Stichting CAV als bewindvoerster.
Bij beschikking d.d. 10 juli 2012 heeft de kantonrechter te Bergen op Zoom de huidige bewindvoerder dhr. Sikke Ward van Meer, h.o.d.n. SvM Bewindvoering, (5660 AB) Geldrop, Postbus 56, benoemd tot bewindvoerder over rechthebbende.
1.2 Op 22 augustus 2012 is een schrijven van de bewindvoerder ontvangen waarin deze aangeeft het opheffen van het bewind van rechthebbende wenselijk dan wel noodzakelijk te achten. Op 4 september 2012 is ter griffie een verzoekschrift van rechthebbende ontvangen waarin opheffing wordt verzocht van het bewind. Rechthebbende is van mening thans weer in staat te zijn zelf ten volle de belangen van vermogensrechtelijke aard behoorlijk waar te nemen.
1.3 Dit verzoek is mondeling behandeld op 2 oktober 2012 in aanwezigheid van rechthebbende. Van deze behandeling is een proces-verbaal d.d. 2 oktober 2012 opgemaakt.
2. De beoordeling
2.1 Desgevraagd deelt rechthebbende zakelijk weergegeven mede dat in de ruim 17 jaar dat hij nu onder bewind staat zijn schulden alleen maar zijn opgelopen. Hij benadrukt dat dit zeker niet de bedoeling was op het moment van het instellen van het bewind. Hij zegt geen reden meer te zien om nog langer onder bewind te blijven staan. Hij is voornemens om zijn eigen faillissement aan te vragen. Door de ontstane situatie ziet rechthebbende geen andere mogelijkheden meer om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. Hij wijst in dat verband ook op de bestaande financiële crisis. Hij is van mening, dat iedere Nederlander vrij moet zijn om over zijn eigen financiën te beslissen. Rechthebbende erkent dat hij nog steeds onder behandeling van de GGZ staat. Er is sprake van autisme en hij ziet zichzelf ook als psychiatrisch patiënt. De voorgeschreven medicatie zegt rechthebbende niet meer te gebruiken. Hij heeft geen angst dat hij door het niet gebruiken van medicatie in problemen gaat komen. Hij merkt geen negatieve gevolgen in dat verband. Hij was voor het laatst bij de GGZ om daar nog wat kleren op te halen die daar nog lagen. Hij maakt op dit moment gebruik van de faciliteiten van de Stichting Zuidwester, gevestigd aan de Zuid-Oostsingel 45 te Bergen op Zoom en hij staat op laatstgenoemd adres ook ingeschreven bij de gemeente Bergen op Zoom. Hij doet op dit moment niets. Heeft geen dagbesteding. Hij berust in die omstandigheid. Hij heeft in 1997 voor het laatst echt werk gehad. Hij werkte toen via een uitzendbureau bij een bloemist in Monster. Aan het einde van de zitting van 2 oktober 2012 benadrukt rechthebbende nogmaals dat hij persé van de onderbewindstelling af wil.
2.2 De huidige bewindvoerder heeft zich bij brief van 20 augustus 2012 tot de kantonrechter gewend met het verzoek om de onderbewindstelling van rechthebbende stop te zetten.
De bewindvoerder voert in dat verband aan dat hij na een vraag van GGZWNB om de bewindvoering van Gés Advies over te nemen en een goed gesprek op locatie, zich bereid heeft verklaard om dit te doen. Volgens hem is de bewindvoering door Gès Advies altijd prima gedaan. De verhoudingen waren echter zo verstoord, dat een wijziging van de bewindvoerder onvermijdelijk was. Met de tips van GGZWNB en Gès Advies in het achterhoofd zegt de bewindvoerder met een zorgvuldig uitgestippelde strategie rechthebbende te hebben benaderd. Dit leek volgens hem heel even succes te hebben. Nog voor de wijziging van de onderbewindstelling was uitgesproken, belde rechthebbende al vaak. Bewindvoerder zegt dat hij erop voorbereid was om rechthebbende zo omzichtig mogelijk te benaderen en zijn vragen te beantwoorden. Direct na de uitspraak betreffende de wijziging ging het volgens bewindvoerder al snel bergaf wat betreft de communicatie en bleek het onmogelijk om een normaal gesprek met rechthebbende te voeren. Duidelijk bleek dat het onderhavige bewind een zware klus zou gaan worden, waarbij de GGZWNB en de bewindvoerder elkaar hard nodig zouden hebben. Rechthebbende is echter meerdere malen over de schreef gegaan binnen de GGZWNB en is daardoor verplicht om de GGZ-instelling te verlaten. In de tussentijd heeft rechthebbende zich volgens bewindvoerder vaak agressief en laatdunkend uitgelaten over de bewindvoerder. Door het verlaten van de GGZ-instelling is volgens de bewindvoerder iedere bewindvoering onmogelijk geworden. Bewindvoerder wijst erop dat ook rechthebbende zelf wenst dat de onderbewindstelling stopt. Zowel voor zijn collega, voor de moraal van andere cliënten als ook voor hemzelf verzoekt rechthebbende aan de kantonrechter om deze bewindvoering te stopen. Nu rechthebbende de GGZ-instelling heeft verlaten, is het volgens bewindvoerder ook zinloos om een andere bewindvoerder te benaderen. Bewindvoerder heeft nog een brief d.d. 16 augustus 2012 van de vorige bewindvoerster (Gès Advies) overgelegd, waarin volgens hem zijn verzoek kracht wordt bijgezet.
2.3 De kantonrechter heeft kennisgenomen van de inhoud van deze brief. Samengevat komt het erop neer dat enige samenwerking met rechthebbende onmogelijk is gebleken.
Deze bewindvoerder (Gès Advies) geeft aan met grote regelmaat met de GGZ te hebben gesproken over de vraag op welke wijze rechthebbende het beste kon worden begeleid. Gedurende het bewind werd rechthebbende echter steeds achterdochtiger, wantrouwiger, dwingender en agressiever. Ook Gès Advies adviseert om de bewindvoering van rechthebbende definitief te stoppen.
2.4 De kantonrechter is op grond van wat bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van 2 oktober 2012 naar voren is gebracht en op grond van de schriftelijke informatie van de beide laatste professionele bewindvoerders, van oordeel dat hij het onderhavige bewind over rechthebbende definitief moet stopzetten. Alle inspanningen ten spijt van opvolgende professionele bewindvoerders blijkt deze rechthebbende niet “in het gareel te houden te zijn”.
Rechthebbende geeft blijkt dat hij onvoldoende zelfinzicht heeft van de geestelijke toestand waarin hij zich bevindt. Hij denkt dat hij alles weer zelf kan. Hij realiseert zich ook niet dan wel onvoldoende hoe zijn gedrag overkomt bij mensen die hem trachten te begeleiden.
Zijn ziektebeeld maakt waarschijnlijk ook dat hij niet in staat is tot zelfreflectie en aanpassing van zijn gedrag. Het afzetten van de medicatie door rechthebbende maakt de situatie rond rechthebbende extra zorgelijk. Zolang de formele wetgever echter niet zorgt voor een stuk nieuwe wetgeving die het mogelijk maakt om een stuk stabiliteit te laten ontstaan in het doen en laten van een psychiatrische patiënt ook tegen diens wil, blijkt uitvoering van de beschermende maatregelen curatele, beschermingsbewind of mentorschap in een aantal gevallen onmogelijk. De huidige wet BOPZ biedt hiervoor onvoldoende mogelijkheden.
Een schuldenproblematiek, als de onderhavige, welke is ontstaan als direct gevolg van een geestelijke stoornis bij rechthebbende, kan alleen voldoende worden opgelost indien ook tevens gewerkt wordt aan de geestelijke stabiliteit van rechthebbende. Rechthebbende onttrekt zich voortdurend aan de noodzakelijke medische behandeling met alle gevolgen van dien.
In een situatie als deze lopen (opvolgend) bewindvoerders (en daarmee ook de rechtbank) tegen hun grenzen aan waarbij helaas geconstateerd moet worden dat een deugdelijke invulling van de bewindvoering onmogelijk is. In dit geval is het ook niet zinvol om (weer) een nieuwe bewindvoerder te benoemen omdat deze met dezelfde problemen wordt geconfronteerd.
De problemen rond deze rechthebbende zijn onoplosbaar binnen de huidige wetgeving.
Op enig moment zou een psychiatrisch patiënt ook tegen zijn wil gedwongen behandeld moeten kunnen worden. Dit niet alleen ter bescherming en in het belang van deze patiënt maar ook ter bescherming van de gemeenschap.
2.5 De kantonrechter zal de onderhavige onderbewindstelling hierna opheffen met ingang van 1 november 2012 zodat de bewindvoerder nog een paar weken de tijd heeft om dit bewind administratief af te wikkelen.
3. De beslissing
De kantonrechter heft het eerder ingestelde bewind over de goederen toebehorende aan
[rechthebbende] voornoemd op en wel met ingang van 1 november 2012.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 oktober 2012.
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld:
door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.