ECLI:NL:RBBRE:2011:BW2065

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
6 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
227809 / HA ZA 10-2195
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. de Bruijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afname van legaat en schadevergoeding in nalatenschap

In deze zaak, die voor de Rechtbank Breda is behandeld, heeft eiser, in zijn hoedanigheid als executeur van de nalatenschap van erflater, vorderingen ingesteld tegen gedaagde, die in reconventie ook vorderingen heeft ingediend. De procedure betreft een geschil over de afname van een legaat en de onttrekking van bedragen aan de nalatenschap. Eiser vordert primair dat gedaagde wordt veroordeeld om binnen een maand na betekening van het vonnis het legaat, dat betrekking heeft op een registergoed aan de Langstraat te Halsteren, af te nemen. Subsidiair vordert eiser dat het recht op afgifte van het legaat aan gedaagde komt te vervallen, en dat hij het perceel aan een derde mag verkopen. Daarnaast vordert eiser schadevergoeding voor het verschil tussen de vastgestelde waarde van het legaat en een eventuele lagere opbrengst, alsook ontruiming van het perceel door gedaagde. Gedaagde heeft in reconventie een nieuwe taxatie van het legaat gevorderd en verzoekt om uitvoering van het legaat, met een dwangsom voor het geval eiser in gebreke blijft.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van eiser tot afname van het legaat toewijsbaar is, en dat gedaagde gehouden is om het perceel te verlaten indien hij niet aan de vordering voldoet. De rechtbank heeft de gevorderde dwangsom gematigd en de reconventionele vorderingen van gedaagde afgewezen. Tevens is vastgesteld dat gedaagde ten onrechte een bedrag van EURO 233.749,86 aan de nalatenschap heeft onttrokken, wat leidt tot toewijzing van de vordering van eiser in dat opzicht. Gedaagde is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 227809 / HA ZA 10-2195
Vonnis van 6 juli 2011
in de zaak van
[eiser] in zijn hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [erflater],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. W.A. Lensink,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. A.A.J. Maat.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 maart 2011 en de daarin genoemde stukken,
- de op voorhand toegezonden conclusie van antwoord in reconventie,
- het proces-verbaal van comparitie van 24 mei 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
in conventie
2.1. [eiser] vordert samengevat - na vermindering van eis
I primair
gedaagde te veroordelen om binnen 1 maand na betekening van het ten deze te wijzen vonnis het bij testament d.d. 13 november 2006 aan hem toegekende legaat betreffende het
registergoed aan de Langstraat te Halsteren, sectie C nummer 8763, af te nemen, zulks tegen
inbreng van de bepaalde waarde ad EURO 295.000,=,
I subsidiair:
In het geval gedaagde nalaat aan de primaire uit te spreken veroordeling te voldoen:
a) voor recht te verklaren dat het recht op afgifte van het Legaat aan gedaagde is komen te vervallen,
b) voor recht te verklaren dat het eiser vrij staat het perceel te verkopen aan een derde,
c) gedaagde te veroordelen om aan de nalatenschap ten titel van schadevergoeding te voldoen het verschil tussen de vastgestelde waarde ad EURO 295.000,= en een eventuele lagere opbrengst, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit verschil vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele en uiteindelijke voldoening,
d) gedaagde te veroordelen om binnen 1 maand nadat het Legaat is komen te vervallen het perceel aan de Langstraat te Halsteren, gemeente Bergen op Zoom, sectie C nummer 8763 te verlaten en te ontruimen en ontruimd te houden, onder verwijdering van al hetgeen hij daarop heeft aangelegd en/of gebouwd, alles op verbeurte van een dwangsom ad EURO 250,= per dag en voor iedere dag dat gedaagde, nalaat aan voornoemde veroordeling te voldoen, zulks met een maximum van EURO 50.000,
e) in het geval gedaagde niet voldoet aan de verzochte veroordeling sub d, eiser te machtigen op kosten van gedaagde de ontruiming etc. uit te doen voeren en gedaagde voor dat geval te veroordelen tot betaling van deze kosten binnen 1 maand nadat deze aan gedaagde in rekening zijn gebracht, bij niet betaling binnen deze termijn te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag der algehele en uiteindelijke voldoening,
II gedaagde te veroordelen om aan de nalatenschap van [erflater] te voldoen de somma van EURO 233.749,86, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele en uiteindelijke voldoening, dit bedrag te verminderen met een bedrag ad EURO 87.137,=, zijnde de helft van het deel van de
verkoopopbrengst van het aan [x] verkochte perceel, voor zover dit een bedrag ad EURO 81.680, (f 180.000,=) te boven gaat, alsmede, indien gedaagde het Legaat afneemt met een bedrag ad EURO 147.500,= en, in het geval het perceel waarop het Legaat thans rust aan een derde wordt verkocht met de helft van de opbrengst van die verkoop,
vermeerderd met rente en kosten.
