ECLI:NL:RBBRE:2012:BV6636
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Landbouwvrijstelling en waardedaling van landbouwgrond in geschil
In deze zaak gaat het om de vraag of de waardedaling van een perceel landbouwgrond onder de landbouwvrijstelling valt. De belanghebbende, een glastuinbouwer, had in 2003 een perceel landbouwgrond gekocht in de verwachting dat de bestemming zou wijzigen naar glastuinbouwgrond. Vooruitlopend op deze wijziging had hij de grond geschikt gemaakt voor glastuinbouw en tijdelijk om niet in gebruik gegeven aan een derde. Uiteindelijk bleek dat de bestemming van het perceel niet zou veranderen. De belanghebbende stelde dat de waardedaling van het perceel niet onder de landbouwvrijstelling viel, maar de rechtbank oordeelde dat de handelingen die de belanghebbende had verricht, erop gericht waren het perceel bedrijfsklaar te maken. Hierdoor was het perceel in 2003 feitelijk dienstbaar aan de uitoefening van zijn landbouwbedrijf.
De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende, ondanks het tijdelijke gebruik door een derde, de voor zijn bedrijfsuitoefening benodigde beschikkingsmacht over het perceel niet had verloren. De inspecteur van de Belastingdienst had de landbouwvrijstelling toegepast op de waardedaling van het perceel, en de rechtbank oordeelde dat het gelijk aan de inspecteur was. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan op 19 januari 2012 door een meervoudige kamer van de Rechtbank Breda, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.