ECLI:NL:RBBRE:2012:BX1317
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.M. de Werd
- I.E. Rijsdijk-van Eerd
- Rechtspraak.nl
Parkeerbelasting en de definitie van parkeren volgens de Verordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 20 april 2012 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De belanghebbende had zijn auto geparkeerd bij zijn woning en was enkele minuten weg vanwege een toiletbezoek. De heffingsambtenaar had een naheffingsaanslag opgelegd omdat er geen geldig parkeerkaartje zichtbaar was. De rechtbank moest beoordelen of er sprake was van 'parkeren' in de zin van de Verordening parkeerbelastingen Breda 2007.
De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende, door enkele minuten weg te zijn van zijn auto, niet voldeed aan de definitie van onmiddellijk in- en uitstappen. Dit betekent dat er volgens de rechtbank wel degelijk sprake was van parkeren, zoals gedefinieerd in artikel 1 van de Verordening. De rechtbank stelde vast dat de auto geparkeerd stond op een plek waar parkeerbelasting verschuldigd was en dat de belanghebbende de verschuldigde belasting niet had betaald.
De rechtbank verwierp het argument van de belanghebbende dat hij vanwege zijn gezondheidstoestand niet in staat was om vooraf de parkeerbelasting te voldoen. De wet biedt geen ruimte om de bepalingen van de Verordening buiten toepassing te laten, ongeacht de persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende. De rechtbank benadrukte dat de rechter de wet niet op billijkheid kan beoordelen, maar enkel recht moet spreken volgens de wet.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen werden op 2 mei 2012 van de uitspraak op de hoogte gesteld.