2.2. [gedaagde] voert verweer.
2.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
2.4. [gedaagde] vordert samengevat -
I primair
a) een nieuwe taxatie te gelasten terzake de waarde per 1 mei 2011 van het legaat betreffende het perceel gelegen aan de Langstraat 1 2a te Halsteren,
b) [eiser] te veroordelen tot uitvoering over te gaan van het legaat betreffende het perceel gelegen aan de Langstraat 12a te Halsteren voor een bedrag gelijk aan de onder sub a vastgestelde taxatiewaarde en wel ten gunste van [gedaagde], op straffe van een dwangsom van EURO 500,-- per dag voor iedere dag dat [eiser] na betekening van het ten deze te wijzen vonnis met die uitvoering in gebreke blijft,
subsidiair:
te bepalen dat [gedaagde] voor de verwerving van het legaat een bedrag moet inbrengen van EURO 147.500,=,
II. [eiser] te veroordelen tot uitvoering over te gaan van het legaat waarbij [gedaagde] het vruchtgebruik wordt verleend op het registergoed Hof van de Paltz, op straffe van een dwangsom van EURO 500,-- per dag voor iedere dag dat [eiser] na betekening van het ten deze te wijzen vonnis met die uitvoering in gebreke blijft,
III. [eiser] te veroordelen om de dagafschriften van de door hem in het geding gebrachte overzichten van de diverse rekeningen over te leggen, op straffe van een dwangsom van EURO 500,- per dag voor iedere dag dat [eiser] na betekening van het ten deze te wijzen vonnis in gebreke blijft, vermeerderd met kosten.
2.5. [eiser] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling
in conventie en in reconventie
3.1. Vanwege de samenhang zullen de conventionele en reconventionele vorderingen gezamenlijk besproken worden.
3.2. Op basis van hun wederzijdse proceshouding staat het volgende tussen partijen vast.
3.2.1. Op 24 november 2006 is overleden [erflater], hierna erflater, broer van [gedaagde]. Erflater was gehuwd [echtgenote]. Bij testament opgemaakt op 21 november 2006 is de zoon van erflater en [echtgenote], [zoon], tot enig erfgenaam benoemd en [gedaagde] tot executeur testamentair en bewindvoerder over alle aan [zoon] nagelaten of vermaakte goederen.
3.2.2. Bij beschikking van de Kantonrechter van 10 december 2007 is [gedaagde] ontheven uit zijn taak als executeur en is [eiser] tot executeur benoemd. Bij beschikking van 2 april 2008 is [gedaagde] ontheven uit zijn taak als bewindvoerder over het aan [zoon] toekomende deel van de nalatenschap van erflater en is de heer [y] als opvolgend bewindvoerder benoemd.
