ECLI:NL:RBBRE:2011:BU9915

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
22 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
635363 ov 10-5391 en 690192 ov 11-5456
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing tot ambtshalve opheffing van de ondercuratelestelling van curanda

In deze zaak heeft de kantonrechter te Breda op 22 december 2011 een beschikking gegeven betreffende de ondercuratelestelling van curanda. Het verzoek tot ontslag als curator werd ingediend door de curator, die aangaf dat curanda door haar gedrag de uitvoering van zijn taken frustreert. De kantonrechter heeft vastgesteld dat, hoewel de redenen voor de ondercuratelestelling nog steeds aanwezig zijn, curanda niet langer aan te sturen is. Dit leidde tot de conclusie dat er geen andere curator beschikbaar is om het dossier over te nemen, en dat de beperkingen voor een noodzakelijke psychiatrische behandeling van curanda ook niet opgelost kunnen worden via de Wet BOPZ.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling de situatie van curanda en de rol van de curator uitvoerig besproken. Curanda, die onder curatele was gesteld sinds juni 2010, heeft herhaaldelijk geweigerd om samen te werken met de curator en heeft geen medewerking verleend aan de uitvoering van de curatele. De kantonrechter heeft ook de zorgen van de betrokken gezinsvoogd en de gemeente over de situatie van curanda in overweging genomen. Ondanks pogingen om een andere curator te vinden, was er niemand bereid om de taak over te nemen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter besloten om de ondercuratelestelling ambtshalve op te heffen, met ingang van 1 januari 2012. De curator is verplicht om deze uitspraak binnen tien dagen te publiceren in de Staatscourant en in twee aangewezen dagbladen. De beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld door belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
team kanton Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 635363 OV VERZ 10-5391 en 690192 OV VERZ 11-5456
beschikking d.d. 22 december 2011 op een verzoek tot ontslag als curator betreffende de ondercuratelestelling van:
[curanda], wonende te Roosendaal,
gemachtigde: mr. A.M.S. Moeniralam, advocate te Roosendaal,
hierna te noemen curanda.
1. Het verloop van het geding
1.1 De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de beschikking van de kantonrechter te Bergen op Zoom van 18 juli 2011, met alle daarin vermelde stukken;
b. de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling ter zitting op 9 augustus 2011;
c. de berichtgeving naar de rechtbank van de curator met betrekking tot de ontwikkelingen in het curateledossier van curanda;
d. de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling ter zitting op 13 december 2011;
e. de, zoals toegezegd op de zitting van 13 december jl., nagezonden informatie door [curator]
1.2 De inhoud van deze stukken geldt als hier ingelast.
1.3 Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. curanda;
2. de curator.
2. Het verzoek
Het verzoek strekt tot ontslag als curator over bovengenoemde curanda.
3. De beoordeling
3.1 Bij beschikking van 24 juni 2010 van de kantonrechter te Bergen op Zoom is curanda onder curatele gesteld.
3.2 Aan het verzoek wordt -kort gezegd- ten grondslag gelegd dat de oorzaken die tot de ondercuratelestelling van curanda hebben geleid nog wel bestaan, maar dat curanda niet langer aan te sturen is.
3.3 Op grond van de gedingstukken, waaronder de diverse correspondentie van de belanghebbenden en het verhandelde ter zitting, is de kantonrechter van oordeel dat hoewel de oorzaken die tot de curatele aanleiding hebben gegeven nog steeds aanwezig zijn, curanda het de curator onmogelijk maakt zijn functie correct uit te voeren. Het verzoek tot het beëindigen van de ondercuratelestelling zal dan ook hierna worden toegewezen.
