ECLI:NL:RBBRE:2012:BX4078

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
12 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/2188
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake 30%-vergoedingsregeling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Breda op 12 juni 2012 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de 30%-vergoedingsregeling. De belanghebbende, die in het buitenland woont, had bezwaar aangetekend tegen een beschikking van de inspecteur van de Belastingdienst, waarin werd meegedeeld dat hij vanaf 31 augustus 2012 niet meer in aanmerking zou komen voor de voortzetting van deze regeling. De belanghebbende verzocht de voorzieningenrechter om deze beschikking te schorsen, omdat hij vreesde voor een aanzienlijke achteruitgang van zijn inkomen en mogelijk gedwongen zou worden om een andere dienstbetrekking te zoeken.

De voorzieningenrechter overwoog dat voor het treffen van een voorlopige voorziening vereist is dat er sprake is van onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen. De rechter stelde vast dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij, bij een achteruitgang van zijn inkomen, zijn betalingsverplichtingen niet meer zou kunnen voldoen. De stelling dat hij mogelijk gedwongen zou worden om een andere dienstbetrekking te zoeken, werd door de inspecteur bestreden en niet nader onderbouwd door de belanghebbende.

Daarom concludeerde de voorzieningenrechter dat er geen sprake was van zodanige spoedeisendheid dat het treffen van een voorlopige voorziening vereist was. Het verzoek werd afgewezen en de voorzieningenrechter zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, voorzieningenrechter
Procedurenummer: AWB 12/2188
Uitspraakdatum: 12 juni 2012
Uitspraak als bedoeld in titel 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Buitenland,
de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De inspecteur heeft, met dagtekening 9 mei 2012, aan belanghebbende een beschikking afgegeven waarin is meegedeeld dat belanghebbende vanaf 31 augustus 2012 niet meer in aanmerking komt voor voortzetting van de 30%-vergoedingsregeling, als bedoeld in paragraaf 3.3.1 van de Wet IB 2001 in verbinding met artikel 31a, lid 2, letter e van de Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 10ea en volgende van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (hierna: de 30%-regeling).
1.2. Belanghebbende heeft op 16 mei 2012 bezwaar aangetekend tegen de in 1.1 genoemde beschikking.
1.3. Belanghebbende heeft, bij brief van 16 mei 2012, bij de rechtbank binnengekomen op 21 mei 2012, de voorzieningenrechter verzocht de in 1.1 genoemde beschikking te schorsen. Ter zake van dit verzoek heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42.
1.4. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2012 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Maastricht, en namens de inspecteur, [gemachtigden].
2. Karakter voorlopige voorziening
2.1. De voorzieningenrechter kan alleen op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt (connexiteitseis), en onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2. De voorzieningenrechter overweegt dat, gelet op het in 1.2 genoemde bezwaar, is voldaan aan het vereiste van connexiteit.
2.3. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van belanghebbende dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang. Belanghebbende stelt dat hij, indien de 30%-regeling niet wordt voortgezet te maken krijgt met een flinke achteruitgang van zijn inkomen en dat hij daardoor mogelijk gedwongen wordt om een andere dienstbetrekking te zoeken.
2.4. De voorzieningenrechter overweegt dat belanghebbende heeft gesteld noch aannemelijk gemaakt dat hij, bij genoemde achteruitgang van zijn inkomen, zijn betalingsverplichtingen niet meer zou kunnen voldoen. Weliswaar heeft belanghebbende gesteld dat hij mogelijk gedwongen wordt om een andere dienstbetrekking te zoeken, maar hij heeft die, door de inspecteur bestreden, stelling op geen enkele wijze nader onderbouwd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft belanghebbende dan ook niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van zodanige spoedeisendheid dat het treffen van een voorlopige voorziening vereist is.
2.5. Gelet op het vorenstaande behoeven belanghebbendes grieven geen behandeling en dient het verzoek te worden afgewezen.
3. Proceskosten
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
4. Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan op 12 juni 2012 door mr. drs. M.M. de Werd, voorzieningenrechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. I. van Wijk, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 13 juni 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.