3.2.3. Erflater heeft bij testament aan [gedaagde] gelegateerd, tegen de inbreng in de waarde, het eigendom van het registergoed, perceel grond aan de Langstaat 14 te Halsteren (gemeente Halsteren, sectie C nummer 8763, hierna: “perceel Langstraat 14”), subsidiair het recht van vruchtgebruik op dit perceel, alsmede het eigendom van het registergoed, huis c.a., aan de Hof van de Paltz 96 te Bergen op Zoom (gemeente Bergen op Zoom, sectie F nummer 6166), hierna: “Hof van de Paltz”), subsidiair het recht van vruchtgebruik op dit goed.
3.2.4. Bij akte van 23 december 1999 zijn erflater en [gedaagde] - samengevat - overeengekomen dat indien erflater binnen 10 jaar na datering van de akte het woonhuis met toebehoren gelegen aan de Langstraat 14 te Halsteren, gemeente Halsteren, sectie C nummer 1451, zou verkopen, hij verplicht was om het meerdere van de verkoopprijs boven
fl. 180.000,= met [gedaagde] te delen (“het anti-speculatiebeding”).
3.2.5. Na splitsing is het woonhuis Langstraat 14 te Halsteren, kort voor het overlijden van erflater, verkocht aan [x] voor een bedrag van EURO 256.200,=.
3.2.6. Bij akte van 4 februari 2010 is ten behoeve van de [echtgenote] op het registergoed Hof van de Paltz een beperkt recht van vruchtgebruik alsmede op de inboedel een recht van verzorgingsvruchtgebruik gevestigd. Tevens is op het registergoed Hof van de Paltz het recht van eigendom van [zoon] gevestigd.
3.2.7. De waarde van het legaat perceel Langstraat 14 is per peildatum 24 november 2006 bepaald op EURO 295.000,=, bij taxatie verricht op 22 januari 2009.
legaat perceel Langstraat 14
3.3. [eiser] baseert zijn primaire vordering op aanvaarding door [gedaagde] van het legaat perceel Langstraat 14 en de bij taxatie vastgestelde waarde van EURO 295.000,=. [gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord gesteld het legaat te aanvaarden. Hij vordert echter een nieuwe taxatie van het perceel. De rechtbank overweegt dat [gedaagde] hierbij er aan voorbij gaat dat Langstraat 14 is getaxeerd per peildatum van het overlijden van erflater, conform de wettelijke bepalingen zoals in het testament van erflater is voorgeschreven. Gesteld noch gebleken is dat de taxatie onjuist is, zodat de rechtbank de waarde van perceel Langstraat 14 vaststelt op EURO 295.000,=.
3.4. [gedaagde] heeft ter comparitie een voorbehoud gemaakt voor het geval hij wegens financiële omstandigheden niet in staat is het legaat af te nemen. De rechtbank overweegt dat de taxatie van perceel Langstraat 14 sedert januari 2009 bekend is bij [gedaagde] en ziet geen aanleiding [gedaagde], na zijn onvoorwaardelijke aanvaarding van het legaat, een nader voorbehoud toe te staan.
3.5. De vordering in conventie onder I tot afname van het legaat door [gedaagde] wordt toegewezen. Voor het geval dat [gedaagde] nalaat om aan deze vordering te voldoen, heeft [eiser] er recht en belang bij dat de vorderingen geformuleerd in het petitum van de dagvaarding onder I subsidiair worden toegewezen. Ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding ter hoogte van het verschil tussen de vastgestelde waarde van EURO 295.000,= van het legaat en een eventuele lagere opbrengst, geldt dat [gedaagde] zich hiertegen niet heeft verweerd. Ten aanzien van de vordering tot ontruiming overweegt de rechtbank dat [gedaagde] gehouden is te verwijderen van al hetgeen hij daarop heeft aangelegd en/of gebouwd, indien hij definitief niet als eigenaar kan worden aangemerkt. De gevorderde dwangsom wordt gematigd tot EURO 150,= per dag met een maximum van EURO 5.000,=.
De primaire reconventionele vordering onder I wordt afgewezen. Ditzelfde geldt voor de subsidiaire reconventionele vordering onder I, nu vaststaat dat de waarde van het legaat perceel Langstraat 14 EURO 295.000,= bedraagt en geen EURO 147.500,=.
