ECLI:NL:RBBRE:2012:BW2234

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
13 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/252 F
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van de surseance van betaling en faillietverklaring van Heja Projectontwikkeling B.V.

Op 13 april 2012 heeft de Rechtbank Breda uitspraak gedaan in de zaak van Heja Projectontwikkeling B.V., die eerder op 14 maart 2012 voorlopig surseance van betaling had gekregen. De bewindvoerders, mr. J.A. Tiesing en mr. T.M. Schraven, hebben de rechtbank verzocht om de surseance in te trekken en het faillissement van Heja uit te spreken. Dit verzoek volgde op een fax van 6 april 2012 waarin werd aangegeven dat de benodigde liquiditeit voor de lopende verplichtingen niet meer gegarandeerd kon worden. De bewindvoerders hebben een liquiditeitsprognose gepresenteerd en een reddingsplan gepresenteerd, maar de toezeggingen van investeerders zijn niet nagekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen dekking meer was voor de lopende kosten en dat er geen aanwijzingen waren dat de eerder gemaakte afspraken door de investeerders alsnog nagekomen zouden worden. De rechtbank heeft daarom besloten dat handhaving van de surseance niet langer wenselijk was en heeft het faillissement van Heja Projectontwikkeling B.V. uitgesproken. De rechtbank benoemde mr. D.A.E.M. Hulskes tot rechter-commissaris en mr. J.A. Tiesing en mr. T.M. Schraven tot curatoren. Tevens werd bepaald dat de bevoegdheid van derden tot verhaal op de boedel voor een periode van 60 dagen niet kon worden uitgeoefend zonder machtiging van de rechter-commissaris.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Team insolventierecht
Faillissementsnummer: 12/252 F (12/4 S)
gezien het ter griffie ingekomen verzoek van:
mr. J.A. Tiesing,advocaat, kantoorhoudende te Breda en
mr. T.M. Schraven, advocaat, kantoorhoudende te Tilburg,
in hun hoedanigheid van bewindvoerder in de bij beschikking van deze Rechtbank
van 14 maart 2012 aan:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Heja Projectontwikkeling B.V.,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te Zuidwest-Nederland onder nummer 20079782, statutair gevestigd Breda,
correspondentieadres: 4803 ET Breda, Postbus 4765,
vestigingsadres: 4834 XN Breda, Overakkerstraat 90 -92,
schuldenares,
voorlopig verleende surseance van betaling;
Op 6 april 2012 is ter griffie van deze rechtbank een fax van de bewindvoerder binnengekomen, waarin zij de rechtbank verzoeken de voorlopig aan Heja verleende surseance van betaling in te trekken en het faillissement van Heja uit te spreken.
Ook hebben de bewindvoerders aanvullend verzocht om een afkoelingsperiode van 2 maanden te gelasten.
Bewindvoerders hebben aangevoerd, dat ten aanzien van de lopende verplichtingen een liquiditeitsprognose is gemaakt en dat in verband hiermee in de week van 9 april 2012 EURO 50.000,-- op de surseancerekening moet worden bijgeschreven; dit is het bedrag dat wekelijks benodigd is voor de dekking van de lopende bedrijfskosten. Tot op de dag van de zitting zijn de wekelijks benodigde gelden ook wekelijks betaald maar met hangen en wurgen; zij hebben weinig vertrouwen er in dat de voor deze week benodigde gelden ook daadwerkelijk betaald worden.
Daarnaast geven de bewindvoerders aan, dat ten aanzien van het bevredigen van de schuldeisers een reddingsplan is opgesteld. Het plan komt erop neer dat DGV een investeringsovereenkomst met MBL heeft gesloten en dat MBL op haar beurt een investeringsovereenkomst met investeerders in de Verenigde Staten heeft gesloten. Voorts, dat MBL aan DGV heeft toegezegd, dat de Amerikaanse investeerders via MBL een totaal bedrag van totaal € 166 miljoen wil investeren in duurzaam vastgoed. Het bedrag zou in een aantal tranches aan DGV ter beschikking worden gesteld. Dit plan is al enkele maanden voorafgaand aan de surseance opgesteld.
De bewindvoerder hebben aangevoerd dat zij gedurende de surseance een onderzoek hebben verricht naar de haalbaarheid van het reddingsplan. In dat onderzoek is onder meer de vraag gesteld “op welke termijn DGV over de middelen kan beschikken”. Ook is in het onderzoek met de grotere crediteuren en betrokkenen gesproken over hun bereidheid om langs de in het reddingsplan gegeven kader mee te werken. In het algemeen lijken crediteuren en betrokkenen bereid aan het reddingsplan te willen meewerken.
Bewindvoerder hebben echter ook vastgesteld dat MLB haar toezegging om tussen 26 maart 2012 en 5 april 2012 een bedrag van EURO 10 miljoen aan DGV ter beschikking te stellen niet is nagekomen. Voorts, hebben de bewindvoerders eveneens vastgesteld dat de door Heja nadrukkelijk neergelegde eis dat DGV uiterlijk op 5 april 2012 aantoonbaar over een van de hiervoor genoemde tranches, ad EURO 55 miljoen of een aanzienlijk deel daarvan moet beschikken, niet is voldaan.
De heer Hoppen heeft ter zitting namens Heja om een aanhouding van de behandeling tot en met 16 april 2012 verzocht, zodat MLB tijd wordt gegund om de investeringsovereenkomst alsnog na te laten komen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat DGV groot belang erbij heeft dat Heja niet failliet wordt verklaard in verband met de met de gemeente Breda afgesloten overeenkomsten.
