ECLI:NL:RBBRE:2012:5104

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
21 november 2012
Publicatiedatum
21 oktober 2013
Zaaknummer
728662_T21112012
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens vochtschade in keuken door lekkages

In deze zaak vordert eiser, wonende te [plaats], van gedaagde, wonende te [plaats] in België, een schadevergoeding van € 2.430,87 wegens vochtschade in zijn keuken en bijkeuken, die zou zijn ontstaan door lekkages als gevolg van gebrekkig onderhoud aan het dak van de aangrenzende garagebox van gedaagde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van het geschil kennis te nemen, gezien de internationale aspecten van de zaak. De vordering is gebaseerd op onrechtmatig handelen van gedaagde, waarbij eiser stelt dat de vochtproblemen zijn ontstaan door de staat van het dak van de garagebox van gedaagde.

De rechtbank heeft deskundigenrapporten in overweging genomen, waarin wordt geconcludeerd dat de daken van de garageboxen in slechte staat verkeren en dat de vochtproblemen in de woning van eiser verband houden met de aangrenzende garage van gedaagde. Eiser heeft zijn schade gemeld bij zijn opstalverzekeraar en heeft een vergoeding ontvangen, maar de rechtbank wenst meer duidelijkheid over de exacte schade en de rol van de verzekeraar in deze kwestie.

De kantonrechter heeft besloten een comparitie van partijen te gelasten om verdere toelichting te krijgen op de vordering en de verweren van gedaagde. Tevens wordt er een poging gedaan om een minnelijke regeling te bereiken. De zitting is gepland op 8 januari 2013, waarbij partijen worden opgeroepen om hun standpunten verder toe te lichten en eventuele bewijsstukken te overleggen. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan totdat de comparitie heeft plaatsgevonden.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

team kanton Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 728662 CV EXPL 12-4520
vonnis d.d. 21 november 2012
inzake
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser, procederend onder toevoeging met nr. 1FS7751,
gemachtigde: mr. A.J.M. van der Borst, advocaat te Etten-Leur,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] (België),
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als respectievelijk “[eiser]” en “[gedaagde]”.

1.Het verloop van het geding

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding van 7 juni 2012 met producties;
b. de conclusie van antwoord met producties;
c. de conclusie van repliek;
d. de conclusie van dupliek.

2.Het geschil

2.1
[eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 2.430,87, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juni 2012, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
2.2
[gedaagde] voert verweer.

