team kanton Bergen op Zoom
zaaknummer: 696100 OV VERZ 11-5858
beschikking d.d. 15 februari 2012 op een verzoek tot ondercuratelestelling
1. [moeder], hierna te noemen de moeder,
wonende te [adres], en
2. [vader], hierna te noemen de vader,
wonende te [adres],
hierna te noemen verzoekers,
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats en -datum], wonende te [adres],
hierna te noemen betrokkene.
1. Het verloop van het geding
1.1 De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het op 16 december 2011 ter griffie ontvangen verzoekschrift ex artikel 1:379 van het Burgerlijk Wetboek (BW);
b. het rapport betreffende psychologisch onderzoek van het Orthopedagogisch Centrum Brabant;
c. de op 28 december 2011 ontvangen brief, met bijlagen, van de gezinsvoogd namens William Schrikker Jeugdbescherming;
d. het uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van betreffende betrokkene;
e. de bereidverklaringen van de hierna te benoemen curatoren;
f. de verklaring van geen bezwaar van de officier van justitie;
g. de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling ter zitting op 8 februari 2012.
1.2 De inhoud van deze stukken geldt als hier ingelast.
1.3 Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. betrokkene;
2. de ouders van betrokkene;
3. de gezinsvoogd [X] namens William Schrikker Jeugdbescherming.
Het verzoek strekt tot ondercuratelestelling van betrokkene. Geen van de belanghebbenden heeft zich vooraf tegen dit verzoek verweerd.
3.1 Uit de gedingstukken, waaronder de medische verklaring, het verhandelde ter zitting, alsmede het gehouden verhoor van betrokkene, blijkt dat betrokkene wegens een geestelijke stoornis - al dan niet met tussenpozen - niet in staat is of bemoeilijkt wordt haar vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen.
3.2 Betrokkene erkent zelf dat zij hulp nodig heeft. Beide ouders zijn deze mening eveneens toegedaan. Ook door de (voormalig) gezinsvoogd, [X], werkzaam bij William Schrikker Jeugdbescherming wordt deze behoefte aan hulp en zorg benadrukt.
3.3 Het verzoek tot ondercuratelestelling zal hierna dan ook worden toegewezen.
Rijst vervolgens de vraag wie tot curator (c.q. tot curatoren) over betrokkene dient (c.q. dienen) te worden benoemd.
3.4 Aanvankelijk leken de ouders en betrokkene het eens te zijn over het antwoord op deze vraag aangezien in het verzoekschrift de heer Franciscus Aloysius Groenestein en mevrouw Aline Antonia Petronella van Rijswijk worden voorgesteld als te benoemen curatoren, waarbij genoemde Groenestein de vermogensrechtelijke belangen van betrokkene zou gaan behartigen en mevrouw Van Rijswijk de niet-vermogensrechtelijke belangen. Beide curatoren hebben zich ook schriftelijk bereid verklaard om deze taak op zich te nemen.
3.5 Ter zitting blijkt dat betrokkene en haar moeder -kort voor de zitting- van mening zijn veranderd. Zij stellen nu voor om de heer [Y], woonachtig te [woonplaats], als curator te benoemen. Betrokkene zegt al ruim een jaar een goede band te hebben met de heer [Y] (“haar oom”) en hem te zien als een vertrouwenspersoon. Moeder is thans van mening, dat de wens van haar dochter op dit punt doorslaggevend dient te zijn. Zij maakt zich voorts zorgen over de (extra) kosten die het benoemen van professionele curatoren met zich zou brengen. Zij denkt dat haar dochter deze kosten van haar wajonguitkering niet kan betalen.
3.6 De vader verzet zich nadrukkelijk tegen de benoeming van de heer [Y]. Volgens hem heeft zijn dochter deskundige hulp nodig. Hulp welke wel kan worden verleend door de eerder voorgestelde (professionele) curatoren en niet door de heer [Y]. Een persoon die hij overigens volstrekt niet kent.
3.[X] en de eveneens ter zitting aanwezige mw. A.A.P. van Rijswijk (voorgesteld curator) plaatsen grote vraagtekens bij de geschiktheid van de heer [Y] om op een goede wijze het curatorschap ten behoeve van betrokkene in te vullen.
