zaaknummer / rolnummer: 242533 / KG ZA 11-637
Vonnis in kort geding van 3 januari 2012
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. E.F. Gomes te Bergen op Zoom,
de vereniging
GOLFCLUB PRINCENBOSCH,
gevestigd te Molenschot,
gedaagde,
advocaat mr. D.A.C. Schreuder te Oosterhout.
Partijen zullen hierna [eiser] en de golfclub genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de mondelinge behandeling;
- de pleitnota van [eiser] met producties;
- de pleitnota van de golfclub met producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. [eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I.De golfclub beveelt en veroordeelt om [eiser] onverkort en onbelemmerd vanaf 1 januari 2012 toe te laten tot al zijn gebruikelijke werkzaamheden en zijn arbeidsomgeving op de terreinen van de golfclub, te weten tot de gebouwen en de terreinen waarop de golfbaan van de golfclub is gesitueerd, op grond van de overeenkomsten d.d. 17 januari 2001 en 12 december 2002 en eiser in staat te stellen alle daarbij behorende gebruikelijke werkzaamheden onbeperkt en onbelemmerd te verrichten, met bepaling dat de golfclub aan [eiser] een dwangsom ad EURO 2.500,-- zal verbeuren voor iedere dag dan wel gedeelte van een dag dat de golfclub in gebreke is na tweemaal 24 uur na betekening van dit vonnis aan dit bevel na 31 december 2011 te voldoen;
II. de golfclub veroordeelt om aan [eiser] ook na 31 december 2012 het aan [eiser] toekomende opdrachtloon c.a. groot EURO 32.642,91 inclusief BTW per kwartaal op de daartoe door [eiser] aan de golfclub uit te reiken factuur c.q. facturen door te betalen tot dat de tussen partijen bestaande overeenkomsten rechtsgeldig zullen zijn beëindigd;
III. de golfclub veroordeelt in de kosten van het geding, een bedrag aan salaris voor de advocaat van [eiser] daaronder begrepen.
2.2. De golfclub voert verweer.
2.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De feiten
3.1. Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
a. Partijen zijn bij overeenkomst van 17 januari 2001 overeengekomen dat [eiser] als head-professional wordt aangesteld bij de golfclub.
b. Artikel 1 van deze overeenkomst luidt:
“[eiser] zal vanaf 1 april 2001 verbonden zijn als head-professional aan de vereniging. De overeenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd, waarbij de intentie van partijen is dat de minimale termijn een periode van vijf jaar zal zijn.
Opzegging van de overeenkomst is slechts mogelijk aan de zijde van de vereniging indien er sprake is aan de zijde van [eiser] van tekortkomingen in de nakoming van zijn verplichtingen voortvloeiend uit deze overeenkomst. De vereniging dient hierbij een opzegtermijn van minimaal zes maanden in acht te nemen, tenzij er sprake is van zodanig dringende redenen dat in redelijkheid geen termijn van zes maanden in acht genomen kan worden.
(…) “
c. Op 12 december 2002 hebben partijen een aanvullende overeenkomst gesloten welke een aanvulling is van de eerder genoemde overeenkomst en gericht is op de uitvoering van een optimaal baanmanagement. De duur van de overeenkomst en de opzegging werd op dezelfde wijze daarin neergelegd als in het hiervoor geciteerde contract.
De overeenkomst van 12 december 2002 verwees voor de taakomschrijving naar een aanhangsel van vier pagina’s.
d. Ter uitvoering van zijn werkzaamheden heeft [eiser] samen met zijn echtgenote een vennootschap onder firma opgericht, welke twee personeelsleden in dienst heeft genomen.
e. Vanaf eind 2009 heeft het bestuur van de golfclub een aantal besprekingen gehouden met [eiser] en zijn echtgenote om te komen tot een door de golfclub gewenste andere samenwerking met [eiser].
f. Bij brief van 29 juni 2011 heeft de golfclub voornoemde overeenkomsten van 17 januari 2001 en 12 december 2002 tegen 1 januari 2012 opgezegd omdat er sprake zou zijn van wanprestatie aan de zijde van [eiser].
g. Bij brief van 14 september 2011 heeft [eiser] aan de golfclub bericht dat hij niet instemt met de opzegging van de overeenkomsten omdat, gezien de inhoud van de overeenkomsten, opzegging niet mogelijk is aangezien er geen sprake is van wanprestatie aan de zijde van [eiser].