3.De beoordeling

3.1
[gedaagde] is woonachtig in België. Het geschil heeft derhalve internationale aspecten, zodat allereerst (ambtshalve) moet worden nagegaan of de Nederlandse rechter bevoegd is van dit geschil kennis te nemen en welk recht op de rechtsverhouding tussen partijen van toepassing is.
3.2
Aan de vordering van [eiser] ligt, naar de kantonrechter begrijpt, een beweerdelijk onrechtmatig handelen van [gedaagde] ten grondslag. Ten aanzien van vorderingen die gegrond zijn op een verbintenis uit onrechtmatige daad biedt (het ook door [eiser] aangehaalde) artikel 5 sub 3 EEX-Verordening (EEX-Vo) een regeling omtrent de bevoegdheid. Ter keuze van de eiser kan de gedaagde worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats "waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan". Nu die plaats [plaats] (Nederland) is, is de Nederlandse rechter, meer specifiek de kantonrechter van deze rechtbank, bevoegd van dit geschil kennis te nemen.
3.3
Partijen hebben zich niet uitgelaten over het toepasselijk recht. Bij gebreke van een rechtskeuze door partijen dient het op de vordering toepasselijk recht in dit geval te worden bepaald aan de hand van Verordening (EG) nr. 864/2007 van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II). Volgens artikel 4 lid 1 Rome II is -in beginsel- het recht van toepassing van het land waar de (vermeende) schade zich voordoet. Nu dit Nederland is, is Nederlands recht op onderhavige rechtsverhouding van toepassing.
3.4
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken, dan wel blijkens de niet betwiste inhoud van producties, staat in rechte het volgende vast:
  • [eiser] is eigenaar van de woning aan de [adres eiser]. Bij die woning heeft hij een garagebox, gelegen aan de [adres garagebox eiser], betrokken, welke hij heeft verbouwd tot keuken en bijkeuken.
  • De naastliggende garagebox ([adres garagebox gedaagde]) is in eigendom van [gedaagde], die deze box verhuurt.
  • [eiser] heeft in de keuken en bijkeuken last van vochtproblemen.
  • Op verzoek van [gedaagde] heeft [bedrijf 1] te Breda (“[bedrijf 1]”) een onderzoek verricht op 25 augustus 2011. Naar aanleiding van dit onderzoek is door [bedrijf 1] op 13 september 2011 een rapport opgemaakt met als doel: “
  • Volgens dit rapport was ten tijde van het onderzoek het plafond in de keuken van [eiser] gestript vanwege een lekkage(s) en was er tevens schade aan de wanden in de keuken.
  • Het rapport vermeldt voorts onder meer: “
  • De conclusie van vermeld rapport luidt: “
  • Op verzoek van [eiser] heeft (ook) [naam bedrijf ingeschakeld door eiser] v.o.f. te Breda (nader “[naam bedrijf ingeschakeld door eiser]”) onderzoek verricht naar de (oorzaak van de) door [eiser] ondervonden vochtproblemen in de keuken en bijkeuken.
  • Het op 8 november 2011 gedateerde rapport van [naam bedrijf ingeschakeld door eiser] vermeldt onder meer het volgende:
  • [naam bedrijf ingeschakeld door eiser] heeft (het herstel van) de zichtbare (vocht)schade begroot op € 2.430,87.
  • In oktober 2011 is in opdracht van [gedaagde] de dakbedekking van haar garagebox ([adres garagebox gedaagde]) vernieuwd.
3.5
Niet is gemotiveerd weersproken, dat op enig moment (vocht)schade is ontstaan in en/of aan de keuken en bijkeuken van [eiser]. [eiser] vordert vergoeding van die schade door [gedaagde]. Tot dusver is evenwel niet duidelijk (gesteld), waarop hij de aansprakelijkheid van [gedaagde] baseert. In de summiere stellingen bij dagvaarding lijkt een -beweerd- onrechtmatig handelen van [gedaagde] besloten te liggen, maar een nadere toelichting op dit punt is, mede gelet op de vereisten die artikel 6:162 BW daaraan stelt, gewenst. De omvang van de gevorderde schade ad € 2.430,87 baseert [eiser] -naar voldoende is gebleken- op het schaderapport/de offerte van [naam bedrijf ingeschakeld door eiser] van 8 november 2011.
3.6
Voor zover [eiser] meent dat zijn schadevordering reeds voor toewijzing gereed ligt, nu daartegen geen (principaal) verweer zou zijn gevoerd, kan hij daarin -nog los van het vorenstaande- niet worden gevolgd. [gedaagde] heeft bij brief van 14 juni 2012