Zij betwisten niet de goede voornemens van de zijde van de heer [Y] maar zij vragen zich af of hij voldoende de problematiek onderkent welke bij betrokkene aan de orde is.
3.8 De kantonrechter heeft de heer [Y] afzonderlijk ter zitting gehoord, slechts in aanwezigheid van [X] en mw. Van Rijswijk. Dit aansluitend aan het horen van betrokkene en haar ouders. De vader had nadrukkelijk bezwaar gemaakt tegen de aanwezigheid van de heer [Y] ter zitting. Genoemde [Y] was ook niet opgeroepen voor deze zitting.
3.9 Bij de te nemen beslissing dient het belang van betrokkene voorop te staan. Artikel 1:383, lid 2 BW verplicht de kantonrechter bij de benoeming van een curator de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene te honoreren, “tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.” Dit doet zich bijvoorbeeld voor als de door betrokkene voorgestelde persoon volstrekt ongeschikt is de vereiste bescherming van de belangen van betrokkene te realiseren.
3.10 Uit het gesprek wat de kantonrechter ter zitting met de door betrokkene voorgestelde curator heeft gehad, is hem gebleken dat de heer [Y] geen dan wel onvoldoende kennis heeft betreffende de taak van een curator. Duidelijk is wel geworden dat hij betrokkene graag wil helpen en dat hij de taak van curator op zich wil nemen. Dit is te waarderen maar onvoldoende voor een benoeming als de onderhavige. Dit klemt te meer nu is gebleken, dat de heer [Y] volstrekt geen dan wel onvoldoende kennis draagt van de speciale problematiek welke rond de persoon van betrokkene speelt. Over deze problematiek lijkt hij ook te makkelijk te denken.
3.11 Deze problematiek blijkt in het bijzonder uit het “Plan van Aanpak Ondertoezicht-stelling”, gedateerd 29 oktober 2010, welke in kopie bij de stukken is gevoegd. In dat plan worden onder meer een groot aantal zorgpunten geformuleerd. Ook worden een aantal ontwikkelingsbedreigingen geformuleerd onder meer op het punt van omgaan met autoriteit, sociale contacten en vriendschappen en omgaan met frustraties. In een brief d.d. 20 oktober 2011 geeft mw. drs. [Z], orthopedagoog OCB (Orthopedagogisch Centrum Brabant), in verband met dit verzoek tot ondercuratelestelling haar visie over betrokkene.
Zij schrijft ondermeer dat betrokkene op licht verstandelijk beperkt niveau functioneert.
Dat zij problemen heeft met informatieverwerking en met oriëntatie in tijd, ruimte en taken. Gedragsproblemen die betrokkene laat zien, komen gedeeltelijk voort uit het moeilijk interpreteren van de omgeving de controle die zij (toch) over de situatie wil houden.
De sociaal-emotionele ontwikkeling loopt achter bij haar kalenderleeftijd. Zij zal kritiek vaak negeren en zichzelf presenteren als onaantastbaar. Daarnaast heeft betrokkene door haar belaste verleden, een copingstijl ontwikkeld, waarbij zij weinig tot geen gebruik maakt van het zoeken van sociale steun of troost. Op 11 januari 2010 werd betrokkene opgenomen in de behandelgroep Roosendaal van het OCB. Het psychologisch onderzoek en behandeling door het OCB bevestigen de kwetsbaarheid van betrokkene. De zorgen lagen in het bijzonder rondom de sociale contacten en het maken van beslissingen door betrokkene nadat zij 18 jaar zou zijn geworden. Betrokkene heeft inmiddels besloten weg te gaan uit genoemde behandelgroep.
3.12 De kantonrechter is van oordeel, dat betrokkene op dit moment onvoldoende in staat is om in te kunnen schatten wat goed voor haar is. Ook haar keuze voor de heer [Y] lijkt vooral ingegeven door de -door haar ingeschatte- vrijheid welke zij bij de benoeming van haar oom zal verkrijgen. De kantonrechter is echter van oordeel, dat het belang van betrokkene het meest gediend is met de benoeming van de (aanvankelijk) voorgestelde professionele curatoren. De kantonrechter zal deze hierna dan ook benoemen.