Onttrokken bedragen aan de nalatenschap
3.6. [eiser] stelt dat [gedaagde] bedragen heeft onttrokken aan de diverse bankrekeningen van de nalatenschap, in totaal EURO 233.749=. Van de volgende rekeningen zijn, na opnames en stortingen door [gedaagde], volgens [eiser], per saldo vanaf 24 november 2006 de volgende bedragen onttrokken:
1) 47.55.57.476 in de periode tot en met 23 oktober 2007 EURO 158.292,16
2) 46.89.71.149 in de periode tot en met 15 juli 2007 EURO 10.804,56
3) 50.85.54.446 in de periode tot en met 18 maart 2008 EURO 47.544,43
4) 44.01.81.518 (daags voor overlijden van erflater) EURO 16.000,=
5) 48.74.47.220 EURO 1.108,71
totaal: EURO 233.749,86.
3.7. [eiser] heeft verder gesteld dat:
- de bankrekening onder 1) betreft een na 24 november 2006 door [gedaagde] geopende internetspaarrekening waarover [gedaagde] het beheer had als executeur, gesteld op naam van erven [erflater], p/a [gedaagde],
- de bankrekening onder 2) betreft de privé betaalrekening van erflater, die na zijn overlijden op naam is gesteld van “boedel” en nadien “de erven” met het postadres van [gedaagde],
- de bankrekening onder 3) betreft een internetspaarrekening die door [gedaagde] na 24 november 2006 op zijn eigen naam is geopend en per 27 september 2007 op naam van de erven is gesteld met het postadres van [gedaagde],
- de bankrekening onder 4) is op naam van erflater staande rekening is,
- de bankrekening onder 5) [gedaagde]s eigen bankrekening is, waarop gelden ten behoeve van de nalatenschap, die voor overlijden van erflater op zijn rekening stonden na, overlijden niet op de rekening van de nalatenschap zijn gestort.
3.8. [eiser] heeft een overzicht van de onttrokken bedragen van de diverse bankrekeningen overgelegd (als productie XI bij dagvaarding) en onderbouwd met bankafschriften. De rechtbank constateert dat het overzicht met de bankafschriften een sluitend geheel vormt. [gedaagde] heeft, voordat de bankafschriften in het geding waren gebracht, bij conclusie van antwoord in conventie volstaan met een ontkenning bij gebrek aan wetenschap van de verschillende bedragen zoals opgesomd in productie XI. Ter comparitie heeft [gedaagde] in antwoord op een vraag over het overzicht opgenomen in de conclusie van antwoord onder 19, betreffende de verschillende bankrekeningen, verklaard dat hij sommige bankrekeningen zelf heeft geopend en dat hij als enige de bankrekeningen voor en na het overlijden van zijn broer gebruikte. De rechtbank stelt op basis van deze verklaring vast dat de opnames en stortingen als opgenomen in productie XI, waarvan thans betaling wordt gevorderd, door [gedaagde] zijn verricht. Ter comparitie heeft [gedaagde] verder verklaard dat de bedragen, waarvan gesteld wordt dat deze ten onrechte aan de nalatenschap zijn onttrokken, betreffen kosten van de bouw van de woning en andere kosten waarover met erflater is afgesproken dat deze voor rekening van de nalatenschap kwamen. De rechtbank begrijpt het verweer van [gedaagde] aldus dat hij zich beroept op de schriftelijke stukken ondertekend door erflater en hemzelf, overgelegd als producties 3 en 4 bij conclusie van antwoord in conventie. De rechtbank kan zonder nadere toelichting, die van de zijde van [gedaagde] ontbreekt, uit deze stukken echter niet opmaken welke door [gedaagde] te maken kosten met instemming van erflater, na zijn overlijden, voor rekening van de nalatenschap zouden komen. Verder heeft [gedaagde] ten aanzien van de uitgebreid gespecificeerde overzichten van opnames (productie XI) slechts een algemeen verweer gevoerd, en na indiening van de bijbehorende bankafschriften, twee weken voor de comparitie, met dit algemene verweer volstaan. Nu de bankrekeningen onder beheer van [gedaagde] stonden en hij volgens zijn eigen verklaring als enige van die rekeningen gebruik maakte in de betreffende periodes, kan hij niet volstaan met de stelling dat hij “bij gebrek aan wetenschap en met name bij gebrek aan specificaties” ontkent dat hij voor de gevorderde bedragen over de diverse bankrekeningen heeft beschikt. [gedaagde] was immers bekend met die opnames en stortingen. Het had op zijn weg gelegen zijn verweer te specificeren en nader te onderbouwen, hetgeen hij niet heeft gedaan. Aldus heeft [gedaagde] onvoldoende verweer gevoerd zodat de rechtbank op basis hiervan en de door [eiser] ingediende en sluitende overzichten (producties XI en bij behorende bankafschriften) vaststelt dat [gedaagde] ten onrechte EURO 233.749,86 aan de nalatenschap heeft onttrokken.