4. De beoordeling
Inhoud van de overeenkomst(en)
4.1. Artikel 1 van de overeenkomst van 17 januari 2001 en de in dit opzicht identieke tekst van de overeenkomst van 12 december 2002 regelen in de eerste twee alinea’s de mogelijkheden voor de golfclub om de overeenkomst met [eiser] op te zeggen.
Expliciet staat daarin vermeld dat de overeenkomst voor onbepaalde tijd wordt aangegaan. De intentie wordt uitgesproken dat er een minimale looptijd van vijf jaar zal zijn.
De mogelijkheid voor de golfclub om op te zeggen wordt in alinea twee beperkt. Het kan slechts indien er sprake is van tekortkomingen in de nakoming van zijn verplichtingen.
De golfclub stelt dat partijen overeenkwamen, mondeling, dat deze beperking van de opzegbevoegdheid slechts gold gedurende de eerste vijf jaar. Zij legt schriftelijke verklaringen over van een aantal bestuursleden van destijds, die inhouden dat dit de bedoeling van het bestuur is geweest. [eiser] ontkent dat dit is afgesproken.
Het kort geding leent zich niet voor bewijsvoering. Ter zitting is vastgesteld, door beide partijen gelijkluidend, dat de tekst van de overeenkomst destijds is opgesteld door het bestuur van de golfclub, zonder juridische steun. Dat betekent dat de tekst ervan door henzelf is opgesteld op grond van het mondeling besprokene en conform eigen bedoelingen. Aangenomen mag dan worden dat die tekst daarmee overeenstemt. Op basis daarvan is de lezing van [eiser] zéér aannemelijk. De tekst geeft geen enkele steun aan de ingeroepen tijdsbegrenzing aan de beperking van de opzeggingsbevoegdheid. Integendeel, deze tekst levert voorshands het volledige bewijs van de stelling van [eiser]. De golfclub zal in een bodemprocedure dit bewijs moeten ontzenuwen door bestuursleden te laten getuigen dat anders werd overeengekomen dan de tekst inhoudt. De bestuursleden staan dan voor de lastige taak om uit te leggen waarom zij in 2001 en 2002 niet hebben opgeschreven wat zij, volgens hun verklaring nú na tien jaar, destijds bedoelden. Bovendien is voor de vraag wat is overeengekomen niet beslissend wat de innerlijke bedoeling van het bestuur was, maar wat [eiser] daarover aan gerechtvaardigde gedachten mocht hebben. Aannemelijk is dat het bestuur haar bedoelingen ook mondeling heeft verwoord zoals zij ze opschreef.
De nadere overeenkomst van 12 december 2002 is qua tekst gelijk aan de eerste overeenkomst. Dit versterkt het aannemelijke beeld. Het bestuur had bijna twee jaar de tijd om eventuele afwijkingen tussen tekst en bedoeling op te heffen en heeft die tijd niet daarvoor benut.
4.2. Uitgangspunt bij de verdere beoordeling is hierdoor dat opzegging door de golfclub in beginsel slechts kan in geval van “tekortkomingen in de nakoming van zijn verplichtingen”. Nu deze tekst is opgesteld door niet-juristen is de aannemelijke uitleg hiervan dat hiermee niet is bedoeld het juridische leerstuk van de tekortkoming in de nakoming van verplichtingen uit overeenkomst te introduceren, met eventuele juridische begrenzingen door middel van bijvoorbeeld ingebrekestellingen. Bedoeld zal zijn opzegging in wat ruimere zin mogelijk te maken, namelijk indien [eiser] “ niet naar behoren functioneert.”
4.3. De golfclub stelt, subsidiair, dat dit geval zich voordoet en dat de opzegging, kenbaar, op die grond heeft plaatsgevonden. De golfclub stelt voorts dat bij de beoordeling in aanmerking moet worden genomen dat [eiser] zich verplichtte tot “optimaal baanmanagement”.
