ECLI:NL:RBBRE:2012:BX1315

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
20 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/552
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over niet-ontvankelijkheid bezwaar wegens termijnoverschrijding in belastingzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 20 april 2012 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij belanghebbende bezwaar had gemaakt tegen de leges die hem in rekening waren gebracht. De legesnota, met een dagtekening van 27 oktober 2009, betrof een aanvraag voor een kapvergunning. Belanghebbende diende op 22 januari 2010 bezwaar in, maar de heffingsambtenaar verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt, zoals vastgelegd in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De termijn begon op de dag na de dagtekening van de legesnota, wat betekende dat het bezwaar uiterlijk op 8 december 2009 ingediend had moeten zijn. Aangezien het bezwaar pas op 22 januari 2010 was ontvangen, was het niet tijdig ingediend.

Belanghebbende voerde ter zitting aan dat hij vijf maanden per jaar van huis is en dat dit de reden was voor de termijnoverschrijding. De rechtbank oordeelde echter dat het de verantwoordelijkheid van belanghebbende zelf is om, ook tijdens zijn afwezigheid, de nodige maatregelen te treffen om aan zijn wettelijke verplichtingen te voldoen. Het risico van termijnoverschrijding ligt in dit geval bij hem. De rechtbank concludeerde dat er geen omstandigheden waren die een uitzondering op de niet-ontvankelijkverklaring rechtvaardigden, zoals bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. Hierdoor kwam de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke behandeling van het geschil.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en een afschrift werd op 2 mei 2012 aangetekend verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 11/552
Uitspraakdatum: 20 april 2012
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Breda,
de heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 30 december 2010 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem in rekening gebrachte leges van € 648,47.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 april 2012 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn echtgenote
[echtgenote], en namens de heffingsambtenaar, [gemachtigde].
1.Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2.Gronden
2.1.Aan belanghebbende zijn ter zake van een aanvraag voor een kapvergunning leges in rekening gebracht. De legesnota heeft als dagtekening 27 oktober 2009.
2.2.Belanghebbende heeft op 22 januari 2010 bezwaar gemaakt tegen de in rekening gebrachte leges. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
2.3.In geschil is of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Tevens is de legesnota in geschil.
2.4.Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Deze termijn vangt ingevolge artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen aan op de dag na die van dagtekening van een aanslagbiljet of van het afschrift van een voor bezwaar vatbare beschikking, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking, dan wel op de dag na die van de voldoening of de inhouding onderscheidenlijk de afdracht. Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft bij een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.5.De dagtekening van het in bezwaar bestreden besluit is 27 oktober 2009, er is geen aanleiding om aan te nemen dat het besluit pas na die datum is verzonden, zodat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is geëindigd op 8 december 2009. Het bezwaarschrift is op 22 januari 2010 door de heffingsambtenaar ontvangen. Het bezwaarschrift is dus gelet op artikel 6:9, eerste lid, van de Awb niet tijdig ingediend.
2.6.Belanghebbende heeft ter zitting als reden voor de overschrijding van de bezwaartermijn opgegeven dat hij vijf maanden per jaar van huis weg is. De rechtbank is van oordeel dat het aan belanghebbende zelf is om gedurende zijn afwezigheid maatregelen te treffen die nodig zijn om aan zijn wettelijke verplichtingen te voldoen. Het risico van termijnoverschrijding van het bezwaar ligt in dat geval bij belanghebbende.
2.7.Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb die in de weg zou staan aan niet-ontvankelijkverklaring. Verweerder heeft het bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank komt aan inhoudelijke behandeling van het geschil niet toe.
2.8.Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.
2.9.De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 20 april 2012 door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. drs. I.E. Rijsdijk-van Eerd, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 2 mei 2012.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.