De hierop betrekking hebbende vordering van [eiser] onder II wordt toegewezen. Tegen de gevorderde rente met ingang van de dag der dagvaarding is geen verweer gevoerd zodat deze eveneens wordt toegewezen.
3.9. Onbetwist is dat [gedaagde] op basis van het anti-speculatiebeding, na afname van het legaat perceel Langstraat 14, aanspraak heeft op een bedrag van EURO 87.137,= en na afname van het legaat tegen EURO 295.000,= tevens aanspraak heeft op EURO 147.500,=, welke bedragen in mindering komen op de vordering van [eiser] van EURO 233.749,86 zoals geformuleerd in het petitum van de dagvaarding onder II. De rechtbank wijst deze vordering van [eiser] toe.
vruchtgebruik Hof van Paltz
3.10. [gedaagde] vordert in reconventie het legaat van vruchtgebruik op Hof van de Paltz. [eiser] heeft zich hiertegen verweerd en zich beroepen op artikel 4:29 lid 1 BW volgens welk artikel [echtgenote] een wettelijk recht heeft op vestiging van vruchtgebruik op de echtelijke woning en de inboedel, welk recht reeds ten gunste van haar is gevestigd. Verder heeft [eiser] gesteld dat [gedaagde] tijdens een bespreking, gehouden op 12 juni 2007, heeft aangegeven het legaat Hof van de Paltz niet te aanvaarden en geen aanspraak te maken op het vruchtgebruik daarvan.
3.11. De rechtbank verweegt dat vaststaat dat [echtgenote] een recht van vruchtgebruik heeft ingevolge artikel 4:29 lid 1 BW, welk recht ook tegen de legatarissen kan worden ingeroepen. Voorts staat vast dat het vruchtgebruik op de woning Hof van de Paltz en inboedel daarvan ten gunste van [echtgenote] is gevestigd bij akte van 4 februari 2010. De rechtbank stelt verder vast dat uit het besprekingsverslag van de notaris van 1 augustus 2007, overgelegd als productie XVI bij conclusie van antwoord in reconventie, blijkt dat [gedaagde] op 12 juni 2007 het legaat van volle eigendom van Hof van de Paltz niet heeft aanvaard vanwege de aanspraak van [echtgenote] op het recht van vruchtgebruik daarvan en dat het legaat van vruchtgebruik vanwege die aanspraak niet aan [gedaagde] kan worden afgegeven. Onbetwist is dat dit besprekingsverslag aan [gedaagde] is toegezonden. [gedaagde] heeft weliswaar ter comparitie verklaard daarop veelvuldig te hebben gereageerd, doch niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] vervolgens heeft aangegeven het legaat van volle eigendom van Hof van de Paltz alsnog te willen aanvaarden. Ingevolge artikel 4:29 leden 1 en 3 BW heeft [gedaagde] geen aanspraak op het legaat van vruchtgebruik van Hof van de Paltz, zodat zijn reconventionele vordering zoals thans hiervoor genummerd II wordt afgewezen.