3.13 De kantonrechter wijkt hiermee af van de huidige wettelijke beperking (art. 1:383, lid 1 BW) om slechts één curator te benoemen. De kantonrechter acht echter in het belang van betrokkene dat deze beide curatoren worden benoemd. Hiermee is de belangenbehartiging op zowel vermogenrechtelijk als niet-vermogenrechtelijk gebied gewaarborgd. Voorts anticipeert de kantonrechter hiermee al enigszins op de toekomstige wetgeving.
3.14 Zoals eerder aangegeven is het de bedoeling dat de heer Groenestein de bewindvoerderstaak binnen de curatele voor zijn rekening gaat nemen en mw. Van Rijswijk het mentorschap.
3.15 De heer Groenestein dient als bewindvoerder onder meer jaarlijks rekening en verantwoording aan de kantonrechter af te leggen. Op het bewind van curator zijn de artikelen 1:337-371 BW van overeenkomstige toepassing.
3.16 Mevrouw Van Rijswijk legt wat betreft haar mentortaak binnen het curatorschap -in overstemming met artikel 1:459 BW- periodiek verantwoording af over de wijze waarop het mentorschap door haar wordt uitgeoefend. Zij dient daartoe jaarlijks schriftelijk verslag te doen aan de kantonrechter van wat zij in de uitvoering van dat gedeelte van haar taak heeft gedaan. Hierbij dienen in elk geval de punten aan de orde te komen die in het door de griffie toe te zenden “modelformulier” worden vermeld.
3.17 De kantonrechter benadrukt voorts dat beide curatoren moeten streven naar maatwerk in die zin dat optimaal aansluiting moet worden gezocht bij wat betrokkene wel kan. Voorts is natuurlijk een goede samenwerking tussen beide curatoren hierbij een vereiste.
3.18 De kantonrechter zal hierna verstaan, dat een kopie van deze beschikking wordt gezonden aan de Griffier van de Rechtbank te ’s-Gravenhage in verband met aantekening in het Curateleregister.
3.19 Ex artikel 1:390 BW is de curator gehouden om deze uitspraak tot ondercuratelestelling binnen tien dagen te publiceren in de Staatscourant alsmede in twee door de kantonrechter aan te wijzen dagbladen. Ingeval de curator daarmede nalatig is, is hij zelf hoofdelijk gehouden aan derden de daardoor veroorzaakte schade te vergoeden. In dit geval is de curator belast met de vermogensrechtelijke belangen de meest gerede persoon om voor deze publicatie zorg te dragen.
- stelt onder curatele [betrokkene] voornoemd, geboren te [geboorteplaats en -datum], ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente [woonplaats];
- benoemt over deze tot curatoren Franciscus Aloysius Groenestein, geboren te Amersfoort op 29 december 1949, werkzaam ten kantore van Groenestein Bewindvoering, gevestigd te 4870 AN Etten-Leur, Postbus 571, en Alina Antonia Petronella van Rijswijk, geboren te Antwerpen (België) op 19 november 1968, werkzaam ten kantore van Belangrijk Professioneel Mentorschap, gevestigd te 4560 AC Hulst, Postbus 126;
- bepaalt dat curator Groenestein voornoemd wordt belast met de vermogensrechtelijke belangen van curanda en dat hij in dat verband rekening en verantwoording zal afleggen aan de kantonrechter;
- bepaalt dat curator Van Rijswijk voornoemd wordt belast met de niet-vermogensrechtelijke belangen van curanda en legt haar een jaarlijkse verantwoordingsplicht met betrekking tot deze mentortaak;
- bepaalt dat de curator Groenestein voornoemd deze uitspraak tot ondercuratelestelling binnen tien dagen publiceert in de Staatscourant en wijst aan als dagbladen waarin deze uitspraak door de curator moet worden bekend gemaakt:
het dagblad "Algemeen Dagblad" te Rotterdam en het dagblad "BN-De Stem" te Breda;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- verstaat dat een kopie van deze beschikking wordt gezonden aan de Griffier van de Rechtbank te ’s-Gravenhage in verband met aantekening in het Curateleregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 februari 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeslissing betreft hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch.