zaaknummer: 683914 \ MB VERZ 11-151
uitspraak: 24 november 2011
beslissing ex artikel 13 Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
1. Het verloop van de procedure
Bij initiële beschikking van 26 oktober 2010 is aan betrokkene een sanctie opgelegd van € 160,00, vermeerderd met € 6,00 administratiekosten, ter zake van “een verdrijvingsvlak gebruiken”, begaan op maandag 11 oktober 2010 om 16.05 uur te Roosendaal aan de Gastelseweg (feitcode R618).
Tegen deze beschikking is betrokkene op 6 december 2010 bij de officier van justitie in beroep gekomen.
De officier van justitie heeft het beroep van betrokkene ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 31 januari 2011 aan betrokkene verzonden.
Tegen deze beslissing van de officier van justitie heeft betrokkene op 11 maart 2011 beroep aangetekend.
De zaak is behandeld op de openbare zitting van 24 november 2011, waar namens de officier van justitie de CVOM-vertegenwoordiger en betrokkene zijn verschenen.
2. Het standpunt van betrokkene
Betrokkene voert aan dat er sprake is van bijzondere omstandigheden. Zij is gedupeerd, omdat er een doos met scherpe inhoud op de weg lag, waar zij niet meer voor kon uitwijken. Er reed verkeer achter haar en zij probeerde op de rechterbaan in te voegen. Het drukke verkeer liet betrokkene er niet tussen en op het laatste moment kon betrokkene rechts invoegen. Bovendien heeft de verbalisant vanuit zijn positie op de weg niet kunnen zien of betrokkene over het verdrijvingsvlak is gereden, aldus betrokkene.
Betrokkene heeft ter zitting haar standpunt nader toegelicht en heeft ter zitting nog aangevoerd dat haar voorganger langzaam in voegde, waardoor betrokkene zich er tussen moest wringen.
3. De nadere zienswijze van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het volgende overgelegd:
- Een op ambtseed op 20 september 2011 door P.J.M. Goorden, brigadier, Verkeers-
handhavingsteam van Regiopolitie Midden en West-Brabant, opgemaakt proces-verbaal.
- Een afschrift van de aankondiging van beschikking waarop - voor zover thans van belang - staat vermeld:
“Reed over verdrijvingsvlak en wrong zich tussen voorganger en na hem rijdend vrtg (de kantonrechter leest: voertuig) Zag remlichten van auto achter hem oplichten. Verbalisant in burgerauto + in burger”
De officier van justitie handhaaft het eerder ingenomen standpunt en voegt daar nog aan toe dat betrokkene het voorval met de lege doos op de weg en het invoegen - waarbij de verweten gedraging is verricht - samenvoegt. Dit betreffen echter twee afzonderlijke situaties.
4.1 De termijnen en formaliteiten zijn in acht genomen.
4.2 Op grond van de inhoud van het zaakoverzicht de inhoud van het aanvullende ambtsedige opgemaakte proces-verbaal van 20 september 2011 en de aankondiging van beschikking, is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende komen vast te staan dat de verweten gedraging is verricht.
De kantonrechter overweegt dat op grond van vaste jurisprudentie geldt dat de weergave van de ambtsedige verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht van het CJIB, in beginsel voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging die betrokkene wordt verweten. Dat is pas dan anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de weergave van de ambtsedige verklaring in het zaakoverzicht, dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken. Dergelijke feiten en / of omstandigheden zijn door betrokkene niet aangevoerd en zijn ook anderszins niet gebleken. Er bestaat dus geen reden tot twijfel aan de juistheid van de constatering van de verbalisant.
Dat aan betrokkene door het overige verkeer geen ruimte werd gegeven om eerder in te voegen, komt voor rekening en risico van betrokkene en vormt geen reden voor matiging van de sanctie. Betrokkene had op de geldende verkeersregels moeten anticiperen en had met de verkeerssituatie rekening moeten houden, zodat zij tijdig in kon voegen en het verdrijvingvlak niet had hoeven gebruiken. Nu betrokkene dit niet heeft gedaan, komt dit voor haar rekening en risico. Dat er eerder op de weg een lege doos lag, doet niet af aan het feit dat betrokkene over het verdrijvingsvlak is gereden. Derhalve is er terecht een sanctie opgelegd.
4.3 Het beroep is dan ook ongegrond.
verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.E.M. Verjans en uitgesproken ter openbare zitting.
Wanneer de bij deze beslissing opgelegde sanctie meer bedraagt dan € 70,00 staat ingevolge artikel 14 WAHV tegen deze uitspraak hoger beroep open binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending bij het gerechtshof te Leeuwarden. Het beroepschrift dient ingezonden te worden bij deze sector van de rechtbank (Postbus 118, 4600 AC Bergen op Zoom). De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.