zaaknummer / rolnummer: 245969 / KG ZA 12-89
Vonnis in kort geding van 4 april 2012
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PONTIFIX BV,
gevestigd te Berkel-Enschot, gemeente Tilburg,
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat: mr. J. Smolders te Tilburg,
1. [gedaagde 1],
wonende te [woonplaats],
2. de commanditaire vennootschap
TILBURGS AMBULATORIUM NEUROPSYCHOLOGIE,
gevestigd te Tilburg,
gedaagden,
advocaat: mr. E.J.A. Vilé te Utrecht.
Partijen zullen hierna Pontifix c.s. en [gedaagden] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties, genummerd 1 t/m 11,
- de bij brief van 21 maart 2012 van de zijde van [gedaagden] in het geding gebrachte producties, genummerd 1 t/m 15,
- de bij telefaxbericht van 26 maart 2012 van de zijde van Pontifix c.s. in het geding gebrachte producties, genummerd 12 t/m 14,
- de mondelinge behandeling gehouden op 27 maart 2012,
- de pleitnota van de zijde van Pontifix c.s. en het ter terechtzitting in het geding gebrachte productie 15,
- de pleitnota van de zijde van [gedaagden] en de ter terechtzitting van de zijde van [gedaagden] overgelegde stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1. Pontifix c.s. vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
primair:
1. de beide door [gedaagden] ten laste van Pontifix c.s. gelegde beslagen op de bankrekening van [eiser 2], de bankrekening van Pontifix en het woonhuis van [eiser 2] met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis op te heffen;
2. [gedaagden] te veroordelen om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis alle medewerking te verlenen aan de ongedaanmaking van de (gevolgen van de) gelegde beslagen, waaronder in ieder geval, doch niet uitsluitend het verlenen van medewerking aan doorhaling van het gelegde beslag in het kadaster;
3. [gedaagden] te veroordelen om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis de deurwaarder te instrueren dit vonnis na te leven;
4. [gedaagden] te gebieden de executie van het tussen partijen gewezen vonnis in kort geding van 25 juni 2010 met zaak- en rolnummer: 217823 / KG ZA 10-221 en het tussen partijen gewezen arrest in hoger beroep van 20 december 2011 met zaak-nummer HD.200.071.041 primair te staken en gestaakt te houden, subsidiair te staken en gestaakt te houden voor zover het betreft de sites genoemd in de mail van 4 januari 2012 van (de advocaat van) [gedaagden] met de drie screenshots;
subsidiar:
5. te bepalen dat de door [gedaagden] gelegde beslagen op de bankrekening van [eiser 2], de bankrekening van Pontifix en het woonhuis van [eiser 2] zijn beperkt tot een bedrag van in totaal maximaal door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
6. de beide door [gedaagden] gelegde beslagen op de bankrekening van [eiser 2], de bankrekening van Pontifix en het woonhuis van [eiser 2] met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis op te heffen voor zover deze een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag te boven gaan;
7. [gedaagden] te veroordelen om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis alle medewerking te verlenen aan de ongedaanmaking van de (gevolgen van de) gelegde beslagen, waaronder in ieder geval, doch niet uitsluitend het verlenen van medewerking aan doorhaling van het gelegde beslag in het kadaster;
8. [gedaagden] te veroordelen om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis de deurwaarder te instrueren dit vonnis na te leven;
9. [gedaagden] te gebieden de executie van het tussen partijen gewezen vonnis in kort geding van 25 juni 2010 met zaak- en rolnummer: 217823 / KG ZA 10-221 en het tussen partijen gewezen arrest in hoger beroep van 20 december 2011 met zaaknummer HD.200.071.041 primair te staken en gestaakt te houden, subsidiair te staken en gestaakt te houden voor zover het betreft de sites genoemd in de mail van 4 januari 2012 van (de advocaat van) [gedaagden] met de drie screenshots;
primair en subsidiair:
10. te bepalen dat alle geboden en verboden hoofdelijk zijn en dat Peeters en de CV hoofdelijk, en bij gebreke van hoofdelijkheid, ieder voor de helft een dwangsom verbeuren van EURO 10.000,-- per dag voor iedere dag dat [gedaagden] na betekening van dit vonnis in gebreke zijn met de naleing van voormelde geboden en verboden, met bepaling dat in totaal aan dwangsommen maximaal EURO 300.000,-- kan worden verbeurd;
11. te bepalen dat voor vermeldingen waaraan Pontifix c.s. actief heeft bijdragen Pontifix c.s. in de toekomst slechts de dwangsom kan verbeuren nadat twee weken zijn verlopen na een ingebrekestelling, onder bepaling dat dit een inspanningsverbintenis is en dat een enkele mail/verwijderverzoek aan de desbetreffende website volstaat;
12. te bepalen dat voor vermeldingen waaraan Pontifix c.s. niet actief heeft bijgedragen Pontifix c.s. inde toekomst primair geen dwangsom zal verbeuren, subsidiair slechts de dwangsom kan verbeuren nadat twee weken zijn verlopen na een ingebrekestelling, onder bepaling dat dit een inspanningsverbintenis is en dat een enkele mail/verwijderverzoek aan de desbetreffende website volstaat;
13. te bepalen of het tussen partijen gewezen vonnis in kort geding van 25 juni 2010 met zaak- en rolnummer: 217823 / KG ZA 10-221 en het tussen partijen gewezen arrest in hoger beroep van 20 december 2011 met zaaknummer HD.200.071.041 een inspannings- of resultaatsverplichting inhouden, of die inspannings- of resultaatsverplichting ook geldt voor vermeldingen waaraan Pontifix c.s. niet actief heeft bijgedragen, of er een waarschuwingsplicht geldt, en of in het geval van een inspanningsverplichting een enkele mail / verwijderverzoek aan de desbetreffende website volstaat;
en voor zoveel mogelijk Pontifix c.s. hoofdelijk, en bij gebreke van hoofdelijkheid, ieder
voor de helft te veroordelen tot vergoeding:
14. van de reële proceskosten van dit geding ex artikel 1019h Rv aan Pontifix c.s., conform de de door Pontifix c.s. overgelegde specificatie;
15. tot vergoeding aan Pontifix c.s. van de wettelijke vertragingsrente ex artikel 6:119 BW over de proceskostenveroordeling, vanaf twee weken na dagtekening van dit vonnis;
16. van de nakosten te begroten op EURO 131,--, zonder betekening, dan wel EURO 199,-- in geval van betekening en in alle gevallen maximaal de helft van het geliquideerde salaris c.q. daarvoor bevelschrift ex artikel 237 lid 4 Rv af te geven.
2.2. [gedaagden] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling
3.1. Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
- Voor de feiten in deze procedure verwijst de voorzieningenrechter naar de vaststaande feiten zoals opgenomen in het vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 25 juni 2010, onder zaak- en rolnummer 217823 /KG ZA 10-221 en het tussen partijen gewezen arrest in hoger beroep van 20 december 2011 met zaaknummer HD.200.071.041.
- Bij voormeld vonnis van 25 juni 2010 heeft de voorzieningenrechter onder meer als volgt beslist:
“(…)
in recoventie
verbiedt Pontifix B.V. en [eiser 2] om vanaf vijf dagen na de betekening van dit vonnis het gebruik van de naam TILBURGS AMBULATORIUM NEUROPSYCHOLOGIE en/of de afkorting TAN voort te zetten ter aanduiding van hun beroepsmatige activiteiten in de gezondheidszorg, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van EURO 1.000,-- voor iedere dag dat deze veroordeling door de betreffende partij wordt overtreden, met bepaling dat elke partij maximaal EURO 100.000,-- aan dwangsommen kan verbeuren;
- In hoger beroep i s bij voormeld arrest van 20 december 2011 onder meer als volgt beslist:
“(…)
Vernietigt het vonnis waarvan beroep in reconventie voor zover de vordering van [gedaagden] ten aanzien van het verbod op gebruik van de domeinnaam tanpsyhologie.nl is afgewezen en,
in zoverre opnieuw rechtdoende:
verbiedt Pontifix en [eiser 2] om vanaf vijf dagen na betekening van dit arrest het gebruik van de domeinnaam tanpsychologie.nl voort te zetten ter aanduiding van hun beroepsmatige activiteiten in de gezondheidszorg, zulks op straffe van een dwangsom van EURO 1.000,00 voor iedere dag dat deze veroordeling door de betreffende partij wordt overtreden, met bepaling dat elke partij maximaal EURO 100.000,-- aan dwangsommen kan verbeuren;
- Bij brief van 3 januari 2012 van de zijde van [gedaagden] aan [eiser 2] wordt het volgende medegedeeld:
“(…)
U heeft het verbod tot het gebruik van de naam Tilburgs Ambulatorium Neuropsychologie en de afkorting TAN in ernstige mate en voortdurend overtreden.
