ECLI:NL:RBBRE:2011:BV0395

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
9 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
683976 mb 11-157
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen sanctie voor stilstaan in strijd met verkeersvoorschrift

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een sanctie die aan betrokkene is opgelegd wegens het stilstaan in strijd met verkeersvoorschrift E2. De sanctie, opgelegd op 6 december 2010, betrof een boete van € 60,00, vermeerderd met € 6,00 aan administratiekosten, voor een gedraging die op 17 november 2010 om 08:43 uur te Etten-Leur zou hebben plaatsgevonden. Betrokkene heeft tegen deze beschikking beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene op 6 juni 2011 opnieuw beroep aangetekend, wat leidde tot een openbare zitting op 24 november 2011.

Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat hij op de betreffende datum niet ter plaatse was en dat zijn voertuig niet in Etten-Leur was. Hij heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder een urenstaat van zijn werkgever en een agenda, ter ondersteuning van zijn standpunt. De officier van justitie heeft, na het horen van de argumenten van betrokkene, voorgesteld het beroep gegrond te verklaren, omdat er voldoende twijfel bestond over de juistheid van de verweten gedraging.

De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat de termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen. De rechter heeft overwogen dat, hoewel de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging, betrokkene voldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die aanleiding geven tot twijfel aan de juistheid van de constatering. Hierdoor is niet voldoende vast komen te staan dat de auto van betrokkene op de betreffende tijd en plaats aanwezig was.

De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en de officier van justitie opgedragen de betaalde sanctie en kosten aan betrokkene terug te betalen. Tevens is betrokkene een proceskostenvergoeding toegekend voor zijn reiskosten en verletkosten.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector kanton
Locatie Bergen op Zoom
zaaknummer: 683976 \ MB VERZ 11-157
cjib-nummer: [nummer]
registratienummer: R61349
uitspraak: 24 november 2011
beslissing ex artikel 13 Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van:
betrokkene: [betrokkene]
adres: [adres]
1. Het verloop van de procedure
Bij initiële beschikking van 6 december 2010 is aan betrokkene een sanctie opgelegd van € 60,00, vermeerderd met € 6,00 administratiekosten, ter zake van “een voertuig laten stilstaan in strijd met bord E2 (verbod stilstaan)”, begaan op woensdag 17 november 2010 om 08.43 uur te Etten-Leur aan de Julianalaan (feitcode R585).
Tegen deze beschikking is betrokkene op 14 december 2010 bij de officier van justitie in beroep gekomen.
De officier van justitie heeft het beroep van betrokkene ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 16 mei 2011 aan betrokkene verzonden.
Tegen deze beslissing van de officier van justitie heeft betrokkene op 6 juni 2011 beroep aangetekend.
De zaak is behandeld op de openbare zitting van 24 november 2011, waar namens de officier van justitie de CVOM-vertegenwoordiger en betrokkene zijn verschenen.
2. Het standpunt van betrokkene
Betrokkene heeft aangevoerd dat hij de gedraging niet heeft begaan. Hij is met zijn auto met kenteken [X] op 17 november 2010 naar zijn werk in Didam gereden en is daar de hele dag geweest. Ter onderbouwing legt hij een urenstaat van zijn werkgever over.
Betrokkene heeft ter zitting zijn standpunt nader toegelicht en nog aangevoerd dat hij nog nooit in Etten-Leur is geweest. Betrokkene heeft een agenda bij van vorig jaar waarin de afspraken van zowel zijn vrouw als hem staan vermeld. Ter onderbouwing legt betrokkene nog een tweetal verklaring over dat hij aan het werk was. Bovendien had hij zijn voertuig niet uitgeleend. Betrokkene verzoekt om een proceskostenvergoeding.
3. De nadere zienswijze van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, gelet op de door betrokkene aangevoerde feiten en omstandigheden, ter zitting voorgesteld het beroep gegrond te verklaren nu er voldoende twijfel bestaat of de verweten gedraging is verricht.
4. De beoordeling
4.1 De termijnen en formaliteiten zijn in acht genomen.
4.2 Artikel 5 Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) bepaalt dat wanneer is vastgesteld dat een gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, maar niet meteen is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, de administratieve sanctie wordt opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven.
Het gaat het er dus niet om of betrokkene zelf op de in de beschikking vermelde tijd en plaats is geweest, maar om de vraag of voldoende vaststaat dat de auto waarvan het kenteken op dat moment op naam van betrokkene stond daar is geweest en of daarmee de vermelde gedraging is verricht. De kantonrechter overweegt dat op grond van vaste jurisprudentie geldt dat de weergave van de ambtsedige verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht van het CJIB, in beginsel voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging die betrokkene wordt verweten. Dat is pas dan anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de weergave van de ambtsedige verklaring in het zaakoverzicht, dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
Dergelijke feiten en / of omstandigheden zijn naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aangevoerd door betrokkene. Er bestaat dus reden tot twijfel aan de juistheid van de constatering van de verbalisant. Derhalve is onvoldoende vast komen te staan dat de auto waarvan het kenteken op dat moment op naam van betrokkene stond daar is geweest en dat daarmee de vermelde gedraging is verricht.
4.3 Het vorenstaande betekent dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
4.4. Betrokkene heeft verzocht om een proceskostenvergoeding van in totaal € 134,60 voor brandstof, telefoontjes, envelop en postzegels en een snipperdag om ter zitting aanwezig te zijn.
4.5 Op grond van artikel 1, eerste lid onder c Besluit proceskosten bestuursrecht jo. artikel 11, eerste lid, onderdeel c, Besluit Tarieven in Strafzaken 2003 een vergoeding voor reiskosten in aanmerking. Nu betrokkene om een bedrag van € 24,00 heeft verzocht, zal de kantonrechter dit bedrag toewijzen.
Op grond van artikel 1, eerste lid onder d Besluit proceskosten komt als vergoeding voor verletkosten in aanmerking een bedrag van € 105,60.
5. De beslissing
De kantonrechter:
verklaart het beroep gegrond.
vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie;
draagt de officier van justitie op het bedrag van de zekerheidstelling ter hoogte van € 66,00 (inclusief € 6,= adminstratiekosten),aan betrokkene terug te betalen;
draagt de officier van justitie op het bedrag aan reiskosten ter hoogte van € 24,= aan betrokkene te betalen;
draagt de officier van justitie op het bedrag aan verletkosten ter hoogte van € 105,60 aan betrokkene te betalen
Deze beslissing is gegeven door mr. W.E.M. Verjans en uitgesproken ter openbare zitting.
Wanneer de bij deze beslissing opgelegde sanctie meer bedraagt dan € 70,00 staat ingevolge artikel 14 WAHV tegen deze uitspraak hoger beroep open binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending bij het gerechtshof te Leeuwarden. Het beroepschrift dient ingezonden te worden bij deze sector van de rechtbank (Postbus 118, 4600 AC Bergen op Zoom). De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Datum toezending: