ECLI:NL:RBBRE:2011:BV3671

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
30 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02/002286-01
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kok
  • A. van Gameren
  • J. Pick
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling zonder gemaximeerde TBS

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 30 december 2011 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van de veroordeelde. De verdediging betwistte de verlenging van de TBS, stellende dat deze gemaximeerd zou zijn tot vier jaar op basis van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van een gemaximeerde TBS, omdat de TBS was opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. De rechtbank concludeerde dat de TBS niet gemaximeerd was, en dat de vordering tot verlenging van de TBS moest worden beoordeeld.

De rechtbank overwoog dat de TBS was opgelegd voor afpersing en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank stelde vast dat de feiten, waaronder een mondelinge bedreiging en een handgebaar dat als dreigen met een wapen werd opgevat, de agressieve aard van de handelingen van de veroordeelde onderstreepten. De rechtbank oordeelde dat de TBS van de veroordeelde niet gemaximaliseerd was, en dat de vordering tot verlenging van de TBS moest worden ingewilligd.

De TBS-instelling adviseerde de TBS te verlengen met twee jaar, gezien de verslechterde psychische toestand van de veroordeelde en het hoge recidiverisico. De rechtbank volgde dit advies en oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen eisten dat de TBS met verpleging van de veroordeelde werd verlengd. De rechtbank sprak de hoop uit dat het nog uit te voeren onderzoek naar de oorzaak van de terugval van de veroordeelde zou leiden tot een nieuw behandelingsplan.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Parketnummer: 02/002286-01
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 30 december 2011
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[veroordeelde]
geboren te [plaats en datum]
thans verblijvende in het Forensisch Psychiatrisch Centrum De Woenselse Poort
1 De stukken
Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie d.d. 15 november 2011, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling (hierna TBS) met twee jaar;
- de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [veroordeelde];
- het rapport van De Woenselse Poort d.d. 24 oktober 2011, waarin het advies van de inrichting is vermeld.
2 De procesgang
Bij vonnis van de rechtbank Breda van 14 november 2002 is [veroordeelde], wegens afpersing
(feit 1) en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (feit 2), veroordeeld tot
12 maanden gevangenisstraf en TBS met dwangverpleging.
De TBS is op 24 december 2002 aangevangen.
De TBS is bij beslissing van 31 december 2010 verlengd voor een termijn van één jaar.
Tijdens het onderzoek in de openbare raadkamer van de rechtbank van 16 december 2011 is de officier van justitie gehoord.
Tevens is [veroordeelde] gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. Gremmen, advocaat te Etten-Leur.
Voorts is de getuige-deskundige mevrouw [naam deskundige], psycholoog bij De Woenselse Poort, gehoord.
3 Gemaximeerde TBS?
De officier van justitie heeft ter zitting aan de orde gesteld of - in het licht van recente jurisprudentie van het Hof te Arnhem - sprake is van een zogenaamde gemaximeerde TBS omdat niet wordt voldaan aan het criterium van artikel 38 lid 1 Wetboek van Strafrecht. Zij heeft betoogd dat feit 1 een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Er is niet alleen sprake geweest van een mondelinge bedreiging, maar ook van een handgebaar door [veroordeelde] wat zowel de aangever [slachtoffer] als de getuige [getuige] heeft opgevat als het dreigen met een (vuur)wapen. Dit non-verbale handelen van [veroordeelde] is naar zijn aard als agressief te beschouwen jegens de bedreigden. Bovendien wijst zij erop dat in de jaszak van [veroordeelde] ook daadwerkelijk een (groot) mes is aangetroffen. Dit betekent volgens de officier van justitie dat de TBS van [veroordeelde] niet gemaximeerd is en de rechtbank dient te beslissen over de vordering tot verlenging.
De verdediging heeft ter zitting betwist dat de TBS kan worden verlengd, nu de TBS, die gelet op de uitleg van artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht en het bedoelde misdrijf (feit 1), als gemaximeerd (tot vier jaar) moet worden aangemerkt.
Naar het oordeel van de rechtbank is in deze zaak geen sprake van een gemaximeerde TBS, nu de TBS is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, als bedoeld in artikel 38e lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. In de onderhavige zaak is de TBS opgelegd onder meer ter zake van afpersing en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Voor de vraag of er sprake is van een gemaximaliseerde TBS is feit 1 (afpersing) het meest van belang. Als enkel feit 2 (mondelinge bedreiging) op de tenlastelegging zou hebben gestaan dan zou dit in de huidige lijn van jurisprudentie, naar alle waarschijnlijkheid, hebben geleid tot een gemaximaliseerde TBS.
