ECLI:NL:RBBRE:2011:BV0875

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
29 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/5401
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D. Hund
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit proceskosten bestuursrecht en vergoeding voor telefonisch horen

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 29 december 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Drimmelen. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de waardering van zijn onroerende zaak en de bijbehorende aanslag onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2010. De heffingsambtenaar had op 2 december 2010 uitspraak gedaan op dit bezwaar. Tijdens de zitting op 15 december 2011 werd de gemachtigde van de belanghebbende gehoord, evenals de vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar.

De kern van het geschil betrof de vraag of de heffingsambtenaar een proceskostenvergoeding diende toe te kennen voor het telefonisch horen van de gemachtigde. De belanghebbende was van mening dat deze telefonische toelichting voor vergoeding in aanmerking moest komen, omdat dit een directe uitwisseling van standpunten betrof die voorbereiding en tijd vergde. De heffingsambtenaar daarentegen stelde dat er geen recht op vergoeding bestond.

De rechtbank oordeelde dat er in beginsel geen plaats was voor een kostenvergoeding voor het telefonisch horen. De rechtbank verwees naar de relevante wetgeving en de nota van toelichting bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, waaruit bleek dat telefonisch overleg niet gelijkgesteld kan worden aan het aanwezig zijn op een hoorzitting. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. M.J.M. Mies.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 10/5401
Uitspraakdatum: 29 december 2011
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Drimmelen,
de heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De uitspraken van de heffingsambtenaar van 2 december 2010 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking waarbij de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning), is gewaardeerd krachtens de Wet waardering onroerende zaken en de met die beschikking in één geschrift bekendgemaakte aanslag onroerende-zaakbelastingen 2010.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 december 2011 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], en namens de heffingsambtenaar, [gemachtigde].
1. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2. Gronden
2.1. In geschil is enkel het antwoord op de vraag of de heffingsambtenaar voor het telefonisch horen van de gemachtigde een proceskostenvergoeding volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) toe dient te kennen. Belanghebbende beantwoordt de vraag bevestigend, de heffingsambtenaar beantwoordt de vraag ontkennend.
2.2. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat voornoemde telefonische mondelinge toelichting voor vergoeding in aanmerking dient te komen omdat dit ook een directe uitwisseling van standpunten tussen gehoorde en hoorder betreft en wel degelijk voorbereiding en tijd van de gemachtigde vergt die dan niet voor vergoeding in aanmerking zou komen. Belanghebbende verwijst voor haar standpunt naar uitspraken van de rechtbanken Groningen, 11 juni 2006, LJN: AY5186, en ‘s-Hertogenbosch, 5 september 2011, LJN: BT2777, beide gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
2.3. De rechtbank is van oordeel dat voor een kostenvergoeding, zoals belanghebbende voorstaat, in beginsel geen plaats is. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat noch naar de letter, noch naar de strekking telefonisch overleg kan gelden als het aanwezig zijn ter hoorzitting. Niets wijst er ook op dat de Besluitgever tegemoet heeft willen komen in de kosten die worden gemaakt in verband met het telefonisch horen. De rechtbank verwijst hierbij naar onderdeel A4 van de bijlage van het Besluit waarin het telefonisch toelichten van het bezwaarschrift niet uitdrukkelijk als voor vergoeding in aanmerking komende proceshandeling is genoemd. De rechtbank verwijst ook naar de nota van toelichting bij het Besluit van 25 februari 2002 (Staatsblad 2002, 113, hierna de Nota) waaruit duidelijk blijkt dat de term “hoorzitting” als bedoeld in onderdeel A4 van de bijlage van het Besluit niet ziet op situaties waarin het uitwisselen van standpunten in de bezwaarfase op een andere wijze plaatsvindt dan door middel van het lijfelijk aanwezig zijn op een ter zake belegde zitting.
2.4. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.
2.5. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 29 december 2011 door mr. D. Hund, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Mies, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 2 januari 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.