ECLI:NL:RBBRE:2012:BV8732

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
13 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/4731
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet voldoen griffierecht door niet-natuurlijk persoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 13 februari 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen B.V. en de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg. Het beroep van de belanghebbende werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet was voldaan. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheid dat de bestuurder van een voertuig altijd een natuurlijk persoon is, niet betekent dat het griffierechttarief voor natuurlijke personen van toepassing is. Aangezien de procedure betrekking had op een niet-natuurlijk persoon, was het griffierecht van € 302 verschuldigd op basis van artikel 27b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).

De rechtbank wees de grief van de belanghebbende af dat het griffierecht in geen verhouding staat tot de hoogte van de naheffingsaanslag. De hoogte van het griffierecht is niet afhankelijk van het financiële belang van de zaak. De rechtbank concludeerde dat er geen concrete situatie was die matiging van het griffierecht rechtvaardigde, aangezien de belanghebbende niet had aangetoond dat de heffing van het griffierecht de toegang tot de rechter zou belemmeren.

De rechtbank stelde vast dat de belanghebbende op de hoogte was gesteld van de verschuldigdheid van het griffierecht en dat de termijn voor betaling was verstreken. De rechtbank concludeerde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, M.H.A. de Graaf.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 11/4731
Uitspraakdatum: 13 februari 2012
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats],
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg,
de heffingsambtenaar.
1. Ontstaan en loop van het geding.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [nummer] opgelegd. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar van 5 september 2011 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard. Bij brief van 12 september 2011, ingekomen bij de rechtbank op 13 september 2011, heeft de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], beroep ingesteld tegen die uitspraak op bezwaar.
De gemachtigde van belanghebbende is bij brief van 14 september 2011 op de verschuldigdheid van het griffierecht gewezen. Bij aangetekende brief van 19 oktober 2011 is de gemachtigde van belanghebbende daar nogmaals op gewezen.
Bij brief van 25 oktober 2011 heeft de gemachtigde van belanghebbende aangegeven dat het bedrag aan griffierecht in geen verhouding staat tot het bedrag van de naheffingsaanslag parkeerbelasting. Daarnaast heeft de gemachtigde van belanghebbende aangevoerd dat een bestuurder van een voertuig in persoon verantwoordelijk is met betrekking tot verkeersovertredingen en parkeerboetes. De gemachtigde van belanghebbende verzoekt de rechtbank om het griffierecht te matigen en het tarief voor een natuurlijk persoon te hanteren.
De rechtbank heeft bij brief van 28 oktober 2011 aan de gemachtigde van belanghebbende medegedeeld dat belanghebbende € 302 griffierecht verschuldigd is en dat het niet mogelijk is vermindering, kwijtschelding of uitstel van betaling te krijgen.
2. Motivering
In artikel 27b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) is bepaald dat het griffierecht € 302 bedraagt indien anders dan door een natuurlijk persoon beroep is ingesteld. Een beroep wordt ingevolge artikel 8:41, tweede lid, van de Awb niet-ontvankelijk verklaard indien storting of bijschrijving van het griffierecht niet heeft plaatsgevonden binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling waarin de indiener van het beroepschrift is gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
De rechtbank stelt vast dat de brief van 19 oktober 2011 aangetekend is verzonden. Uit navraag bij PostNL is gebleken dat de brief van 19 oktober 2011 op regelmatige wijze aan het adres van de indiener van het beroepschrift is aangeboden. Uit de brief van de gemachtigde van belanghebbende van 25 oktober 2011 blijkt dat hij de brief van 19 oktober 2011 heeft ontvangen.
In de brief van de rechtbank van 19 oktober 2011 is meegedeeld dat het verschuldigde griffierecht binnen vier weken na verzending van deze brief moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank. Tevens is vermeld dat, indien van deze gelegenheid niet binnen de termijn gebruik is gemaakt, het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Uit de administratie van de rechtbank is gebleken dat het verschuldigde griffierecht niet is voldaan. Gesteld, noch gebleken is dat sprake is van een situatie waarin redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest.
De omstandigheid dat de bestuurder van een voertuig altijd een natuurlijk persoon is heeft niet tot gevolg dat dan ook per definitie het griffierechttarief voor natuurlijke personen dient te gelden. Indien, zoals hier, de procedure betrekking heeft op een niet natuurlijk persoon dan is op grond van de hierboven genoemde wettelijke bepaling het daarbij behorende tarief verschuldigd.
Belanghebbendes grief dat het bedrag van het griffierecht in geen verhouding staat tot het bedrag van de naheffing kan naar het oordeel van de rechtbank niet slagen. De hoogte van het griffierecht wordt niet gekoppeld aan het (financiële) belang van de zaak. Slechts indien door de heffing van het griffierecht de toegang tot de rechter niet langer gewaarborgd zou zijn, zou in een concreet geval matiging van het griffierecht kunnen plaatsvinden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat van een dergelijke situatie sprake is nu zij daarvoor geen argumenten heeft aangevoerd.
Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 13 februari 2012 door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van M.H.A. de Graaf, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 16 februari 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.