ECLI:NL:RBBRE:2012:BX8194

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
28 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/600
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ambtshalve herziening WOZ-waarde en onroerende-zaakbelastingen

In deze zaak heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen een brief van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, waarin een aanvulling op de uitspraak van de bezwaar waardebeschikking 2011 werd gedaan. De rechtbank Breda heeft op 28 juni 2012 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank overweegt dat de brief van de heffingsambtenaar moet worden aangemerkt als een ambtshalve herziening van de WOZ-waarde over de jaren 2008, 2009 en 2010. Tegen een dergelijke herziening staat geen beroep open bij de belastingrechter, wat betekent dat belanghebbende geen grieven had tegen de vastgestelde WOZ-waarde voor het jaar 2011, waardoor het beroep om die reden niet-ontvankelijk werd verklaard.

De rechtbank erkent dat de titel van de brief, "Aanvulling uitspraak Bezwaar waardebeschikking 2011", tot verwarring heeft geleid bij belanghebbende, wat de reden was voor het indienen van het beroep. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar dan ook veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht aan belanghebbende. De uitspraak van de heffingsambtenaar op bezwaar van 29 december 2011 had de WOZ-waarde voor 2011 verlaagd tot € 414.000, maar belanghebbende had geen grieven tegen deze beslissing. Het onderzoek ter zitting vond plaats op 14 juni 2012, waar belanghebbende en een gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, aangezien niet is aangetoond dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. drs. I.E. Rijsdijk-van Eerd, en is op 12 juli 2012 aangetekend verzonden aan de partijen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 12/600
Uitspraakdatum: 28 juni 2012
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg,
de heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De uitspraken van de heffingsambtenaar van 29 december 2011 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking waarbij de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres woning] te [woonplaats] (hierna: de woning), is gewaardeerd op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de met die beschikking in één geschrift bekendgemaakte aanslag onroerende-zaakbelastingen 2011.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2012 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, en namens de heffingsambtenaar,
[gemachtigde].
1. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 aan deze vergoedt.
2. Gronden
2.1. De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de woning, per waardepeildatum 1 januari 2010 (hierna: de waardepeildatum), vastgesteld voor het kalenderjaar 2011 op € 515.000. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag onroerende-zaakbelastingen 2011 bekend gemaakt. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking. In het hoorgesprek in de bezwaarfase heeft belanghebbende tevens de stelling ingenomen dat ook de waardes in de jaren 2008, 2009 en 2010 moeten worden verminderd.
2.2. In de uitspraken op bezwaar van 29 december 2011 heeft de heffingsambtenaar de waarde 2011 verminderd tot € 414.000 en de aanslag dienovereenkomstig verminderd.
Belanghebbende heeft na de uitspraken op bezwaar telefonisch contact gehad met de heffingsambtenaar. Zo de rechtbank verstaat heeft belanghebbende in het telefoongesprek nogmaals gesteld dat ook de waardes in de jaren 2008, 2009 en 2010 moeten worden verminderd. De heffingsambtenaar heeft naar aanleiding van het telefonisch contact op 19 januari 2012 aan belanghebbende een brief gezonden met als onderwerp “Aanvulling uitspraak Bezwaar waardebeschikking 2011”. In deze brief heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende meegedeeld dat de waardes over de jaren 2008, 2009 en 2010 blijven gehandhaafd.
2.3. Belanghebbende is het eens met de voor het kalenderjaar 2011 vastgestelde waarde van de woning van € 414.000. Hij heeft ook geen overige grieven tegen de uitspraken op bezwaar van 29 december 2011. Het beroep van belanghebbende richt zich enkel tegen de inhoud van de brief van de heffingsambtenaar van 19 januari 2012.
2.4. Nu belanghebbende geen grieven heeft tegen de uitspraken op bezwaar van 29 december 2011, heeft hij geen belang bij een oordeel daarover van de belastingrechter. Het beroep tegen de uitspraken op het bezwaar tegen de WOZ-beschikking en de onroerende-zaakbelastingen 2011 is daarom niet-ontvankelijk verklaard.
2.5. De rechtbank merkt belanghebbendes stelling over de waardes van de jaren 2008, 2009 en 2010 in de hoor- en telefoongesprekken aan als een verzoek om een ambtshalve herziening, waaraan de heffingsambtenaar in de brief van 19 januari 2012 gevolg heeft gegeven. Tegen een ambtshalve herziening staat geen beroep open bij de belastingkamer van de rechtbank.
2.6. De heffingsambtenaar heeft de ambtshalve herziening van 19 januari 2012 het onderwerp “Aanvulling uitspraak Bezwaar waardebeschikking 2011” gegeven. De rechtbank acht het begrijpelijk dat belanghebbende hierdoor in verwarring is gebracht en beroep heeft ingesteld. De rechtbank vindt hierin aanleiding de heffingsambtenaar te veroordelen het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.
2.7. De rechtbank vindt geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling nu niet gesteld of aannemelijk is geworden dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Deze uitspraak is gedaan op 28 juni 2012 door mr. W. Brouwer, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. drs. I.E. Rijsdijk-van Eerd, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 12 juli 2012
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, vijfde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.