ECLI:NL:RBBRE:2012:5481

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
29 augustus 2012
Publicatiedatum
18 november 2019
Zaaknummer
687612 CV EXPL 11-8031
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis verzoek tussentijds hoger beroep toegestaan in civiele zaak

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Breda, is op 29 augustus 2012 een tussenvonnis uitgesproken in het kader van een verzoek om tussentijds hoger beroep. De eiseres in conventie, die tevens verweerster in reconventie is, heeft verlof gevraagd om hoger beroep in te stellen tegen een eerder vonnis van 18 juli 2012. Dit verzoek is gedaan omdat zij het niet eens is met de overweging in dat vonnis, waarin werd gesteld dat bij de berekening van de in rekening te brengen parkkosten onderscheid moet worden gemaakt tussen leden en niet-leden van de vereniging. De kantonrechter had in het tussenvonnis van 18 juli 2012 gevraagd om een nadere onderbouwing van de parkkosten over de jaren 2009 tot en met 2011 voor de gedaagden in conventie, die als niet-leden worden beschouwd. De eiseres betoogt dat deze onderbouwing overbodig is, indien er geen onderscheid gemaakt hoeft te worden tussen leden en niet-leden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er in dit geval redenen van doelmatigheid zijn die het verlenen van het gevraagde verlof rechtvaardigen. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor akte van de kant van de eiseres in conventie, zoals nader in de beslissing is verwoord. De beslissing om het verlof te verlenen is genomen in zowel conventie als reconventie, en de zaak is gepland voor verdere behandeling op 24 april 2013.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
team kanton Breda
zaak/rolnr.: 687612 CV EXPL 11-8031
vonnis d.d. 29 augustus 2012
inzake
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie]
gevestigd te [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. J.P van den Berg, advocaat te Den Haag,
tegen

1.[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] ,

2 [gedaagden in conventie, eisers in reconventie],
beiden wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
gemachtigde: mr. C.L.H. Netze-Ritsema, advocaat te Hilversum.

1.Het verdere verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis van 18 juli 2012 en de daarin genoemde stukken;
b. de brief van de gemachtigde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] van 3 augustus 2012.
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld heeft de gemachtigde van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] niet gereageerd.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft verlof gevraagd hoger beroep te mogen instellen tegen genoemd tussenvonnis, nu zij het niet eens is met de overweging in dat vonnis dat bij de berekening van de in rekening te brengen (park)kosten onderscheid moet worden gemaakt tussen leden en niet leden.

2.De beoordeling

De kantonrechter had in het tussenvonnis gevraagd om een nadere onderbouwing van de parkkosten over de jaren 2009 tot en met 2011 voor [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] als niet-lid van de vereni-ging. Die onderbouwing is overbodig, wanneer geen onderscheid zou moeten worden ge-maakt tussen leden en niet-leden. Het betreft hier een betrekkelijk principieel verschil van mening tussen partijen. De kantonrechter is van oordeel dat redenen van doelmatigheid in dit geval met zich brengen dat het gevraagde verlof kan worden verleend. De kantonrechter zal de zaak verwijzen naar de rol voor akte van de kant van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , als nader in de beslissing verwoord.

3.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie en in reconventie:
verleent verlof om hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van 18 juli 2012;
verwijst de zaak naar de rol van 24 april 2013 te 9.30 uur voor akte van de kant van eiseres in conventie, verweerster in reconventie.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. de Ruijter en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2012.