bankafschriften
3.12. [gedaagde] vordert in reconventie onder IV (thans genummerd III) afgifte van bankafschriften. Nu deze bij conclusie van antwoord in reconventie door [eiser] in het geding zijn gebracht, heeft [gedaagde] geen belang meer bij deze vordering zodat deze wordt afgewezen.
proceskosten
3.13. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten met inbegrip van de beslagkosten. Deze kosten aan de zijde van [eiser], inclusief de kosten van het beslag, worden tot op heden in conventie en reconventie begroot op:
- deurwaarder EURO 161,82
- vast recht 1.395,=
- salaris advocaat 4.263,= (3 punten × tarief EURO 1.421,=)
- deurwaarder (beslag) 401,97
- salaris advocaat (beslag) 452,= (1 punt × tarief EURO 452,=)
Totaal EURO 6.673,79
4. De beslissing
De rechtbank
in conventie
4.1. veroordeelt gedaagde om binnen 1 maand na betekening van dit vonnis het bij testament d.d. 13 november 2006 aan hem toegekende Legaat betreffende het registergoed aan de Langstraat 14 te Halsteren, sectie C nummer 8763, af te nemen, zulks tegen inbreng van de bepaalde waarde ad EURO 295.000,=,
en voor het geval gedaagde hieraan niet binnen de gestelde termijn voldoet:
4.1.1. verklaart voor recht dat het recht op afgifte van het Legaat aan gedaagde is komen te vervallen,
4.1.2. verklaart voor recht dat het eiser vrij staat het perceel aan de Langstraat 14 te Halsteren, gemeente Bergen op Zoom, sectie C nummer 8763, te verkopen aan een derde,
4.1.3. veroordeelt gedaagde om aan de nalatenschap ten titel van schadevergoeding te voldoen het verschil tussen de vastgestelde waarde ad EURO 295.000,= en een eventuele lagere opbrengst, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit verschil vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele en uiteindelijke voldoening,
4.1.4. veroordeelt gedaagde om binnen 1 maand nadat het Legaat is komen te vervallen het perceel aan de Langstraat 14 te Halsteren, gemeente Bergen op Zoom, sectie C nummer 8763 te verlaten en te ontruimen en ontruimd te houden, onder verwijdering van al hetgeen hij daarop heeft aangelegd en/of gebouwd, alles op verbeurte van een dwangsom ad EURO 150,= per dag en voor iedere dag dat gedaagde, nalaat aan voornoemde veroordeling te voldoen, zulks met een maximum van EURO 5.000,=,
4.1.5. machtigt eiser, in het geval gedaagde niet voldoet aan 4.1.4, op kosten van gedaagde de ontruiming te doen uitvoeren en gedaagde voor dat geval te veroordelen tot betaling van de kosten daarvan binnen 1 maand nadat deze aan gedaagde in rekening zijn gebracht, bij niet betaling binnen deze termijn te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag der algehele en uiteindelijke voldoening,
4.2. veroordeelt gedaagde om aan de nalatenschap van [erflater] te voldoen de somma van EURO 233.749,86 (zegge: tweehonderddrieëendertig duizend zevenhonderd negenenveertig euro en zesentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele en uiteindelijke voldoening, dit bedrag te verminderen met een bedrag ad EURO 87.137,=, alsmede, indien gedaagde het legaat perceel Langstraat 14 afneemt, met een bedrag ad EURO 147.500,=, en, in het geval het perceel waarop het Legaat thans rust aan een derde wordt verkocht, met de helft van de opbrengst van die verkoop,
4.3. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
4.4. wijst de vorderingen af,
in conventie en in reconventie
4.5. veroordeelt gedaagde in conventie, eiser in reconventie, in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van eiser in conventie, verweerder in reconventie begroot op EURO 6.673,79,
4.6. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Bruijn en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2011.