3.4 Bij beschikking van 18 juli 2011 heeft de kantonrechter het verzoek tot opheffing nog afgewezen. Curanda gaf toen al aan geen enkele medewerking te zullen geven aan de uitvoering van de curatele door de huidige curator. De kantonrechter heeft destijds getracht een andere curator te zoeken. In de veronderstelling dat curanda wellicht meer medewerking zou verlenen aan een vrouwelijke curator is toen een tweetal vrouwelijke curatoren benaderd. Ook is nog een derde curator benaderd. Van de benaderde curatoren bleek echter niemand bereid om dit curateledossier over te nemen. De gemachtigde van curanda heeft ook toen erkend dat de curator zijn taak als curator op goede wijze uitoefent. De curator was toen nog bereid om zijn taak als curator voort te zetten. Om die reden is de bestaande curatele toen in zijn geheel gehandhaafd. Inmiddels heeft de huidige curator echter moeten erkennen dat hij als gevolg van het eigenzinnige handelen van curanda voortdurend achter de feiten aanloopt. Feiten die hij niet meer kan verhelpen en waarvoor hij ook niet langer de verantwoording wenst te dragen. De huidige curator heeft daarom schriftelijk verzocht om hem van zijn taak als curator te ontheffen.
3.5 Gelet hierop heeft de kantonrechter de mondelinge behandeling van 13 december 2011 bepaald. Tijdens deze mondelinge behandeling is verschenen curanda, bijgestaan door haar advocate mr. Moeniralam, en de curator. Ter zitting is uitgebreid stilgestaan bij wat is voorgevallen sinds het wijzen van de beschikking van 18 juli 2011. Hierbij blijkt volgens de kantonrechter opnieuw dat curanda -kort gezegd- niet is aan te sturen. Goed bedoelde adviezen met betrekking tot haar doen en laten worden in de wind geslagen. Ook mr. Moeniralam geeft aan dat zij in feite geen controle over haar cliënte heeft. Volgens haar heeft haar cliënte een eigen sterke wil, gaat zij haar eigen weg op basis van haar gedachten wat goed voor haar is. Hierbij wordt curanda volgens haar beïnvloed door een aantal “kennissen”. Mr. Moeniralam zegt haar cliënte daarin niet te kunnen tegenhouden.
3.6 Curanda woont inmiddels weer samen met een nieuwe vriend. Als gevolg van dit samenwonen heeft de gemeente, afdeling Sociale Zaken, op 19 december 2011 telefonisch aan de curator kenbaar gemaakt, dat de huidige bijstandsuitkering van curanda met onmiddellijke ingang zal worden gestopt. De gemeente heeft achterhaald dat de nieuwe vriend een WAO-uitkering ontvangt via het UWV. Curanda wordt niet langer gezien als een alleenstaande vrouw. De WAO-uitkering van de vriend zal in mindering worden gebracht op een eventueel te verkrijgen nieuwe uitkering.
3.7 Ook de zorg bij de Jeugdbescherming Roosendaal is groot. Curanda heeft drie minderjarige kinderen die onder voogdij staan. De betrokken gezinsvoogd, de heer [Y], schrijft in zijn brief aan de curator van 4 augustus 2011 onder meer dat “mevrouw knokt tegen alles waarmee zij in aanraking komt”. Dit is naar het oordeel van de kantonrechter een treffende omschrijving van het handelen van curanda.
3.8 Op 8 augustus 2011 schrijft [X], woonconsulente van Het Punt te Roosendaal, aan de curator, dat op 4 augustus 2011 een inspectie van de woning van curanda heeft plaatsgevonden. Hierbij is een “onhygiënische situatie om in te wonen” aangetroffen.
Er hing onder meer een ondraaglijke stank van ontlasting van de aanwezige huisdieren. Volgens de betrokken woonconsulente levert dit zelfs gevaar voor de gezondheid van de buren op. Curator wordt verzocht om hier iets aan te doen.