Door hem is toegegeven dat eerdere door MBL toegezegde betalingen uit te voeren op 31 januari 2012 en 17 februari 2012 ad 52 miljoen euro niet hebben plaatsgevonden. Ten slotte heeft hij aangevoerd dat hij zijn relatie met MBL en de Amerikaanse investeerders niet wil forceren.
Bewindvoerder zijn akkoord gegaan met een aanhouding van de behandeling van het verzoek onder de voorwaarde dat uiterlijk op 11 april 2012 ter dekking van de lopende verplichtingen een bedrag van EURO 50.000,-- op de surseancerekening wordt gestort. Hoppen heeft zich ter zitting onvoorwaardelijk akkoord verklaard met deze voorwaarde.
Ter zitting van 10 april 2012 is de behandeling van het verzoek tot intrekking vervolgens aangehouden tot uiterlijk 17 april 2012 ten einde MLB S.A. in de gelegenheid te stellen alsnog de overeengekomen investeringsovereenkomst na te komen, onder de voorwaarde dat de hiervoorgenoemde betaling op 11 april gedaan is en dat de rechtbank bij uitblijven van die betaling zonodig nog voor 17 april op het intrekkingsverzoek zal beslissen.
Op 12 april 2012 is ter griffie van deze rechtbank een fax van de bewindvoerder binnengekomen, waarin zij aanvoeren dat de toegezegde betaling van EURO 50.000,-- op de surseancerekening niet heeft plaatsgevonden. De bewindvoerders hebben daarbij aangegeven dat de heer Hoppen heeft verklaard dat MLB vindt dat er teveel risico’s zitten aan het (voor)financieren van de kosten zolang er geen definitieve overeenstemming met VolkerWessels over een regeling is bereikt en daarom de toegezegde betaling (toch) niet doet. MLB heeft ook zelf nog steeds niet de overeengekomen tranches of delen daarvan vanuit Amerika uitgekeerd gekregen.
De bewindvoerders stellen zich daarom op het standpunt dat hun niet in het vooruitzicht is gesteld dat op of langs andere wijze voor dekking van (door)lopende kosten tijdens de surseance zal worden zorggedragen. Bewindvoerder handhaven daarom hun verzoek om op grond van het vorenstaande de voorlopig verleende surseance van betaling (alsnog) in te trekken en het faillissement uit te spreken. Daarnaast verzoeken zij een afkoelingsperiode van 2 maanden te gelasten. Bewindvoerders en dhr Hoppen namens Heja stemmen er mee in dat buiten zitting om alsnog voortijdig een beslissing wordt genomen op hun verzoek.
De rechtbank komt, nu geen dekking meer geboden wordt voor de lopende kosten van de boedel en er geen aanwijzingen zijn dat de al eerder niet door MLB nagekomen verplichtingen alsnog wel worden nagekomen, tot het oordeel dat handhaving van de surseance niet langer wenselijk is en dat ook niet het vooruitzicht meer bestaat dat de schuldenaar, Heja, na verloop van tijd zijn schuldeisers zal kunnen bevredigen. In de kern zijn er nu al in elk geval januari pogingen gedaan substantiële betalingen aan Heja te laten doen in het kader van een investeringsplan maar de rechtbank stelt vast dat deze afspraken keer op keer niet zijn nagekomen en dat er ook geen derde partij is die zich gedurende de surseance heeft gemeld om substantiële investeringen te doen.
Dat, volgens Heja, na mogelijke instemming door Volker Wessels met een regeling die een dezer dagen alsnog tot stand zou kunnen komen, MLB waarschijnlijk alsnog de toegezegde 50.000,- euro zal betalen is iets wat niet doet leiden tot een ander oordeel. Ter zitting is een ongeclausuleerde toezegging tot betaling gedaan en de rechtbank kan het niet nakomen van dergelijke afspraken niet rijmen met de urgentie om de surseance in stand te houden. De rechtbank neemt daarbij uitdrukkelijk mee dat door zowel de bewindvoerder als rechter-commissaris is aangegeven dat eerdere betalingen ook uiterst moeizaam zijn verlopen. Handhaving van de surseance is daarom dan ook niet langer verantwoord.
De rechtbank zal daarom de surseance intrekken en het faillissement uitspreken.
BESCHIKKENDE:
De Rechtbank
trekt in de bij beschikking van deze Rechtbank d.d. 14 maart 2012 aan voornoemde schuldenares voorlopig verleende surseance van betaling;
verklaart in staat van faillissement: Heja Projectontwikkeling B.V. voornoemd;
benoemt tot rechter-commissaris het lid van deze rechtbank mr. D.A.E.M. Hulskes en stelt aan tot curatoren mr. J.A. Tiesing, advocaat te Breda en mr. T.M. Schraven, advocaat te Tilburg;
bepaalt, dat elke bevoegdheid van derden tot verhaal op tot de boedel behorende goederen of tot opeising van goederen die zich in de macht van de schulde¬nares bevinden, voor een periode van 60 dagen niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van de Rechter-Commissaris, mr. D.A.E.M. Hulskes.
geeft last aan de curator tot het openen van aan gefailleerde gerichte brieven en telegrammen.
Deze beschikking is gewezen door mr. Boerma en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 april 2012 om 09:00 uur, in tegenwoordigheid van dhr. Van Geene als griffier.