-weliswaar gericht aan de deurwaarder, die de dagvaarding aan haar heeft betekend, maar (uiteindelijk) ter griffie van deze rechtbank ingekomen op 28 juni 2012- gereageerd op de (stellingen bij) dagvaarding. De brief van [gedaagde] is ter rolle van 18 juli 2012 aangemerkt als conclusie van antwoord. In haar antwoord maakt [gedaagde] gewag van de bevindingen van het door haar ingeschakelde expertisebureau [bedrijf 1], waarbij zij tevens is overgegaan tot overlegging van het rapport van dit expertisebureau van 13 september 2012. De overlegging van bedoeld rapport en de verwijzing naar de bevindingen van [bedrijf 1], waarachter [gedaagde] zich kennelijk schaart, laten zich moeilijk anders begrijpen, dan als (inhoudelijk) verweer tegen de door [eiser] ingestelde schadevordering. Daarbij komt nog, dat [gedaagde] tevens ten verwere heeft aangevoerd, dat zij nooit enige klacht van haar huurder(s) heeft ontvangen.
3.7
Uit het in geding gebrachte expertiserapport van [bedrijf 1] van 13 september 2011 volgt dat de daken van de garageboxen aan de [straatnaam] in slechte staat van onderhoud verkeren, althans verkeerden. In het rapport van [naam bedrijf ingeschakeld door eiser] van 8 november 2011 wordt de oorzaak van de vochtproblemen in de (bij)keuken van [eiser] -uitsluitend- gelegd bij (het dak van) de aangrenzende garage van [gedaagde]. De kantonrechter wenst over de onderhoudstoestand van de daken nader te worden geïnformeerd, met name nu de 6 garageboxen aan de [straatnaam], waaronder die van [eiser] en [gedaagde], kennelijk aaneengesloten zijn gebouwd.
3.8
In haar rapport concludeert [bedrijf 1] voorts, dat [eiser] zijn (gevolg)schade heeft gemeld bij en vergoed heeft gekregen door zijn (opstal)verzekeraar. [gedaagde] heeft bij dupliek uitdrukkelijk op die omstandigheid gewezen. Ook [eiser] zelf spreekt in zijn ongedateerde -als productie 3 bij dagvaarding gevoegde en aan [gedaagde]- gerichte brief over gevolgschade aan het plafond, die reeds zou zijn “geclaimd” bij de eigen verzekering. Hoewel [eiser] er in diezelfde brief op wijst, dat dit “totaal iets anders betreft”, wenst de kantonrechter ook over de aan de verzekeraar(s) gedane melding(en) verband houdende met vochtproblemen in de (bij)keuken van [eiser] en de daarop eventueel gevolgde vergoeding(en) nader te worden geïnformeerd.
3.9
Gelet op al het vorenstaande zal een comparitie van partijen worden gelast, waarbij partijen zal worden gevraagd een -nadere- toelichting te geven op onder meer de bovengenoemde vraagpunten. Verder zal ter zitting getracht worden een minnelijke regeling van (een deel van) het geschil te bereiken en/of tot procedurele afspraken te komen en kan doorverwijzing naar mediation ter sprake worden gebracht.
3.1
Van [eiser] wordt verlangd, dat hij, bij voorkeur voorafgaand aan de comparitie en in afschrift aan de wederpartij, eventueel bij hem in het bezit zijnde stukken verstrekt aangaande (verzekerings)uitkering(en), die hem mogelijk zijn gedaan in verband met (vocht)schade in/aan zijn keuken en bijkeuken.
3.11
Voor het geval partijen tijdens de mondelinge behandeling een beroep willen doen op (overigens) nog niet overgelegde schriftelijke stukken, wordt van hen verwacht dat zij een kopie daarvan minimaal 7 dagen voor de zittingsdatum naar de kantonrechter en naar de (gemachtigde van de) wederpartij verzenden. De kantonrechter wijst er met nadruk op dat het niet voldoen aan dit verzoek de belangen van de betrokken partij(en) kan schaden.
3.12
De oproep om ter zitting te verschijnen is niet vrijblijvend. Aan een eventuele niet‑verschijning kunnen de gevolgen worden verbonden die de kantonrechter passend acht.
3.13
Reeds thans wordt overwogen, dat het verweer van [gedaagde], dat zij nooit enige klacht van haar huurder(s) heeft ontvangen geen hout snijdt, nu die omstandigheid niet -zonder meer- maakt dat er geen sprake was en/of kan zijn (geweest) van vochtproblemen in en om de garages aan de [straatnaam].

4.De beslissing

De kantonrechter:
roept partijen, en desgewenst de voor hen optredende gemachtigde(n), op te verschijnen op de terechtzitting van de kantonrechter op
dinsdag 8 januari 2013 om 10.30 uurin het gerechtsgebouw aan de Zuid-Oostsingel 41 in Bergen op Zoom;
bepaalt dat partijen uiterlijk 10 dagen na het wijzen van dit vonnis door het verzenden van een brief naar de griffie bezwaar kunnen maken tegen de dagbepaling onder opgave van de verhinderdata van beide partijen voor de komende drie maanden en bepaalt dat bij het ontbreken van een dergelijk bericht de comparitie doorgang zal vinden, overmacht daargelaten;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E.M. Verjans en in het openbaar uitgesproken op woensdag 21 november 2012.