3.9 Deze en andere omstandigheden rond de persoon van curanda zijn voor curator aanleiding geweest om -na toestemming van de kantonrechter- hierover contact op te nemen met de officier van justitie. Dit omdat hij en ook de kantonrechter zich ernstig zorgen maken over de psychische toestand van betrokkene. Hierbij is gekeken naar de mogelijkheden binnen de Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (hierna: Wet BOPZ) om mogelijk tot een gedwongen behandeling van curanda te komen. De betrokken officier van justitie heeft GGZWNB opdracht gegeven om curanda te benaderen voor een psychiatrisch onderzoek. Dit verzoek heeft echter tot op heden tot niets geleid omdat GGZWNB voor een dergelijk onderzoek -volgens haar- afhankelijk is van de medewerking van curanda. De kantonrechter verwacht uiteindelijk niets van de mogelijkheden binnen de Wet BOPZ. Deze wet regelt de onvrijwillige opneming van personen vanaf 12 jaar die een gevaar voor zichzelf of anderen vormen, dat voortvloeit uit een geestelijke stoornis. Vereist is verder dat gevaar niet op andere wijze dan door opneming kan worden afgewend en dat betrokkene niet vrijwillig kan worden opgenomen.
3.10 In de praktijk blijkt tussen de vrijwillige en onvrijwillige opneming een enorm grijs gebied te liggen waarbinnen een curator (of mentor) en daarmee ook de kantonrechter (de rechtbank) in het kader van zijn toezicht niets kan. Om problemen van een rechthebbende (zeker op vermogensrechtelijk gebied) op te lossen is een stabilisering van de persoon van rechthebbende een eerste vereiste. De aanwezigheid van een geestelijke stoornis maakt vaak dat de betrokkene zelf niet inziet c.q. kan inzien dat hij/zij psychiatrische behandeling nodig heeft. In dit soort situaties is het juist de taak van de curator of mentor om namens rechthebbende een dergelijke psychiatrische behandeling te initiëren. Binnen de geestelijke gezondheidszorg lopen de curator en de mentor echter steeds (vaker) tegen “een muur aan”. In die zin dat er binnen de geestelijke gezondheidszorg weinig begrip en weinig kennis bestaat wat betreft de wettelijke positie van de curator en de mentor. Een noodzakelijke psychiatrische behandeling -slechts mogelijk op basis van vrijwilligheid bij de te behandelen persoon- leidt vaak tot niets. Resultaat is immers dat deze behandeling niet plaatsvindt c.q. na de start wordt afgebroken. Zo ook in deze zaak! Voor de kantonrechter resteert helaas geen andere mogelijkheid dan de onderhavige curatele ambtshalve op te heffen.
3.11 Op grond van artikel 1:389 BW eindigt de curatele bij het in kracht van gewijsde gaan van deze beschikking.
3.12 De kantonrechter zal hierna voorts verstaan, dat een kopie van deze beschikking wordt gezonden aan de Griffier van de Rechtbank te ’s-Gravenhage in verband met aantekening in het Curateleregister.
3.13 Ex art. 1:390 BW is curator gehouden om deze uitspraak tot opheffing van de ondercuratelestelling binnen tien dagen te publiceren in de Staatscourant alsmede in twee door de kantonrechter aan te wijzen dagbladen. Ingeval curator daarmede nalatig is, is hij zelf hoofdelijk gehouden aan derden de daardoor veroorzaakte schade te vergoeden. Curator dient zo spoedig mogelijk na publicatie, aan de griffier van deze rechtbank, bewijsstukken te sturen waaruit blijkt dat hij aan bovengenoemde publicatieverplichting heeft voldaan.
4. De beslissing
De kantonrechter:
- heft ambtshalve -met ingang van 1 januari 2012- op de curatele ten aanzien van [curanda], geboren te [geboorteplaats en -datum], ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Roosendaal;
- bepaalt dat curator deze uitspraak tot opheffing van de ondercuratelestelling binnen tien dagen publiceert in de Staatscourant en wijst aan als dagbladen waarin deze uitspraak door curator moet worden bekend gemaakt:
- het dagblad "Algemeen Dagblad" te Rotterdam en
- het dagblad "BN-De Stem" te Breda.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 december 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeslissing betreft hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch.
verzonden op: