ECLI:NL:RBBRE:2012:BX9474
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D. Hund
- Rechtspraak.nl
Omzetbelasting en de status van een maatschap in relatie tot privévermogen
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 23 augustus 2012 uitspraak gedaan in een geschil over de omzetbelasting en de status van een maatschap. De belanghebbende, die een eenmanszaak dreef, was in 2005 een maatschap aangegaan met zijn echtgenote, waarbij hij zijn onderneming en het gebruik van een woning inbracht. De woning werd voor 10% zakelijk gebruikt. De inspecteur van de Belastingdienst had een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd, omdat hij van mening was dat de woning tot het privévermogen van de belanghebbende was gaan behoren, waardoor de voorbelasting die was afgetrokken bij de bouw van de woning terugbetaald moest worden.
De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat er sprake was van een stille maatschap. De rechtbank concludeerde dat de maatschap vanaf de oprichting bedoeld was als een openbare maatschap en dat deze ook daadwerkelijk als zodanig had gefunctioneerd. De rechtbank wees op verschillende handelingen die de maatschap naar buiten toe had verricht, zoals het registreren van de maatschap bij de belastingdienst en het indienen van belastingaangiften. De rechtbank oordeelde dat het ter beschikking stellen van het gebruik van 10% van de woning aan de maatschap geen ondernemerschap voor de omzetbelasting opleverde, omdat hiervoor geen vergoeding in rekening werd gebracht.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de belanghebbende ongegrond, omdat hij niet had aangetoond dat hij als ondernemer voor de omzetbelasting was blijven functioneren na de oprichting van de maatschap. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. I. van Wijk, en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.