ECLI:NL:RBBRE:2012:BX8404

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
19 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/2594
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdige indiening van beroepschrift in belastingzaak en verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 19 juli 2012 uitspraak gedaan over het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak waarin zijn beroep niet-ontvankelijk was verklaard. Het beroepschrift was ingediend na afloop van de termijn, maar belanghebbende stelde dat hij het op tijd had ter post bezorgd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift op 1 mei 2011 was gedagtekend en op 6 mei 2011 door de rechtbank was ontvangen. Het poststempel was echter onleesbaar, waardoor de tijdige ter post bezorging niet kon worden aangetoond.

De rechtbank heeft in navolging van een arrest van de Hoge Raad van 14 oktober 2011 geoordeeld dat, wanneer het beroepschrift op de eerste of tweede werkdag na het einde van de beroepstermijn is ontvangen, aangenomen moet worden dat het tijdig ter post is bezorgd, tenzij het tegendeel bewezen kan worden. Aangezien de beroepstermijn eindigde op 3 mei 2011, was 6 mei 2011 de tweede werkdag na het verstrijken van de termijn. De rechtbank concludeerde dat belanghebbende aan de voorwaarden voor tijdige indiening had voldaan, ondanks het ontbreken van een leesbaar poststempel.

De rechtbank verklaarde het verzet gegrond, waardoor de eerdere niet-ontvankelijk verklaring kwam te vervallen en de beroepsprocedure werd voortgezet. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding, omdat niet was aangetoond dat belanghebbende kosten had gemaakt die voor vergoeding in aanmerking kwamen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, M.H.A. de Graaf.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 11/2594
Uitspraakdatum: 19 juli 2012
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55 Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzet van:
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Awb gedane uitspraak van de rechtbank, van 28 november 2011.
1. Behandeling van het verzet
1.1. Bij genoemde uitspraak van deze rechtbank is het beroep van belanghebbende (met bovengenoemd procedurenummer) met toepassing van artikel 8:54 van de Awb niet-ontvankelijk verklaard, op grond van het niet tijdig indienen van het beroepschrift.
1.2. Bij brief van 28 december 2011, ontvangen bij de rechtbank op 29 december 2011, heeft belanghebbende verzet gedaan tegen deze uitspraak.
1.3. Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld over het verzet te worden gehoord. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juli 2012 te Breda. Aldaar is belanghebbende verschenen en gehoord.
2. Feiten en de gronden van het verzet
2.1. Het afschrift van de aangevallen uitspraak van de heffingsambtenaar is gedagtekend 22 maart 2011. Het beroepschrift van belanghebbende is gedagtekend 1 mei 2011. Het poststempel op de enveloppe waarin het beroepschrift is verzonden, is niet leesbaar. Het beroepschrift is ter griffie van de rechtbank ontvangen op 6 mei 2011.
2.2. Bij de in verzet bestreden uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van de rechtbank is het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.
2.3. De gronden waarop belanghebbende zijn verzet baseert, staan vermeld in het verzetschrift.
3. Beoordeling van het verzet
3.1. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken (artikel 6:7
van de Awb). Deze termijn vangt aan op de dag na die van dagtekening van een uitspraak op bezwaar, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking (artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen). Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift eveneens tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn van zes weken ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van die termijn is ontvangen (artikel 6:9 van de Awb). Bij een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift blijft een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest (artikel 6:11 van de Awb).
3.2. In het voorliggende geval is niet in geschil dat de uitspraak op bezwaar van 22 maart 2011 op die datum aan belanghebbende is verzonden, terwijl belanghebbende evenmin heeft betwist dat hij dat besluit heeft ontvangen. De beroepstermijn ving daarmee aan op 23 maart 2011 en eindigde op dinsdag 3 mei 2011.
3.3. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift is gedagtekend 1 mei 2011 en op 6 mei 2011 bij de rechtbank is ontvangen. Het beroepschrift is per post verzonden en niet later dan een week na afloop van de beroepstermijn ontvangen. Voor toepassing van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is daarnaast bepalend de ter post bezorging door belanghebbende.
Omdat het beroepschrift niet aangetekend is verzonden en de poststempel op de enveloppe niet leesbaar is, kan daarmee de tijdige ter post bezorging niet worden aangetoond.
3.4. Belanghebbende stelt dat hij zijn beroepschrift op 1 mei 2011 heeft gedagtekend en ook op die dag ter verzending heeft gepost. Dat het poststempel niet leesbaar is, kan hem niet worden aangerekend. Belanghebbende is van mening dat hij op zijn minst het voordeel van de twijfel moet krijgen.
3.5. In een geval als het onderhavige, waarin geen leesbaar poststempel op de enveloppe is geplaatst, moet volgens de Hoge Raad worden aangenomen dat het beroepschrift tijdig ter post is bezorgd indien het op de eerste of tweede werkdag na het einde van de beroepstermijn is ontvangen, tenzij het tegendeel komt vast te staan. (vergelijk Hoge Raad, van 14 oktober 2011, nummer 11/01261, ondermeer gepubliceerd op rechtspraak.nl onder LJN BT7470).
3.6. Hiervoor is reeds vastgesteld dat de beroepstermijn eindigde op 3 mei 2011. De eerste werkdag na het einde van de beroepstermijn is 4 mei 2011. Omdat 5 mei 2011 een feestdag is, is 6 mei 2011 de tweede werkdag na het einde van de beroepstermijn. Nu het beroepschrift op 6 mei 2011 bij de rechtbank is ontvangen, moet in navolging op de voornoemde uitspraak van de Hoge Raad worden aangenomen dat het beroepschrift tijdig ter post is bezorgd.
3.7. De rechtbank concludeert dat belanghebbende met de tijdige ter post bezorging van het beroepschrift voldaan heeft aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 6:9, tweede lid, van de Awb. Het beroepschrift is daarmee tijdig ingediend.
3.8. Omdat het beroepschrift tijdig is ingediend, had niet-ontvankelijk verklaring achterwege moeten blijven. Het verzet is derhalve gegrond.
3.9. Nu het verzet gegrond is, komt de in verzet bestreden uitspraak van de rechtbank te vervallen en wordt de beroepsprocedure voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van die uitspraak.
3.10. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding nu gesteld noch aannemelijk is geworden dat belanghebbende op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft gemaakt.
4. Beslissing
De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 19 juli 2012 door mr. C.A.F.M. Stassen, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van M.H.A. de Graaf, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan belanghebbende en de wederpartij in het bodemgeschil op: 1 augustus 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbende en de inspecteur binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag
Bij het instellen van beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het beroep in cassatie.