ECLI:NL:RBBRE:2012:4666

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
21 december 2012
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
AWB- 12_931 en 12_346
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning en duurzame gemeenschappelijke huishouding in Tilburg

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 21 december 2012 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning die was verleend aan eiser sub 1 voor het veranderen van de indeling van een woning en het aanleggen van een dakterras. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder, had op 17 augustus 2011 een omgevingsvergunning verleend, maar heeft deze op 9 januari 2012 herroepen na een bezwaar van eiser sub 2. Eiser sub 1 heeft hiertegen beroep ingesteld, terwijl eiser sub 2 ook beroep heeft ingesteld tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft op 30 november 2012 de zitting gehouden, waarbij beide eisers in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde.

De rechtbank heeft overwogen dat de herroeping van de omgevingsvergunning was gebaseerd op de veronderstelling dat er in het pand sprake zou zijn van kamergewijze verhuur aan verschillende personen, wat in strijd zou zijn met de bestemming van het perceel. Eiser sub 1 heeft echter aangevoerd dat de kamerbewoners een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de conclusie van verweerder niet was gebaseerd op een concreet onderzoek ter plaatse en dat de stelling dat huurders die geen studenten zijn nooit een duurzame gemeenschappelijke huishouding kunnen voeren te algemeen was.

De rechtbank heeft het beroep van eiser sub 1 gegrond verklaard, de herroeping van de omgevingsvergunning vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar. Het beroep van eiser sub 2 is niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij met zijn beroep niet meer kon bereiken dan wat al was bereikt met de herroeping. De rechtbank heeft bepaald dat het griffierecht aan eiser sub 1 moet worden vergoed, maar er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht
zaaknummers: AWB 12/346 Wabo en 12/931 Wabo

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

1.
[naam eiser1], wonende te [plaatsnaam1] , eiser sub 1;
2.
[naam eiser2] ,wonende te [plaatsnaam2] , eiser sub 2, gemachtigde mr. J. Schoneveld.
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 augustus 2011 (primaire besluit) heeft verweerder aan eiser sub 1 een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen van de indeling van de woning [perceel] te [plaatsnaam2] en het aanleggen van een dakterras op deze woning.
Bij besluit van 9 januari 2012, verzonden op 10 januari 2012 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser sub 2 tegen het primaire besluit gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen. Daarbij heeft verweerder aangegeven dat de uitgebreide voorbereidingsprocedure zal worden opgestart.
Eiser sub 1 heeft op 20 januari 2012 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Eiser sub 2 heeft op 21 februari 2012 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2012.
Eiser sub 1 is in persoon verschenen. Eiser sub 2 is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.H. Verhees en [vertegenwoordiger vwr] .

Overwegingen

1.
Op 30 juni 2011 heeft eiser sub 1 een aanvraag ingediend om een omgevingsvergunning voor het veranderen van de indeling van de woning [perceel] te [plaatsnaam2] en het aanleggen van een dakterras op deze woning. Bij het primaire besluit heeft verweerder deze vergunning verleend. Tegen dit besluit heeft eiser sub 2, woonachtig op Textielplein 41, een bezwaarschrift ingediend.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser sub 2 tegen het primaire besluit gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen. Daarbij heeft verweerder aangegeven dat de uitgebreide voorbereidingsprocedure zal worden opgestart. De herroeping van de omgevingsvergunning is gebaseerd op de overweging dat er in het pand sprake zal zijn van kamergewijze verhuur aan verschillende personen. Voorts is daarbij aangegeven dat eiser sub 1 tijdens de hoorzitting expliciet heeft verklaard dat hij de kamers niet zal verhuren aan studenten, dat daarom geen sprake zal zijn van een zekere mate van verbondenheid tussen de bewoners en dat er dus geen duurzame gemeenschappelijke huishouding gevoerd kan gaan worden.
2.
Eiser sub 1 heeft aangevoerd dat de kamerbewoners in [perceel] te [plaatsnaam2] een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren en dat twee van hen overigens ook studeren.
3.
Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan] ” rust op het onderhavige perceel de bestemming “Wonen (W)”.
Artikel 14.1.1.1 van de desbetreffende planvoorschriften bepaalt - voor zover hier van belang - dat de als zodanig op de plankaart aangegeven gebieden zijn bestemd voor wonen, met dien verstande dat sprake is van een grondgebonden woning.
In artikel 1.1 van de planvoorschriften is ‘grondgebonden woning’ gedefinieerd als: een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden (...) met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.
Een ‘huishouden’ is in artikel 1.1 van de planvoorschriften gedefinieerd als: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren, waarbij de volgende maxima zijn opgenomen:
. studenten: maximaal 5;
. beschermd wonen: maximaal 12.
4.
.De rechtbank begrijpt deze plansystematiek aldus dat maximaal 5 studenten en maximaal 12 personen in het kader van beschermd wonen tezamen een huishouden kunnen vormen en dus tezamen een grondgebonden woning in gebruik mogen nemen. Naar het oordeel van de rechtbank laat deze systematiek onverlet dat twee of meer andere personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren als ‘huishouden’ worden aangemerkt. In het bestreden besluit heeft verweerder geconcludeerd dat de huurders van het pand [perceel] niet de intentie hebben om een duurzame gemeenschappelijke huishouding te voeren. Ter zitting is evenwel gebleken dat deze conclusie niet is gebaseerd op een onderzoek ter plaatse. Het standpunt van verweerder dat huurders die niet student zijn nooit een duurzame gemeenschappelijke huishouding kunnen voeren, is te algemeen.
Aangezien een concreet onderzoek naar de bestaande huursituatie in het pand [perceel] niet achterwege heeft kunnen blijven, zal het beroep van eiser sub 1 gegrond worden verklaard.
5.
Eiser sub 2 heeft in beroep aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 7:11 van de Awb omdat volgens hem geen sprake is van een volledige heroverweging.
Naar het oordeel van de rechtbank mist deze stelling feitelijke grondslag. Verweerder is met de herroeping van het primaire besluit (de omgevingsvergunning) volledig tegemoetgekomen aan de bezwaren van eiser sub 2. Met het instellen van dit beroep kan eiser sub 2 niet meer bereiken dan hij reeds bereikt heeft met de herroeping. Weliswaar is na de herroeping de aanvraag om omgevingsvergunning weer opengevallen, maar verweerder is niet gehouden om op bezwaar van eiser sub 2 aan eiser sub 1 een vergunning te verlenen of te weigeren.
Het beroep van eiser sub 2 zal daarom niet-ontvankelijk verklaard worden.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat door de gegrondverklaring van het beroep van eisers sub 1 het primaire besluit weer herleeft, maar dat daardoor ook het bezwaarschrift weer is opengevallen en eiser sub 2 een nieuwe beslissing op bezwaar tegemoet kan zien.
6.
Nu het beroep van eiser sub 1 is gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser sub 1 te worden vergoed. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep van eiser sub 1gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 156,-- aan eiser sub 1 te vergoeden;
  • verklaart het beroep van eiser sub 2 niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.F. van Ginneken, rechter, en door deze ondertekend. De griffier, mr. P.H.M. Verdonschot, is buiten staat de uitspraak mede te ondertekenen.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2012.
C.A.F. van Ginneken, rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.