4.4. De voorzieningenrechter leest een dergelijke verplichting niet in de considerans van de eerste overeenkomst. Wel in de considerans van de tweede overeenkomst. Het aanhangsel bij deze tweede overeenkomst geeft echter in vier pagina’s een zeer exacte invulling van de verplichtingen van [eiser], zodat niet aannemelijk is dat de considerans nog inhoudelijke betekenis heeft daarnáást.
De golfclub wijst op het gespreksverslag van 12 juli 2009, overgelegd als productie 5a. Anders dan de golfclub stelt wordt daarin niet een niet-goed functioneren van [eiser] aan de orde gesteld. Vermeld wordt dat een van de belangrijkste taken van de CM (Caddie Master) is het regelen en toezien op de regelmatige en goede doorstroming in de baan. Deze taak stond, conform standpunt van [eiser], echter niet omschreven in het aanhangsel bij de overeenkomst met [eiser]. Duidelijk wordt uit het besprekingsverslag dat er een wens van het bestuur bestond ten aanzien van deze taak en de wijze van invulling ervan. Meer niet.
In het verslag van het overleg op 2 november 2009 wordt gesteld, kennelijk door het bestuur, dat [eiser] verantwoordelijk is voor het functioneren van de marshalls. In dit overleg betwistte [eiser] dit.
Deze taakinvulling staat niet in het genoemde aanhangsel met taakomschrijvingen uit december 2002. Daarin staat onder het kopje “Baanmanagement: :
“[eiser] draagt zorg voor de coördinatie van diverse activiteiten ter zake in en om de club.
Dit omvat onder meer regelmatig overleg met de greenkeepers en de marshals om zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de behoeften van de Vereniging, de leden en de gasten. Een en ander gericht op een zo geordend en ongestoord mogelijk verloop in de baan.”
Nu de golfclub niets anders stelt is het kennelijk zo gegaan dat de golfclub pas voor het eerst in 2009 de betreffende invulling wenste te gaan geven. Dit maakt aannemelijk dat dit niet behoorde tot de overeengekomen werkzaamheden tot dan toe.
Anders dan de golfclub stelt levert productie 5c, een e-mailbericht van de golfclub aan [eiser] van 13 januari 2010, geen bewijs van consensus over een nieuwe taakomschrijving. Integendeel. De eerste zin van de tweede alinea luidt: “In vervolg op onze gesprekken hierbij de voorgestelde definitieve versie van de ‘Taakomschrijving Caddie Master”.
Er werd dus slechts een voorstel toegezonden. De vierde alinea vermeldt: “Neem dit alles grondig door. Wacht met instrueren van het personeel tot wij alles hebben doorgenomen en gefinaliseerd.” Er was dus nog geen overeenstemming.
De notitie van 17 januari 2010, overgelegd als productie 5d, herneemt de voormelde kritiek op een taakuitoefening die voorheen niet overeengekomen was. Daarnaast wordt kritiek geformuleerd op nieuwe punten zonder verwijzing naar de overeenkomst van 2002.
Ook dit stuk geeft geen steun aan de stellingen van de golfclub.
Productie 5e is de nieuwe “Taakinhoud en functiebeschrijving Caddie Master”, opgesteld door de golfclub op 1 februari 2010. Uit dit document blijkt niet van instemming door [eiser]. Gesteld noch gebleken is van ondertekening of van expliciete aanvaarding.
De golfclub laat na te stellen wanneer, in welke bijeenkomst aanvaarding door [eiser] heeft plaatsgevonden.
Productie 5g is een verslag van een overleg op 16 april 2010 van de hand van het bestuur van de golfclub. Het gaat kennelijk uit van de nieuwe taakomschrijving, maar vermeldt niet de instemming daarmee van [eiser].
Productie 5h is een soortgelijk verslag van 15 juni 2010. Het vermeldt genoemde instemming evenmin. Integendeel bevat het onder punt 5 de uitdrukkelijke ontkenning van [eiser] dat een door het bestuur toegeschreven taak door hem of namens hem moet worden uitgevoerd.
Productie 5i is een soortgelijk verslag van een gesprek op 10 augustus 2010 . Het geeft blijk van verschil van mening tussen partijen over de reikwijdte van de taken van [eiser].
