3.1 Tussen partijen staan de volgende feiten vast.
a. [X], geboren op [geboortedatum], is op 1 februari 1996 in dienst getreden bij (de rechts-voorganger van) [de N.V.] en is laatstelijk werkzaam in de functie van medewerkster externe incasso. Het salaris van [X] bedraagt € 3.227,37 bruto per maand exclusief vakantie-toeslag en overige emolumenten.
b. Zes (voormalig) vennoten van [de N.V.] hebben dat kantoor met ingang van 1 september 2011 verlaten en zijn met ingang van die datum een eigen kantoor begonnen onder de naam NeXT Advocaten.
c. In een gesprek dat heeft plaatsgevonden op 5 september 2011, aansluitend op de vakantie van [X], heeft mr. Letschert [X] geïnformeerd over het standpunt van [de N.V.] ten aanzien van de gerezen situatie. [de N.V.] heeft zich op het standpunt gesteld dat de praktijken van de zes vertrokken vennoten een onderneming zijn als bedoeld in artikel 7:662 e.v. van het BW. Omdat [X] bij [de N.V.] werkzaam was in de incassopraktijk, veelal voor cliënten van mr. [Y], één van de vertrokken vennoten, is [de N.V.] van mening dat de arbeids-overeenkomst met [X] per 1 september 2011 met alle rechten en plichten is overgegaan op NeXT Advocaten en dat zij per diezelfde datum van rechtswege in dienst is gekomen van NeXT Advocaten. [de N.V.] zou haar daarom geen werkzaamheden meer opdragen en zij had ook niet meer de verplichting c.q. het recht om op het kantoor van [de N.V.] aanwezig te zijn.
d. Bij brief van 5 september 2011 aan [X] heeft de toenmalige gemachtigde van [de N.V.] het bovenvermelde standpunt van [de N.V.] bevestigd.
e. [X] heeft [de N.V.] vervolgens gesommeerd haar weer tot de bedongen werkzaamheden toe te laten onder continuering van de overige verplichtingen van [de N.V.], waaronder de salarisbetalingen.
f. Bij brief van 22 september 2011 heeft [de N.V.] bij het UWV WERKbedrijf Eindhoven
– voor zover vereist, namelijk voor het geval de arbeidsovereenkomst na 1 september 2011 nog zou bestaan – een ontslagvergunning voor [X] aangevraagd op grond van bedrijfseconomische redenen. [X] heeft in twee ronden inhoudelijk verweer gevoerd.
g. Bij e-mail van 29 september 2011 heeft de toenmalige gemachtigde van [de N.V.] de gemachtigde van [X] onder meer het volgende bericht: “(…) De argumentatie voor de voorwaardelijke ontslagvergunning wegens bedrijfseconomische redenen heeft uw cliënte kunnen lezen in mijn brief aan UWV WERKbedrijf van 22 september 2011, die ik u op dezelfde datum per e-mail toestuurde. Uw cliënte ziet zich, zo begrijp ik, gedwongen een kort geding te beginnen omdat zij na september 2011 moet vrezen voor de continuering van haar inkomen. Die vrees -en daarmee het spoedeisend belang- kan ik namens het dagelijks bestuur wegnemen: mijn cliënte is bereid ook na deze maand aan uw cliënte maandelijks een bedrag gelijk aan haar netto salaris te betalen zulks, tot en met het einde van de opzegtermijn (of zoveel eerder als uw cliënte elders aanspraak op salaris heeft c.q. deze geldend heeft gemaakt). Overigens voorziet ook het aanbod dat ik deed erin de financiële gevolgen van het einde van de arbeidsovereenkomst met mijn kantoor te verzachten, zodat ik dat nogmaals in de aandacht van uw cliënte aanbeveel.”
h. Bij beslissing van 7 november 2011 heeft het UWV [de N.V.] toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met [X] te beëindigen. Bij brief van 10 november 2011 heeft [de N.V.] van de verleende ontslagvergunning gebruik gemaakt en heeft zij de arbeidsovereenkomst van [X] – voor zover er nog een arbeidsovereenkomst bestond – opgezegd tegen 29 februari 2012.
i. Bij brief van 3 januari 2012 heeft [X] de vernietiging van die opzegging ingeroepen ex artikel 7: 670a lid 1 sub a BW in verbinding met de artikelen 7:677 lid 5 en 7:683 lid 2 BW, stellend dat zij geplaatst is op de kandidatenlijst voor de ondernemingsraad voor de vestiging Tilburg.
j. Bij dagvaarding van 9 januari 2012 heeft [X] tevens een procedure aanhangig gemaakt waarin de kantonrechter verzocht wordt om voor recht te verklaren dat aan de arbeids-overeenkomst tussen partijen geen einde is gekomen door overgang van onderneming en/of door opzegging, zodat deze vanaf 1 september 2011 voortduurt totdat daaraan op rechtsgeldige wijze een einde zal zijn gekomen.