Op de website “bedrijf.nl” en daarmede bij “Google” is vermeld:
“TAN Tilburgs Ambulatorium
Bosscheweg 57
5056 KA Berkel-Enschot”.
Op de website is van “bedrijf.nl” is bovendien informatie over TAN Tilburgs Ambulatorium verstrekt, die geheel overeenstemt met de beschrijving die mevrouw Peeters voor haar bedrijf voert.(…)”
Daarbij is [eiser 2] gesommeerd tot betaling van een dwangsom van EURO 100.000,--.
-Bij e-mailbericht van 4 januari 2012 is van de zijde van [gedaagden] een afschrift van de betreffende sites gezonden, zijnde “zoek-uw-bedrijf.nl”. De zoekterm tanpsychologie levert op de zoekmachine “Google” een vermelding op naar de website van “zoek-uw-bedrijf.nl”.
- Bij deurwaardersexploiten van 10 februari 2012 is ten laste van [eiser 2] executoriaal beslag gelegd op zijn woonhuis, alsmede derdenbeslag op zijn bankrekening. Ten laste van Pontifix is executoriaal derdenbeslag gelegd op haar bankrekening bij ABN AMRO Bank te Tilburg.
3.2. Pontifix c.s. leggen aan hun vorderingen – verkort weergegeven – ten grondslag dat zij op geen enkele manier het aan hen gegeven verbod hebben overtreden, zodat geen dwangsommen zijn verbeurd.
3.3. [gedaagden] stellen dat [eiser 2] het opgelegde verbod heeft overtreden, zodat dwangsommen zijn verbeurd.
3.4. Het gestelde spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vorderingen en wordt door [gedaagden] niet betwist.
3.5. Tussen partijen is in geschil de executie van dwangsommen door [gedaagden] ten laste van Pontifix c.s. In een dergelijk geval moet degene die daar aanspraak op maakt feiten stellen en zo nodig bewijzen die rechtvaardigen dat dwangsommen zijn verbeurd. Dat betekent dat op het moment dat de executie wordt aangevangen de executerende partij aan de geëxecuteerde duidelijk dient te maken wat de feitelijke grondslag van de executie is. Dit vereiste geldt omdat de wederpartij er belang bij heeft om te weten waartegen hij zich moet verweren en of hij redenen heeft om in kort geding een executiegeschil aanhangig te maken. Dit leidt ertoe dat de beoordeling van de vraag of dwangsommen zijn verbeurd dient plaats te vinden aan de hand van de feiten die [gedaagden] hebben ingeroepen toen zij de executie zijn aangevangen.
3.6. In de brief van 3 januari 2012 (productie 5 van de zijde van [gedaagden]) is door [gedaagden] aan [eiser 2] bericht dat inbreuk op het verbod heeft plaatsgevonden doordat op de website “bedrijf.nl” en daarmede bij “Google” is vermeld:
“TAN” Tilburgs Auditorium
Bosscheweg 57
5056 KA Berkel-Enschot”.
Bij e-mailbericht van 4 januari 2012 (productie 4 bij dagvaarding) hebben [gedaagden] verduidelijkt dat het gaat om de sites van “zoek-uw-bedrijf.nl”. Gelet daarop zal de voorzieningenrechter deze grondslag onderzoeken. Een behoorlijke procesorde verzet zich ertegen dat [gedaagden] nieuwe gronden aanvoeren en deze onder de executie leggen, zodat de nieuw aangevoerde gronden buiten beschouwing zullen worden gelaten.
