RECHTBANK BREDA
Wrakingkamer
Procedurenummer: 243567 HA RK 11-270
Uitspraakdatum: 22 december 2011
Beslissing inzake het wrakingverzoek, ex artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering, van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen verzoeker,
curator: mr. drs. X.Z.J.W.M. van der Aa.
Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
- het proces-verbaal van het verhoor van verzoeker van 23 november 2011 waarin wordt vermeld het door verzoeker mondeling gedane verzoek tot wraking van
mr. C. Wallis, kantonrechter bij deze rechtbank, en
- het proces-verbaal van de behandeling van het wrakingverzoek door de wrakingkamer ter zitting van 12 december 2011. Bij deze behandeling waren aanwezig verzoeker, zijn curator mr. drs. X.Z.J.W.M. van der Aa en mr. Wallis voornoemd.
Het verzoek strekt tot wraking van mr. Wallis voornoemd, in zijn hoedanigheid van kantonrechter belast met de behandeling van het verzoek van verzoeker, geregistreerd onder nr. 663883OV VERZ 11-3620.
Mr. Wallis, verder te noemen de kantonrechter, berust niet in het verzoek tot wraking.
3. De gronden van het wrakingverzoek
3.1. Verzoeker heeft op 31 mei 2011 een verzoekschrift ingediend ter opheffing van zijn ondercuratelestelling.
3.2. Bij brief van 15 juni 2011 heeft de curator de kantonrechter meegedeeld dat en waarom verzoeker zijns inziens node een beschermende maatregel kan missen.
3.3. Op 19 september 2011 is verzoeker door de kantonrechter gehoord. Daarbij was tevens de curator aanwezig.
3.4. Bij brief van 26 september 2011 heeft de curator de kantonrechter geïnformeerd dat verzoeker na de nodige commotie ontslag had genomen bij zijn werkgever.
3.5. Op 31 oktober 2011 heeft de curator een fax aan de kantonrechter gezonden waarin staat dat opzegging van de huurovereenkomst van verzoeker aan de orde is. De curator legt aan de kantonrechter voor de curatele niet op te heffen en bijvoorbeeld over een half jaar, nadat de schuldsanering in gang is gezet en voor vervangend inkomen is gezorgd, een en ander weer te bezien.
3.6. De kantonrechter heeft bepaald dat verzoeker nogmaals moest worden gehoord. Dit is, in aanwezigheid van de curator, gebeurd op 23 november 2011. Tijdens de mondelinge behandeling heeft verzoeker zijn wrakingverzoek gedaan.
3.7. Verzoeker heeft tijdens de zitting van 23 november 2011 twee wrakinggronden aangevoerd, te weten een fout die volgens hem is opgenomen in het vonnis van de kantonrechter van 15 augustus 2007 (zaaknummer 451624 CV 07-4910), alsmede de hele rechtsgang met betrekking tot de ondercuratelestelling.
Ter zitting van 23 november 2011 heeft verzoeker de wrakinggronden als volgt toegelicht. In genoemd vonnis van 15 augustus 2007 staat in het bedrag van de buitengerechtelijke kosten een typefout waardoor het lijkt of deze meer dan een miljoen euro belopen. Verzoeker wil dat deze typefout wordt hersteld. Zijn grief met betrekking tot de ondercuratelestelling heeft betrekking op de omstandigheid dat de procedure naar zijn mening veel te lang duurt. Verzoeker wil een onderneming beginnen en zolang de ondercuratelestelling niet is opgeheven, wordt hij daarin belemmerd.
4. Het standpunt van de kantonrechter
4.1. De kantonrechter heeft aangevoerd dat de door verzoeker bedoelde typefout in genoemd vonnis van 15 augustus 2007 in werkelijkheid is opgenomen in de dagvaarding, die aan het vonnis is gehecht, en dat hij geen verantwoording draagt voor de tekst daarvan. Deze typefout, zo stelt de kantonrechter, heeft geen gevolgen nu het vonnis op basis van het petitum is gewezen en het bedrag van de buitengerechtelijke kosten in het petitum wel correct is opgenomen. De curator onderschrijft deze stellingen.
4.2. Aangaande de procedure tot opheffing van de ondercuratelestelling merkt de kantonrechter op dat er enkele complicerende factoren spelen. Zo heeft de curator verzocht om van zijn taak te worden ontheven en twee aangezochte vervangers wilden niet op het aanbod ingaan. Bovendien bleek dat de curator geld had geleend aan verzoeker, wat op zijn zachtst gezegd ongebruikelijk is en de nodige vragen opriep. Tot slot had de kantonrechter niet de beschikking over een verklaring van een psychiater waaruit blijkt dat de geestelijke gezondheid van verzoeker is genormaliseerd. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de procedure tot nu toe niet abnormaal lang geduurd. De curator merkt op dat de kantonrechter zijns inziens uiterst zorgvuldig te werk is gegaan.
5.1. Gelet op artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dient in een wrakingprocedure te worden beslist of er sprake is van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
5.2. Bij de beoordeling van een verzoek om wraking dient, volgens vaste jurisprudentie, voorop gesteld te worden dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn. Dit lijdt slechts uitzondering indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.3. De typefout in de dagvaarding welke is gehecht aan genoemd vonnis van de kantonrechter duidt naar het oordeel van de wrakingkamer, naar objectieve maatstaven gemeten, op geen enkele wijze op de schijn van vooringenomenheid. Zoals de kantonrechter met juistheid stelt, is het in het petitum opgenomen bedrag aan buitengerechtelijke kosten, welk bedrag geen typefout bevat, doorslaggevend. Hierdoor is niet anders beslist dan bedoeld. De typefout in de dagvaarding heeft aldus rechtens geen gevolgen en niet valt in te zien hoe in verband met dit vonnis de onpartijdigheid van de kantonrechter schade zou kunnen leiden.
5.4. Voorts overweegt de wrakingkamer dat niet is gebleken dat de procedure tot opheffing van de ondercuratelestelling van verzoeker uitzonderlijk lang heeft geduurd. Een zorgvuldige behandeling van de zaak brengt mee de procedure enige tijd in beslag neemt. Bovendien deden zich, zoals door de curator is bevestigd, enkele complicerende factoren voor. Aldus kan niet worden gesteld dat door de duur van de procedure de schijn van vooringenomenheid is gewekt.
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven op 22 december 2011 door mr. T. Peters, voorzitter, mr. D. Hund en mr. H.W.M. Pulskens, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. I. van Wijk, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.