De producties 5j, 5k, 5l en alle verdere producties van de golfclub vormen slechts een herhaling van het voorafgaande: Er was verschil van mening over de inhoud van de taak. Daarbij is niet duidelijk, aan de hand van de overeenkomst en het aanhangsel met taakbeschrijvingen uit december 2002, dat de golfclub het gelijk aan haar zijde heeft.
Geen van de producties van de golfclub levert het bewijs dat de nieuwe taakomschrijving van begin 2010 tussen partijen overeengekomen werd. De golfclub stelt niet (duidelijk) dat er sprake is geweest van expliciete wilsovereenstemming. Zij lijkt zich te beroepen op gewekt vertrouwen van instemming door [eiser] door het uitblijven van protest. Maar uit een aantal documenten blijkt wel van protest door [eiser]. Daardoor is zeer twijfelachtig of er sprake is geweest van een overeengekomen nieuwe functieomschrijving en taakinvulling.
Ook is geenszins duidelijk dat de nieuwe taakomschrijving een invulling en bijstelling was die [eiser] na verloop van jaren naar redelijkheid en billijkheid niet mocht weigeren en dus behoorde na te komen.
4.5. De stelling van de golfclub dat het naar maatstaf van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [eiser] zich na tien jaar nog beroept op de beperking van de opzeggingsbevoegdheid mist de noodzakelijke evidentie om in dit kort geding te kunnen baten. Er zijn belangen aan beide zijden te wegen, en die van [eiser] zijn ook groot. Voorshands lijkt het een weinig kansrijk verweer in de bodemprocedure. Hetzelfde geldt voor het beroep van de golfclub op gewijzigde omstandigheden.
4.6. Bij deze stand van zaken behoren de vorderingen te worden toegewezen.
De geldvordering sub 2 is voldoende aannemelijk. Enig restitutierisico is niet aangevoerd.
De gevorderde dwangsom zal worden gemaximeerd tot een bedrag van EURO 50.000 en de veroordeling zal worden toegewezen met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis.
4.7. De golfclub heeft aangevoerd dat zij geen verhuurster is van enkele ruimten en dat het voor haar zelfs niet mogelijk zou zijn om de sub 1 gevorderde toegang te verschaffen.
De voorzieningenrechter ziet hierin geen beletsel voor toewijzing. Ten aanzien van veroordeling sub 1 geldt uiteraard het normale dwangsommenrecht. De golfclub dient te doen wat redelijkerwijs tot háár mogelijkheden behoort.
5. De kostenveroordeling
5.1. De golfclub zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding EURO 90,81
- griffierecht 260,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EURO 1.166,81
6. De beslissing
De voorzieningenrechter
6.1. beveelt de golfclub om [eiser] onverkort en onbelemmerd onmiddellijk na betekening van dit vonnis toe te laten tot al zijn gebruikelijke werkzaamheden en zijn arbeidsomgeving op de terreinen van de golfclub, te weten tot de gebouwen en de terreinen waarop de golfbaan van de golfclub is gesitueerd, op grond van de overeenkomsten d.d. 17 januari 2001 en 12 december 2002 en [eiser] in staat te stellen alle daarbij behorende gebruikelijke werkzaamheden onbeperkt en onbelemmerd te verrichten;
6.2. bepaalt dat de golfclub aan [eiser] een dwangsom ad EURO 2.500,-- zal verbeuren voor iedere dag dan wel gedeelte van een dag dat de golfclub in gebreke is na tweemaal 24 uur na betekening van dis vonnis aan dit bevel te voldoen, met dien verstande dat in totaal maximaal EURO 50.000,-- kan worden verbeurd;
6.3. veroordeelt de golfclub om aan [eiser] ook na 31 december 2011 het aan [eiser] toekomende opdrachtloon c.a. groot EURO 32.642,91 inclusief BTW per kwartaal op de daartoe door [eiser] aan de golfclub uit te reiken factuur c.q. facturen door te betalen tot dat de tussen partijen bestaande overeenkomsten rechtsgeldig zullen zijn beëindigd;
6.4. veroordeelt de golfclub in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EURO 1.166,81;
6.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Leijten en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2012 in aanwezigheid van de griffier mr. Van de Kreeke-Schütz.