ECLI:NL:RBBRE:2012:BX1315
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.M. de Werd
- I.E. Rijsdijk-van Eerd
- Rechtspraak.nl
Oordeel over niet-ontvankelijkheid bezwaar wegens termijnoverschrijding in belastingzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 20 april 2012 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij belanghebbende bezwaar had gemaakt tegen de leges die hem in rekening waren gebracht. De legesnota, met een dagtekening van 27 oktober 2009, betrof een aanvraag voor een kapvergunning. Belanghebbende diende op 22 januari 2010 bezwaar in, maar de heffingsambtenaar verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt, zoals vastgelegd in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De termijn begon op de dag na de dagtekening van de legesnota, wat betekende dat het bezwaar uiterlijk op 8 december 2009 ingediend had moeten zijn. Aangezien het bezwaar pas op 22 januari 2010 was ontvangen, was het niet tijdig ingediend.
Belanghebbende voerde ter zitting aan dat hij vijf maanden per jaar van huis is en dat dit de reden was voor de termijnoverschrijding. De rechtbank oordeelde echter dat het de verantwoordelijkheid van belanghebbende zelf is om, ook tijdens zijn afwezigheid, de nodige maatregelen te treffen om aan zijn wettelijke verplichtingen te voldoen. Het risico van termijnoverschrijding ligt in dit geval bij hem. De rechtbank concludeerde dat er geen omstandigheden waren die een uitzondering op de niet-ontvankelijkverklaring rechtvaardigden, zoals bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. Hierdoor kwam de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke behandeling van het geschil.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en een afschrift werd op 2 mei 2012 aangetekend verzonden aan de betrokken partijen.