Voor wat betreft feit 1 blijkt uit de verklaringen van aangever en de getuige dat er niet alleen sprake is geweest van een mondelinge bedreiging, maar dat daarnaast ook een gebaar is gemaakt door [veroordeelde]. [Veroordeelde] heeft met zijn hand in zijn jaszak een gebaar gemaakt dat zowel aangever als de getuige hebben opgevat als dreigen met een wapen. De rechtbank merkt hierbij op dat dit een non-verbale actie is geweest die de verbale actie heeft ondersteund. De mondelinge bedreiging en het handgebaar moeten bovendien worden geplaatst in de context van de overvalsituatie welke naar zijn aard reeds bedreigend is. Dit alles maakt dat de handelwijze van [veroordeelde], zoals hiervoor is omschreven, naar zijn aard als agressief is te beschouwen tegenover aangever en de getuige. Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve voldaan het criterium van artikel 38e lid 1 van het Wetboek van Strafrecht ook zoals dit in de recente jurisprudentie van het Hof in Arnhem wordt uitgelegd. De TBS van [veroordeelde] is derhalve niet gemaximaliseerd. De rechtbank zal dan ook een beslissing nemen over de vordering tot verlenging van de TBS.
4 Het advies van de TBS-instelling
De TBS-instelling heeft geadviseerd de TBS te verlengen met twee jaar.
In het rapport van De Woenselse Poort komt naar voren dat na een behoorlijke stabiele periode van ongeveer anderhalf jaar, waarbij [veroordeelde] autonome vaardigheden had uitgebreid naar transmuraal verlof, zijn psychische conditie het afgelopen jaar dusdanig is afgegleden dat er sprake is van meerdere (gewelddadige) delicten. Zo heeft hij begeleiders met een mes en een stuk glas bedreigd, contrabande verzameld, tweemaal brand op zijn kamer gesticht, tweemaal aantoonbaar cannabis gebruikt en is hij de kliniek enkele keren ontvlucht.
[veroordeelde] is het afgelopen jaar in het kader van resocialisatie onder meer overgeplaatst naar de zorgboerderij [naam en plaats], maar dit heeft niet het gewenste resultaat opgeleverd. [veroordeelde] vertoonde aanpassingsproblemen en negatief gedrag. Hij stelde zich weinig begeleidbaar op. Bovendien bleken de doelen van [naam instelling] en [veroordeelde], zoals een adequate dagbesteding, te ver uiteen te liggen. [veroordeelde] werd uiteindelijk teruggeplaatst naar De Woenselse Poort. Er heeft daarna onder meer een crisisplaatsing in de [naam instelling 2 en plaats] plaatsgevonden vanwege enkele incidenten.
De kliniek vermeldt in haar rapport dat bij [veroordeelde] nog aan de orde zijn een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale trekken, een psychotische stoornis en een verstandelijke beperking. Het niet meer adequaat kunnen kanaliseren van angst en achterdocht lijkt volgens de kliniek de huidige kernproblematiek te zijn. De verstandelijke vermogens van [veroordeelde] worden gemakkelijker overvraagd. Daarbij wordt door de kliniek regelmatig psychotisch decompenseren en acting-out gedrag waargenomen. [veroordeelde] stelt zich voorts vijandig, impulsief, claimend en onverantwoordelijk op. Tevens beschrijft de kliniek dat het externaliseren van gedrag de afgelopen periode is toegenomen.
[veroordeelde] heeft momenteel geen dagbesteding en is onvoldoende gemotiveerd om adequate dagbesteding aan te houden.
Met de huidige opname in een gesloten kliniek en passende medicatie en begeleiding ervaart [veroordeelde] al spanningen, die leiden tot negatieve en agressieve gedragingen. De kliniek acht bij [veroordeelde] thans onvoldoende vaardigheden aanwezig om zich te kunnen handhaven in de maatschappij. Zijn sociaal netwerk is beperkt en zou ook een negatieve invloed op hem hebben. De kliniek verwacht niet dat [veroordeelde] in staat is om stresserende of complexe situaties het hoofd te bieden, zodat er een reële kans op verdere destabilisatie bestaat en terugval in middelengebruik en gewelddadige recidive. Het recidiverisico in een situatie zonder structuur en begeleiding wordt door De Woenselse Poort dan ook als hoog ingeschat.