3.7. In dit executiegeschil is slechts aan de orde de vraag van dwangsommenrecht of al dan niet een dwangsom is verbeurd. Bij de beoordeling van de vraag of [eiser 2] ingevolge het vonnis dwangsommen heeft verbeurd, dient de voorzieningenrechter zich te beperken tot de toetsing van de ter uitvoering van het vonnis verrichte handelingen van [eiser 2] aan de inhoud van de veroordeling zoals deze door uitleg moet worden vast-gesteld. Daarbij dient het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer te worden genomen, in die zin dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel. Bovendien geldt bij een meer algemeen geformuleerd of multi-interpretabel verbod dat een redelijke uitleg daarvan meebrengt de draagwijdte ervan beperkt te achten tot handelingen waarvan niet kan worden betwijfeld dat zij, mede gelet op de gronden waarop het verbod werd gegeven, vallen onder het verbod.
3.8. De tekst van de veroordeling zoals uitgesproken bij vonnis van de voorzieningenrechter van 25 juni 2010 luidt:
“Verbiedt Pontifix B.V. en [eiser 2] om vanaf vijf dagen na de betekening van dit vonnis het gebruik van de naam TILBURGS AMBULATORIUM NEUROPSYCHOLOGIE en/of de afkorting TAN voort te zetten ter aanduiding van hun beroepsmatige activiteiten in de gezondheidszorg, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van EURO 1.000,-- voor iedere dag dat deze veroordeling door de betreffende partij wordt overtreden, met bepaling dat elke partij maximaal EURO 100.000,-- aan dwangsommen kan verbeuren;”
In dit geval geeft het vonnis enige uitleg in rechtsoverweging 4.9, waarin staat: “Aan [eiser 2] en Pontifix zal verboden worden om de handelsnaam ‘Tilburg Ambulatorium Neuropsychologie’ en de afkorting ‘TAN’ te gebruiken voor dezelfde beroepsactiviteiten als Peeters en TAN C.V. Dat betekent met name dat zij deze namen niet meer mogen gebruiken op hun briefpapier of website ter aanduiding van hun eigen praktijk.”
3.9. Het gerechtshof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter ten aanzien van voormelde veroordeling bekrachtigd zonder verdere overwegingen te wijden aan de inhoud en reikwijdte van de veroordeling. Dat betekent dat het vonnis in eerste aanleg leidend is bij de uitleg.
3.10. Gelijk hiervoor is overwogen stellen [gedaagden] dat [eiser 2] inbreuk op het gegeven verbod heeft gepleegd door de vermelding op de website van “zoek-uw-bedrijf.nl” en daarmede bij “Google”: “TAN” Tilburgs Auditorium, Bosscheweg 57, 5056 KA Berkel-Enschot”. Dit verwijt betreft dus niet de concretisering van het verbod uit het vonnis, nu met voormelde vermeldingen geen sprake is van gebruik op briefpapier of op de eigen website van Pontifix c.s. Het verwijt houdt in dat inbreuk is gemaakt op het algemeen geformuleerde verbod. Dat daarvoor mogelijkheid bestaat volgt uit de woorden “met name” die voorafgaan aan de concretiseringen.
3.11. Op grond van vaste rechtspraak van de Hoge Raad - HR, 3 januari 1964, NJ 1964, 445 (Lexington) en HR, 18 februari 1966, NJ 1966, 208 (Klokkenspel) - is van overtreding van een algemeen verbod pas dan sprake als: “een redelijke uitlegging van een verbod als het onderhavige meebrengt de draagwijdte daarvan beperkt te achten tot handelingen, waarvan in ernst niet kan worden betwijfeld, dat zij, mede gelet op de gronden waarop het verbod werd gegeven, inbreuken, als door den rechter verboden, opleveren”. Dat betekent dat buiten twijfel dient te staan dat sprake is van een handelen als bedoeld in het verbod. Als daarover twijfel kan bestaan bij de veroordeelde is er geen dwangsom verbeurd. In een kort geding als dit moet de voorzieningenrechter een inschatting maken hoe de bodemrechter in executiegeschil zal gaan oordelen.
3.12. Het vonnis verbiedt de “voortzetting”. Bij de genoemde uitlegregel past dat het moet gaan om gebruik dat dus door [eiser 2] zelf is begonnen. [eiser 2] stelt dat hij nimmer informatie heeft geplaatst op, dan wel verstrekt aan de website van “zoek-uw-bedrijf.nl” en dat hem onbekend is hoe laatstgenoemde haar informatie verwerft. Op verzoek van [eiser 2] om hierover informatie te verstrekken is van de zijde van “zoek-uw-bedrijf.nl” niet geantwoord.
3.13. [gedaagden] dragen de stelplicht en bewijslast van overtredingen in een bodem executiegeschil. [gedaagden] hebben niet gesteld dat [eiser 2] zelf informatie heeft verstrekt of doen verstrekken aan “zoek-uw-bedrijf.nl”. Reeds hierom voldoen [gedaagden] niet aan hun stelplicht. Nu zij evenmin de stelling van Pontifix c.s. - dat zij in ieder geval geen informatie aan “zoek-uw-bedrijf.nl” hebben verstrekt - gemotiveerd hebben weer-sproken, dient het uitgangspunt in dit kort geding te zijn dat [eiser 2] dat ook niet heeft gedaan. Dat betekent dat niet aannemelijk is gemaakt dat [eiser 2] is begonnen met informatieverstrekking met betrekking tot de bewuste namen en daarmee dus ook niets heeft voortgezet in de zin van het vonnis. Uit het voorgaande volgt dat [gedaagden] onvoldoende feiten hebben gesteld die de nu gelegde beslagen rechtvaardigen. Dit betekent dat de vorderingen van Pontifix c.s. op de na te melden wijze zullen worden toegewezen.
3.14. De primaire vorderingen sub 1 en 2 zullen worden toegewezen. De vordering sub 3 is zonder belang en wordt afgewezen. De vordering sub 4 en de daaraan verbonden dwangsomveroordeling worden afgewezen. Een verbod om het vonnis te executeren is immers pas gerechtvaardigd als vast staat dat er geen overtreding meer zal kunnen worden vastgesteld. Dat is hier niet het geval. Op dit moment is slechts onbekend hoe “zoek-uw-bedrijf.nl” aan informatie kwam. Niet uitgesloten kan worden dat later alsnog zal blijken dat Pontifix c.s. daartoe hebben bijgedragen op een wijze die overtreding van het vonnis oplevert. De overige geschilpunten tussen partijen behoeven geen (nadere) bespreking en beslissing meer.
3.15. [gedaagden] zullen hoofdelijk, aldus dat bij betaling door de één de ander in zoverre, zal zijn bevrijd, als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proces-kosten. Pontifix c.s. hebben een kostenveroordeling gevraagd op basis van artikel 1019h Rv en daartoe een proceskostenoverzicht van hun advocaat in het geding gebracht. Nu het onderhavige geding - een executiegeschil over tenuitvoerlegging van een verbod tot merkinbreuk - valt onder het toepassingsgebied van de rechterlijke aanbeveling “Indicatietarieven in IE-zaken,”, zoals gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, zullen de gevorderde proceskosten conform het overgelegde proceskostenoverzicht tot een bedrag van EURO 9.406,75 worden toegewezen. Voorts zullen [gedaagden] worden veroordeeld in het door Pontifix c.s. verschuldigde griffierecht en de exploitkosten van de dagvaarding.
3.16. De kosten aan de zijde van Pontifix c.s. worden begroot op:
- dagvaarding EUR 76,17
- vast recht 575,00
- salaris advocaat 9.406,75
Totaal 10.057,92
De gevorderde wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de proceskosten, alsmede de nakosten zijn niet weersproken en komen als gevorderd voor vergoeding in aanmerking. Gelet hierop zal het gevorderde bevelschrift ex artikel 237 lid 4 Rv worden afgewezen.
4.1. heft op de beide door [gedaagden] ten laste van Pontifix c.s. gelegde beslagen op de bankrekening van [eiser 2], de bankrekening van Pontifix en het woonhuis van [eiser 2] met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis;
4.2. veroordeelt [gedaagden] om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis
alle medewerking te verlenen aan de ongedaanmaking van de (gevolgen van de) gelegde
beslagen, waaronder in ieder geval, doch niet uitsluitend het verlenen van medewerking aan
doorhaling van het gelegde beslag in het kadaster;
4.3. veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten aan de zijde van Pontifix c.s., tot op heden begroot op EURO 10.057,92, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis, alsmede met hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot vergoeding van de nakosten van EURO 131,00 indien geen betekening plaatsvindt, dan wel indien betekening plaatsvindt van EURO 199,00;
4.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Leijten en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. Ganpat op 4 april 2012.