Ter zitting heeft de getuige-deskundige [naam deskundige] bevestigd dat het laatste jaar sprake is geweest van een terugval bij [veroordeelde]. Zij toestand is nog altijd instabiel. [naam deskundige] heeft
voorts aangegeven dat de verstandelijke vermogens van [veroordeelde] nader in beeld moeten worden gebracht middels testonderzoek en een observatie. Een dergelijk onderzoek hangt af van de psychische conditie van [veroordeelde] en de uitvoering daarvan wordt op dit moment bemoeilijkt omdat hij psychotisch is, aldus [naam deskundige]. Aan de hand van de resultaten van het onderzoek kan een nieuw bejegeningsplan en uitstroomdoel worden geformuleerd, zoals ook is omschreven in het rapport van de kliniek. Zolang er niet meer duidelijkheid komt over de oorzaak van de terugval van [veroordeelde] is het niet opportuun om te kijken naar een andere kliniek, laat staan naar een ander behandelingskader.
5 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is ter zitting bij de vordering de TBS met twee jaar te verlengen gebleven. Zij heeft daarbij rekening gehouden met de verminderde psychische conditie van [veroordeelde] en de incidenten die zich in de afgelopen periode hebben voorgedaan, zoals beschreven in de rapportage van de kliniek. Voorts heeft de officier van justitie in aanmerking genomen dat aan het gevaarscriterium wordt voldaan, nu De Woenselse Poort de kans op terugval in gewelddadig gedrag buiten de inrichting hoog inschat.
Gelet op het forse recidiverisico en de omstandigheid dat de behandeling van [veroordeelde] een nieuwe vormgeving moet krijgen, acht de officier van justitie een verlenging van de TBS met twee jaar op zijn plaats.
6 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft uit het rapport van de kliniek aangehaald dat gezien het chronische karakter van de verstandelijke beperking, de psychotische stoornis en persoonlijkheidsproblematiek, [veroordeelde] naar verwachting langdurig afhankelijk zal zijn van extern aangeboden structuur. Bij het wegvallen van dit externe kader wordt de kans op recidive door de kliniek groot geacht. Om die reden wordt volgens de verdediging door de kliniek geadviseerd de TBS maatregel te verlengen met twee jaar. De verdediging is van mening dat de benodigde externe structuur ook kan worden bereikt in het kader de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ).
De verdediging verzoekt primair de TBS met dwangverpleging te beëindigen. Subsidiair verzoekt zij de dwangverpleging te beëindigen. Meer subsidiair vraagt zij de een maatregel op te leggen in het kader van de BOPZ.
7 Het oordeel van de rechtbank
Alles overwegende, volgt de rechtbank het advies van De Woenselse Poort en de mondelinge toelichting ter zitting daarop. De rechtbank ziet - met name gezien de verslechtering van de psychische toestand van [veroordeelde], de bestaande problematiek op verscheidene leefgebieden, de hoeveelheid en de aard van de incidenten in de afgelopen periode en het tot dusver niet slagen van het aangeboden resocialisatietraject - geen aanleiding om in enigerlei vorm van dit advies af te wijken en de TBS, althans de dwangverpleging, te beëindigen. Zij acht een BOPZ-regime thans niet aan de orde, nu de TBS maatregel qua veiligheid meer waarborgen biedt.
De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen, eist dat de TBS met verpleging van [veroordeelde] wordt verlengd met twee jaar.
Het door de kliniek nog uit te voeren onderzoek naar de oorzaak van de terugval van [veroordeelde] biedt een goede basis om een nieuw behandelings/begeleidingsplan op te stellen, waardoor mogelijk een positieve verandering bij [veroordeelde] in gang kan worden gezet. De rechtbank spreekt de hoop en verwachting uit dat dit onderzoek door de kliniek voorvarend zal worden opgestart.
8 De toepasselijke wetsartikelen
De beslissing berust op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.
9 De beslissing.
De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [veroordeelde] met twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. Kok, voorzitter, mr. Van Gameren en mr. Pick, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier Van Rijs en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 december 2011.
Mr. Van Gameren is niet in staat deze beslissing mede te ondertekenen.